AchtergrondStreaming
‘Alleen als de renners uit de kleren gaan stoppen de camera’s met draaien’: Netflix en co. geven blik achter de schermen van het peloton
De streamingbedrijven hebben de koers ontdekt. Netflix belooft een ongeziene kijk achter de schermen van het Tour-circus. Amazon zet dan weer de spots op Remco Evenepoel en zijn QuickStep-collega’s. Slagen zij erin om jonge kijkers naar het wielrennen te lokken?
Wielerliefhebbers hebben dit voorjaar niet alleen de klassiekers om naar uit te kijken. De Amerikaanse streamingdienst Amazon Prime Video belooft met Wolfpack een extra snoepje. In die zesdelige docureeks richt productiehuis Woestijnvis de camera’s op de QuickStep-renners die sinds een paar jaar onder de roepnaam ‘The Wolfpack’ in het peloton rondfietsen.
En niet alleen bij Amazon zien ze brood in het wielrennen. Ook concurrent Netflix infiltreert steeds nadrukkelijker in het wielercircus. Het Amerikaanse bedrijf heeft met El día menos pensado, een docureeks over de Spaanse wielerploeg Movistar, al wat wielerlekkers in de aanbieding maar breidt dit voorjaar zijn aanbod behoorlijk uit. De voorbije zomer doken cameraploegen van het bedrijf op in de Tour, met voorsprong het grootste wielerevenement ter wereld. Daar volgden ze het wedervaren van acht wielerploegen in de hoop er een spannend achter-de-schermenverhaal aan over te houden dat in aanloop naar de Tour van 2023 kijkers wereldwijd aan het scherm moet kluisteren.
Klinkt vertrouwd? Dat is dan ook de bedoeling. Bij Netflix maken ze er geen geheim van dat ze voor hun nieuwe Tour-docu de mosterd gingen halen bij Formula 1: Drive to Survive. Die reeks over het F1-wereldje leverde niet alleen Netflix een hit op, het gaf ook de populariteit van F1 een forse boost. Een effect waar ook de wielerwereld op hoopt.
“We moeten daar eerlijk in zijn, formule 1-races zijn niet altijd even spectaculair”, zegt Patrick Lefevere, de manager van QuickStep die zijn renners dit voorjaar bij zowel Amazon als Netflix ziet opduiken. “Je hebt de start, die iedereen wil zien. En daarna is het voor opwinding vaak wachten tot ze tegen elkaar rijden.”
Niet meteen een sport dus waarmee je jonge kijkers bereikt, die het liever wat korter en snediger hebben. Maar door camera’s toe te laten achter de schermen en meer op het wel en wee van de piloten te focussen is dat helemaal veranderd. Sinds Drive to Survive op het scherm komt neemt niet alleen het totaal aantal kijkers toe, vooral in de jonge doelgroepen blijft de sport het steeds beter doen.
Een scenario dat de wielerwereld als muziek in de oren klinkt. Ook die sport kampt met een vergrijzend kijkerspubliek. De lange wedstrijden waarin niet altijd even veel gebeurt, maken het moeilijk om jongere kijkers aan te trekken. Projecten zoals die van Amazon en Netflix kunnen de wielersport, net als bij F1, aantrekkelijk maken voor een publiek dat tot nu toe niet bereikt werd.
Dat merkt Tijl Verstraeten, een van de regisseurs van Wolfpack, tegenwoordig in zijn eigen living. “Ik heb de eerste afleveringen heel bewust aan een aantal mensen uit mijn omgeving getoond die helemaal niets met koers hebben. Zij waren oprecht enthousiast. Vooral door alles wat er zich achter de schermen afspeelt en door het menselijk gelaat dat topsporters als Lampaert, Alaphilippe en Evenepoel nu krijgen.”
Verstraeten legt uit dat in Wolfpack de wedstrijden zelf slechts een beperkt deel van de zendtijd uitmaken. Veel belangrijker zijn de beelden die gedraaid werden wanneer de renners niet op de fiets zitten. “Wedstrijdbeelden kan je overal zien. En die zijn bovendien vooral voer voor echte koersliefhebbers. Onze reeks begint op het moment dat de camera’s van de traditionele sportverslaggevers stoppen met draaien. Zo krijg je een blik achter de schermen die een universeel verhaal vertelt. Door te tonen hoe zo’n renner zich thuis gedraagt, wie hij echt is en hoe hij en zijn omgeving omgaan met tegenslagen en triomfen kan je een veel ruimer publiek boeien.”
Maar dan moet je die blik achter de schermen wel krijgen natuurlijk. In het geval van Wolfpack hielp het dat Verstraeten en co. al eens eerder met de QuickStep-renners meeliepen. Dat leverde toen de reeks Alles voor de koers op, die in 2017 op Eén te zien was. Grote verschil deze keer is dat door het instappen van een internationale speler als Amazon het budget een serieuze duw in de rug kreeg. “Daardoor konden we met meer cameraploegen werken, wat ervoor zorgde dat we er echt op elk belangrijk moment bij zijn geweest.”
Die constante aanwezigheid van camera’s lijkt voor de renners zelf op het eerste gezicht een behoorlijke opoffering. Maar Patrick Lefevere ziet dat anders. “Renners houden graag tastbare herinneringen over aan hun carrière. Net daarom werken wij al een tijd met een vaste fotograaf die op geregelde tijdstippen fotoboeken maakt. Meewerken aan een docureeks als Wolfpack is ook zo’n manier om iets achter te laten van je carrière.” Wat ook helpt is de vergoeding die de ploeg voor de medewerking krijgt. “Zo’n docureeks levert ons inderdaad financieel iets op. Daar moeten we niet flauw over doen.”
De camera’s, zowel die van Netflix als van Amazon, kregen vrijwel volledige toegang tot de renners. “Dat moest ook”, vindt Lefevere. “Om een succes te worden moet zo’n reeks dingen kunnen tonen die je nergens anders ziet.” Al waren er wel bepaalde no-gozones. Wanneer de renners in de bus uit de kleren gingen bijvoorbeeld moesten de camera’s buiten. Bepaalde tactische besprekingen werden buiten beeld gevoerd en ook wanneer het over de wattages ging die bepaalde renners trappen of de voedingssupplementen die ze innemen, mocht dat niet met de buitenwereld gedeeld worden. “Begrijpelijk”, vindt Verstraeten. “Dat zijn het soort dingen waarvan je concurrenten niet per se op de hoogte moeten zijn.”
Voor de rest werd alles op beeld vastgelegd. Ook wat er zich in de ploegbus afspeelde. Al konden de renners wel zelf de GoPro’s die dat registreerden bedienen. “Slechts één keer is dat gebeurd”, herinnert Lefevere zich. “Helemaal in het begin van het seizoen, tijdens de Ronde van Valencia, was Fabio Jakobsen boos omdat Remco (Evenepoel, PD) de sprint volgens hem niet goed had ingeleid. Tijdens de discussie die daarop volgde zette Fabio de camera uit. Onterecht, vond ik. Zo’n docu moet een realistisch beeld geven. En iedereen weet dat het binnen een wielerploeg ook weleens botst. Het heeft geen zin dat buiten beeld te houden. Mensen hebben het meteen door wanneer je probeert een te positief beeld te schetsen.”
Het helpt natuurlijk ook dat renners weten dat die beelden pas een heel aantal maanden later worden uitgezonden. “De ene dag verliest de ploeg en wordt er gediscussieerd, maar wanneer er een paar ritten later gewonnen wordt is dat meteen vergeten”, zegt Verstraeten. “Wij focussen niet op die ene ruzie maar geven het complete beeld.”
De plotse wielerinteresse van de grote streamingbedrijven zorgde er afgelopen jaar wel voor dat het bij momenten dringen was in de ploegbus. Zeker tijdens de Tour. Dat Netflix zijn reeks, die Ride to Survive zou gaan heten, helemaal ophangt aan die wedstrijd, betekende ook dat ze het merendeel van hun beeldmateriaal tijdens de drie weken die de Tour duurt moesten draaien. “De gigantische hoeveelheid materiaal en personeel die ze daarvoor opgetrommeld hadden blies ons eerlijk gezegd wel een beetje weg”, vertelt Verstraeten. “Maar we hebben uiteindelijk goede afspraken kunnen maken over wie wanneer kon filmen. Het hielp natuurlijk ook dat de Tour voor ons maar een van de verhaallijnen was.”
De interesse die Netflix en co. nu plots tonen voor documentaires rond wielrennen komt niet zomaar uit de lucht vallen. In de VS zijn sportdocumentaires al langer een dingetje. Aanstoker van die hausse was sportzender ESPN, die in 2009 (naar aanleiding van zijn dertigste verjaardag) uitpakte met 30 for 30, een reeks van dertig documentaires over de opmerkelijkste verhalen en grootste vedetten uit de, vooral Amerikaanse, sportgeschiedenis. De zender haalde daarvoor regisseurs met naam binnen die ook al buiten de sportwereld hun sporen hadden verdiend. Mensen als Barry Levinson bijvoorbeeld, die een Oscar won voor Rain Man. Ook acteur Morgan Freeman en rapper Ice Cube mochten aan de slag met hun favoriete sportverhaal. En die aanpak loonde.
Waar sportdocumentaires daarvoor vooral iets waren voor een beperkt publiek van sportfans bewees ESPN dat je met sportverhalen ook een veel breder publiek kon bereiken. 30 for 30 werd een begrip en kreeg ondanks de beperkte houdbaarheidsdatum van de naam vervolg na vervolg. In december vorig jaar was de reeks, met een portret van professioneel poolspeelster Jeanette Lee, al aan aflevering 121 toe.
Met dat succes in het achterhoofd sprongen ook streamingbedrijven op de kar, in hun nooit aflatende zoektocht naar nieuwe content. Amazon pakte als eerste uit met All or Nothing, een docureeks waarin een seizoen lang het reilen en zeilen achter de schermen bij het American Football-team Arizona Cardinals in beeld werd gebracht. In navolging van 30 for 30 werd ook All or Nothing een keurmerk. Na de Arizona Cardinals kampeerden cameraploegen van Amazon ook bij de Los Angeles Rams, de Dallas Cowboys, de Carolina Panthers en de Philadelphia Eagles.
En waarom zou een strategie die werkt bij American Football-teams ook niet aanslaan in andere sporttakken, dachten ze bij Amazon. En dus stuurden ze hun cameraploegen ook naar voetbalploegen als Manchester City, Juventus en Arsenal, werd er gedraaid bij de Nieuw-Zeelandse rugbyspelers van de All Blacks en kregen ook de hockeyspelers van de Toronto Maple Leafs camera’s over de vloer. Een All or Nothing over wielerteam Jumbo-Visma is in de maak.
Concurrent Netflix posteerde ondertussen een batterij camera’s bij de Engelse voetbalclub Sunderland, wat ondertussen drie seizoenen opleverde van Sunderland ‘Til I Die, waarin spelers, fans, trainers en bestuurders van de iconische club worden gevolgd. Daarna volgden het al eerder vermeldde Drive to Survive en de Spaanse reeks El día menos pensado over de lotgevallen van Alejandro Valverde en zijn Movistar-wielerteam.
Maar het grootste sportsucces van Netflix moest dan nog komen. The Last Dance over het laatste seizoen van Michael Jordan bij zijn Chicago Bulls waarvoor Netflix de handen in elkaar sloeg met ESPN. De reeks kwam op het scherm in april 2020, in volle coronacrisis op een moment dat sportfans wereldwijd het zonder livesport moesten stellen en massaal op zoek gingen naar alternatieven. Dat vertaalde zich meteen in de cijfers. In de eerste vier weken na de release wist The Last Dance op Netflix 23,8 miljoen kijkers te lokken.
En dat had niet alleen met timing te maken. The Last Dance was ook een perfecte mix van drama, heroïek en entertainment. Opgehangen aan een iconisch figuur als Michael Jordan en gekruid met een fikse snuif achter-de-schermeninfo.
Dat laatste is volgens Verstraeten trouwens een van de redenen van het recente sportdocu-succes. “De klassieke sportverslaggeving is veranderd”, legt hij uit. “Wanneer je als journalist vroeger een renner of een voetballer wou spreken, dan belde je die op en ging je bij hem thuis een koffie drinken. Sporters waren heel bereikbaar.” Dat leverde hopen beeldmateriaal en tonnen anekdotes op over het privéleven van de sporters in kwestie en wat er zich allemaal achter de schermen van hun sport afspeelde. “Tegenwoordig is alles professioneler en worden ook die contacten veel meer gestuurd. Een blik achter de schermen werpen kan bijna alleen nog dankzij documentaires als de onze.”
Logisch dus dat er nu al gedacht wordt aan een vervolg op de wielerdocu’s die we de komende maanden te zien krijgen. Netflix lijkt van plan om van Ride to Survive meerdere seizoenen te draaien, naar het voorbeeld van Drive to Survive, waarvan vorig jaar het vierde seizoen op antenne ging. En ook bij Patrick Lefevere hangt geregeld een of ander productiehuis aan de lijn. “Met Remco Evenepoel hebben we de wereldkampioen in huis die, nadat hij vorig jaar de Vuelta heeft gewonnen, dit jaar de Giro rijdt. Dat is een verhaal dat bij heel wat televisiemakers blijkbaar tot de verbeelding spreekt.”
Amazon zendt de Wolfpack-reeks in aanloop naar de klassiekers uit, de Netflix-docu is te zien in aanloop naar de Tour.