François Beukelaers
"Alles is spel. Hoe jonger we zijn, hoe bruter we het spelen"
Als rebelse jonge snaak liet François Beukelaers (78) zich opmerken bij Herman Teirlinck. Zelf inmiddels een theatermonument, heeft hij nog steeds die onverholen, scherpe kijk op het leven. Wat hem betreft, mag de jeugd van vandaag veel dwarser liggen en Brussel - die 'construction impossible' - zo stilaan wel eens een deftige burgemeester krijgen. "Allemaal hebben ze de stad meer slecht dan goed gedaan."
Over mijn achillespees zullen we het niet hebben", zegt François Beukelaers nog voor we goed en wel geïnstalleerd zijn in zijn lichtrijke zitkamer in Ukkel. En meteen vertelt hij kort en bondig de gezondheidssaga die hem de laatste maanden aan zijn huis gekluisterd houdt. "Op een ochtend werd ik wakker met een gescheurde achillespees. Accidentje. Niet van mij. Van de pillen die ik tegen prostaatproblemen neem. Een van de zeldzame bijwerkingen is dat die pees dus kan scheuren. Ik heb het zitten. Ik kan al maanden niet stappen, je kunt niet lopen zonder ressort in je voet. En een operatie is om allerlei redenen niet aan de orde. Maar goed. Soit. Bon. Enfin."
Waarover we het dan wel zullen hebben? Over het belang van spelen. Over het invullen van die ruimte die podium heet. En over de architecturale ruimte, het vormgeven met lijnen, dat ook. Want toen de jonge, Brusselse Beukelaers zich in 1957 inschreef aan de kunstschool van Ter Kameren, dacht hij nog steeds dat hij zijn leven met architectuur ging vullen. Hij wilde architect worden, de ruimte vorm geven met gebouwen en ontwerpen. Net zoals Henry van de Velde, de eerste directeur van de Nationale Hogeschool voor Architectuur en Sierkunsten van Ter Kameren. Maar dat was buiten de tweede directeur gerekend: Herman Teirlinck. Teirlinck, schrijver, toneelfanaat en eveneens docent in Ter Kameren, spreekt de student architectuur aan, nadat hij hem aan het werk heeft gezien in het door Beukelaers zelf opgerichte toneelgezelschap van de school. Beukelaers: "We waren met een groep jongemannen. We zaten vol energie. We wilden iets doen. We hadden een basketbalploeg op poten kunnen zetten. Het werd een toneelgezelschap."
Enkele jaren na deze persoonlijke audiëntie bij Teirlinck zit Beukelaers in diens Studio van het Nationale Toneel in Antwerpen. Nog een paar jaar later is hij professioneel acteur én treedt hij in de Antwerpse KNS aan als regisseur. Daarna gaat hij zelf les geven aan studenten van de Studio (waaronder Johan Leysen, Gène Bervoets, ...) én aan die van het Franstalig, Brussels equivalent ervan, het INSAS.
Toch is architectuur ook vandaag bij Beukelaers nooit veraf. The Wrong House, The Architecture of Alfred Hitchcock is slechts één boek dat in een fauteuil - van Le Corbusier - in zijn woonkamer rondslingert. François Beukelaers: "Ik heb me altijd door beeldende kunstenaars laten omringen en inspireren. Kunstenaars, beeldhouwers en schilders, waren mijn vrienden, vroeger al. Ik kwam met hen in contact via Ter Kameren, maar ook via het toen vermaarde Brusselse kunstencentrum Taptoe, dat - ik spreek dan over de tweede helft van de jaren vijftig, met de wereldtentoonstelling in het verschiet - een expositieruimte en een café had en waar je niet zomaar binnen geraakte, je moest er mensen kennen, kunstenaars. Ik heb er de schilder Maurice Wyckaert, trouwens een van de medestichters van Taptoe, ontmoet en ben altijd met hem bevriend gebleven. Of denk aan Etienne Elias. André Delvaux. Beeldhouwer Roel D'Haese, die tot aan zijn dood mijn beste vriend was... En Chris Yperman, de schrijfster die met D'Haese zou trouwen en van wie ik, in mijn beginjaren, enkele romans tot een toneelstuk heb verwerkt. (zwijgt een poos)
In onze tweede reeks 'Meesters van het doek' vraagt Margot Vanderstraeten zeven film- en theatergrootheden de kleren van het lijf. Hun ziel leggen ze bloot voor de lens van Stephan Vanfleteren. Vandaag: François Beukelaers
"Hier achter me hangt een werk van Philippe Vandenberg. Philippe was een zeer goede vriend. Hij had een weekend bij ons, hier in Ukkel, doorgebracht. Hij is na afloop naar huis gegaan. Hij heeft zich opgehangen. Het is zeven jaar geleden nu. Ik heb heel lang moeten boksen tegen de onomkeerbaarheid van zo'n afscheid dat geen afscheid is. (stilte)
"Ik, die dacht dat het leven me toch al een beetje geleerd had over de moeilijkheidsgraad van menselijke relaties, stelde na zijn zelfgekozen dood alles in vraag. Hoe kwam het dat ik niets had doorgehad? We, Philippe en ik, konden 'tegen elkaar klappen', begrijp je. En zo zijn er niet veel mensen, die met elkaar kunnen praten. Had hij me, tijdens dat weekend, iets proberen duidelijk te maken en had ik daar geen oog of oor voor gehad? Hebben wij, mijn vrouw en ik, de incubatieperiode van zijn laatste, ultieme plan gewoon over het hoofd gezien?
"In het begin van een vriendschap is het altijd aftasten. Maar we trokken al meer dan vijftien jaar met elkaar op. Je denkt: hoe meer ervaring je in een relatie met iemand hebt, hoe beter je kunt inschatten hoe je woorden aankomen, en hoe beter je leert te begrijpen wat de ander bedoelt..."
Kunst kan 'de pijn van het zijn' enigszins verlichten. Spelen ook?
"Philippe leed aan een depressie. Tegen zo'n mastodont kon zelfs zijn schilderkunst niet op. Ja, ik denk dat kunst niets anders is dan een afweermechanisme tegen de dood. Omdat je niet wil sterven, ga je scheppen. Omdat ik niet wil sterven, speel ik. Maar het gaat om meer dan dat. Er is bij mij toch ook die drang om de frisheid van een kind niet te willen opgeven.
"De Zwitserse schilder Paul Klee schreef in zijn dagboek: 'Wie neugeboren will ich sein, nichts wissen von Europa, gar nichts. Keine Dichter kennen, ganz schwunglos sein, fast Ursprung.' Voor de vuist weg vertaald: 'Ik wil weer een pasgeboren kind zijn, niets van Europa weten, helemaal niets. Geen dichters kennen, een onbeschreven blad zijn, vanaf nul beginnen.'
"Dat is wat spelen voor mij inhoudt. Altijd weer vanaf nul vertrekken. Proberen om ontvankelijk te zijn voor de wereld vanuit een niet-weten. Vol vragen zitten, zoals een kind: waarom dit, waarom dat, wat is dit, wat is dat, hoe komt dit en hoe komt dat. Ook als ik die voorstelling voor de honderdste keer speel, ga ik op zoek naar deze frisheid."
En in het leven?
"Daar streef ik dezelfde attitude na. Ik probeer elke dag verwonderd te zijn, zo blanco mogelijk. Tegelijk weet ik dat we niet meer dan wolken zijn die passeren. 'We are as clouds that veil the midnight moon', begint Mutability, Veranderlijkheid, een lievelingsgedicht van mij, geschreven door Percy Bysshe Shelley. Ik vind dat een ware en mooie gedachte. We zijn niet meer dan dat. Maar zijn wél zoveel als dat."
Tabula rasa maken met wat je weet, voelt,... Kan dat na zo'n ingrijpende gebeurtenis zoals de zelfdoding van een goede vriend? Als de mens verandert, verandert dan de acteur niet samen met hem?
"Je bent na zo'n drama, dat zo onherroepelijk definitief is, niet meer dezelfde man, dat staat vast. En je werk zal vermoedelijk met je mee veranderen. Ik weet niet hoe. Misschien ga je dieper spelen, doordat je zoiets hebt meegemaakt. Het omgekeerde is evengoed mogelijk: wie weet houd je juist meer afstand omdát je zo geraakt bent door zo'n abrupt verlies. Maar dat betekent niet dat je die voorstelling, met de bagage die je hebt, niet ook met volle verwondering en nieuwsgierigheid kunt aanvatten. Theater is een vorm van dialoog. Ik, acteur, kom iets vertellen wat jullie aanbelangt. Wie ik ben, wie ik door het leven geworden ben, maakt deel uit van die dialoog."
Is theater wel altijd een dialoog? Ik bedoel: is het voeren van een dialoog - in het echte leven en op het podium - niet juist het moeilijkste wat er is? Kijk naar u en uw vriend Philippe. Of naar het zwijgen binnen uw eigen familie.
"In het echte leven en in het theater heb je de utopie en de werkelijkheid. Tussen die twee bestaat een kloof. Maar theater, dramatische kunst, kan alleen maar bestaan als er zich rond de acteur mensen verzamelen. Herman Teirlinck, van wie ik les heb gehad en die voor het theater in Vlaanderen fundamenten heeft gelegd waarop we vandaag nog altijd voortbouwen, heeft het belang van een dergelijke gemeenschap altijd sterk benadrukt. Zonder koor aan z'n voeten, kan een acteur niet bestaan. Zonder samenleving die bereid is om naar de acteur te luisteren - dat is iets anders dan met hem akkoord gaan - werkt toneel niet.
"Maar het is waar dat bepaalde voorstellingen in de vorm blijven steken en bij de toeschouwers niets in gang zetten. Een acteur, en evengoed een regisseur, zou nooit niet mogen vergeten dat theater geboren is vanuit de diepste gevoelens van de mens. Hoe denk je dat de oermens met onweer omging? Met zijn angsten voor dat gevloek van de natuur? De mensen kwamen samen. Ze deelden hun angsten, spraken, luisterden, begonnen te spelen, te bezweren. Dat is de traditie waarop we voortborduren.
"Het spel is zo oud als de mensheid. In feite spelen we de hele tijd een rol. De koning of de bankdirecteur speelt de hele dag dat hij koning of bankdirecteur is, en 's avonds, als hij niet meer voor het volk moet verschijnen, zakt hij neer op de bank, kijkt hij naar tv en speelt de rol van vader, echtgenoot,... Alles is spel. En hoe jonger we zijn, hoe brutaler we dat spel spelen."
U nadert stilaan de tachtig. Heeft u onderweg veel brutaliteit verloren?
"Ik ben niet meer zo brutaal en zo roekeloos als in mijn jeugdige jaren. Maar ik vind mezelf nog altijd te jong om oud te zijn. In die zin dat ik mezelf nog altijd te jong voel om zonder brutaliteit of ongehoorzaamheid te leven. Voor regisseurs die zeggen: 'We gaan dit zo doen, want het publiek wil dat graag zo', kan ik niet werken. Ongehoorzaamheid is een heel goede deugd. En enige achterdocht ten opzichte van verplichtingen is absoluut aangewezen. Je moet niet zomaar doen wat men je vraagt. Je moet alles in vraag stellen.
"Ik vind dus dat het onderwijs een groot gehoorzaamheidsprobleem kent; leerlingen en studenten zijn doorgaans al té gehoorzaam, de jeugd zou dwarser moeten liggen. In het Vlaamse theater zie je dan weer dat jonge mensen wél het lef vertonen om hun eigen ding te doen. Kijk naar het schitterende werk van Tg Stan, en Olympique Dramatique. Ze weten waarmee ze bezig zijn. Vlaanderen verschilt op dat vlak, gelukkig, erg veel van Frankrijk, waar vorm, formaliteit en literatuur - de grote Franse schrijvers met wie niet gesold mag worden - nog altijd de plak zwaaien.
"Ik ga heel vaak naar het theater in Parijs. Als de hoofdrolspeler opkomt, wordt er geapplaudisseerd. Dat is deel van de show, en aan die show wordt gehoorzaamd. Is er een scène waarin thee wordt geserveerd, dan wordt die thee ook in kopjes geschonken en opgedronken. Bij ons, in Vlaanderen, komt dat plateau zelfs niet meer op de scène. Wij laten daar de verbeelding haar werk doen. Het Parijse theater is aan de burgerij gaan toebehoren, terwijl het aan het volk toebehoort. Vorm én een hoog nepgehalte domineren.
"Met schrijnende resultaten als gevolg. Je kent het verhaal van Shakespeares Othello. Othello schenkt in dat liefdesverhaal vol verraad een zakdoek aan zijn geliefde Desdemona, die dat doekje koestert en belooft het nooit te verliezen. Uiteraard gebeurt dat wel, met allerlei intriges van dien. Maar: in het Franse theater van het begin van de twintigste eeuw mocht die zakdoek, ontsproten aan het brein van Shakespeare dus niet op de scène. De burgerij vond zakdoeken namelijk vulgair. En dus moest dat rekwisiet door een kroontje worden vervangen! Ik zei het al: al te grote gehoorzaamheid is een ondeugd."
Heeft u veel moeten gehoorzamen?
"Niet aan mijn ouders in elk geval. Ik heb mijn vader nooit gekend. Hij pleegde zelfmoord toen ik nog in de buik van mijn moeder zat. Pas op mijn veertiende heb ik vernomen wat er precies met hem is gebeurd. Ik heb me nooit vragen over zijn keuze gesteld. Hij speelt, om bij het onderwerp te blijven, geen rol in mijn leven. Toch niet als persoon. Maar het grote zwijgen dat op zijn zelfmoord volgde, zal me zeker mee gevormd hebben. Bovendien namen mijn groottantes - zowel van vaders- als van moederskant - me onder hun hoede, omdat mijn moeder het niet aankon om in haar eentje een kind op te voeden.
"Mijn vaders zelfmoord heeft mijn familie uit elkaar gedreven. Op die manier heeft hij dus wel een rol gespeeld. Zonder deze gevoelens uit te spreken, gaf de familie van mijn vader mijn moeder de schuld. En de familie van mijn moeder vond dat mijn vaders tak schuld trof. Toch bleef ik buiten spel. Ik werd door beide kanten graag gezien en ik ben aan beide kanten veel over de vloer gekomen. Die situatie heeft me van jongs af aan een sterk gevoel van onafhankelijkheid gegeven. Ik voelde me vrij om te kiezen tussen die van Beukelaers en Vekemans. De rest van mijn leven ben ik die smaak van vrijheid waarschijnlijk blijven zoeken."
En als acteur? Moet een acteur gehoorzamen aan de regisseur?
"Een acteur moet nooit gehoorzamen aan een regisseur. Een acteur moet z'n personage invullen zoals hij denkt dat hij dat moet doen. Alleen dan gaat het goed. Hoe vaak zegt een regisseur aan het eind van de repetities niet: 'Nu zie ik pas wat ik wilde vertellen.' Ze ontdekken, dankzij die persoonlijke invulling door de acteur, de concrete invulling van hun intuïtie. Ik heb veel les gegeven. Ik heb studenten nooit geleerd hoe ze moeten acteren. Je kunt het acteren niet aanleren. Je kunt wel vertellen wat je weet. Je kunt mensen begeleiden."
U, geboren in Vilvoorde, bent een tweetalige Belg die zich even vlot in het Frans als in het Nederlands uitdrukt. Brussel is uw stad. Brussels by Night, de sinistere, pakkende film van Marc Didden, waarin u de hoofdrol voor uw rekening neemt, is ook uw doorbraak in Vlaanderen geweest. Hoe kijkt u vandaag naar die hoofdstad?
"Onlangs zat ik in café en brasserie Verschueren, in Sint-Gillis. Op de bank naast me legt een Vietnamese man aan een zwarte Afrikaan uit waar hij zijn Nike-schoenen heeft gekocht. Die uitleg geeft hij in het Nederlands! Voilà, mijn fantastische Brussel in één anekdote vervat. Het onmogelijke is er mogelijk. De stad blijft toch een knooppunt van de Germaanse en Latijnse - de Romaanse - cultuur, en die bijkomende vermenging van talen en nationaliteiten maakt alles zo geestig. De Nederlandse schrijver Cees Nooteboom heeft van België eens gezegd dat dit land 'een anarchie met een koning is'. Welja, zo'n construction impossible is Brussel dus net zo goed.
"Mijn familie was tweetalig. Mijn grootouders liggen in Vilvoorde naast mijn grootoom begraven. Het is dezelfde grafzerk, het ene opschrift is in het Nederlands, het andere in het Frans. Na mijn Antwerpse periode ben ik terug naar Brussel gekomen. Maar ik ben er in het Franstalige theater aan de slag gegaan, jaren zestig, zeventig. Er was heel lang geen fatsoenlijk Nederlandstalig theater in de hoofdstad. Het heeft tot de komst van Jan Goossens geduurd tot het Nederlandstalig theater in Brussel een volwaardige plek kreeg. Goossens, die tot dit jaar directeur van de KVS was, heeft dat voor elkaar gekregen, en niemand anders.
"Marc Didden heeft me trouwens het Nederlandstalige theater van Brussel binnengeloodst. Ik had geen connectie met de KVS. In de periode rond Brussels by Night (1983), waarin ik de weerbarstige, depressieve Max ben, hebben Marc en ik veel gesproken en besproken. Over het scenario, over de moeizame financiering van de film; geen enkel productiehuis wenste zich met zo'n gitzwarte prent te verbinden. Enfin. Dankzij Didden vond ik aansluiting bij dat fantastische Nederlandstalige theater van de stad. Ik leerde Anne Teresa De Keersmaeker kennen, Jan Decorte, noem maar op. En Brussels by Night werd, zoals bekend, een baanbrekend succes, zeker ook voor de Vlaamse film, die was meteen van zijn plattelandsimago af. Brussels by Night is immers, net als De man die zijn haar kort liet knippen (1966) van André Delvaux (naar een roman van Johan Daisne, red.) een stadsfilm. Ik heb trouwens aan vijf van de zes langspeelfilms van Delvaux meegewerkt. Voor De man die zijn haar kort liet knippen heb ik, los van mijn acteerwerk, ook de casting verzorgd. Senne Rouffaer was een uitstekende protagonist."
Houdt die paradox, die Brussel volgens u is, ook nadelen in?
"Doordat het onmogelijke mogelijk is, ontstaan ook zieke plekken. Ik kan bijvoorbeeld geen goede Brusselse burgemeester opnoemen. Allemaal hebben ze de stad meer slecht dan goed gedaan, Mayeur voorop. Verstand is nooit een eigenschap van de bestuurders van onze hoofdstad gebleken en de politici die hier de plak zwaaien, hebben nooit enige culturele bagage. Op Freddy Thielemans na, die las al eens een boek. In Molenbeek is het onmogelijke te lang mogelijk geweest. Ik vind trouwens dat het urgente discours over de islam in onze samenleving, over godsdienst in het algemeen, ook door theaters zou moeten worden gevoerd. Theaters moeten dat onderwerp ter sprake brengen. Wij hebben zelfs de plicht om dat debat mee voeren."
Maar zou dat debat dan niet door geschoolde, grotendeels vrijzinnige blanken uit de middenklasse worden gevoerd? Zij domineren het toneel en zij maken nog altijd het publiek, het koor, uit?
"Dat is die samenscholing die Teirlinck bedoelde. Als dat er niet is, werkt het niet. Dus moeten we voor dat koor zorgen. En dus moet daaraan gewerkt worden. De betekenis van Teirlinck is groot. Niet alleen voor mij. Voor het hele Vlaamse theaterlandschap. Franstalig België heeft het zonder Teirlinck moeten stellen. En dus zonder Dora van der Groen, die door hem werd opgeleid en beïnvloed. En Dora heeft weer talrijke acteurs van de jongere generaties beïnvloed. Over die geest mag niet geringschattend worden gedaan. Het Vlaamse theater, dat nog nooit zo gebloeid heeft als vandaag, is schatplichtig aan Teirlinck."
U heeft een goed gevulde boekenkast hier, met hele oeuvres. Joyce, Flaubert, Rilke,... Is lezen ook een vorm van spelen?
"Lezen zet de verbeelding aan het werk. Ik heb altijd al veel gelezen. Als kind heb ik veel moeten stilzitten. Ik werd geboren met een afwijking van de nek; die hing met een vastgegroeide zenuw aan mijn sleutelbeen vast en konden pas van elkaar gescheiden worden als mijn spieren volgroeid waren. Rond mijn zevende werd ik eindelijk geopereerd. Bevrijd. Na de operatie werd mijn hoofd in een helm van plaaster opgesloten. Dat ding woog vier kilo, stel je voor. Vreselijk. Een jaar lang ben ik thuis moeten blijven. Les kreeg ik aan mijn bed, waarin ik zittend moest slapen; gaan liggen kon en mocht niet.
"Ik herinner me niet dat ik om die misvorming werd uitgelachen. Op één keer na. Een van mijn groottantes nam me mee naar de school, om me er voor te stellen aan die klas waarvan ik vanaf Pasen deel zou uitmaken. Ze had een pinnenmuts voor mijn helm gebreid en dat omhulsel over het plaaster getrokken. Ik was net Mannetje Maan dat naar de aarde was teruggekeerd. Ik moest tot vooraan in de klas wandelen. En ik hoorde alle kinderen aan wie ik voorbij liep, achter mijn rug in lachen uitbarsten. Als een koor, ja, mijn eerste koor."
Volgende week: Chris Lomme