De terugblikExpo's
Adieu patsers en mannetjesputters: in de beeldende kunst was 2022 het Jaar van de Vrouw
In de hedendaagse kunst was 2022 onmiskenbaar het Jaar van de Vrouw. Zowel in binnen- als buitenland hebben vrouwelijke kunstenaars de toon gezet. Oude hiërarchieën gaan op de schop.
Kijk naar onze expo-top 10. Otobong Nkanga (48), geboren in Nigeria maar opererend vanuit Antwerpen, werd eindelijk ook in Vlaanderen erkend als een toonaangevende kunstenaar, met een glorieuze tentoonstelling in Brugge waar waanzinnig veel volk naar kwam kijken. De show waarmee Anne-Mie Van Kerckhoven (71) de 40ste verjaardag van haar samenwerking met Zeno X Gallery vierde, genoot niet alleen veel publieke belangstelling maar was ook een groot commercieel succes. Eindelijk werd aan de rijkdom en de uniciteit van haar oeuvre niet alleen maar lippendienst bewezen. Rose Wylie (88) groeide op gezegende leeftijd uit tot een internationale kunstkoningin, met wie we dankzij een overrompelende expo in het S.M.A.K. ook hier konden kennismaken. Hilde Overbergh (58) openbaarde zich in De Garage in Mechelen als een verrassend veelzijdige en consequent onconventionele kunstenaar, en mag daarom de ontdekking van het jaar genoemd worden.
Ook internationaal hebben vrouwelijke kunstenaars in 2022 de toon gezet. Van alle tentoonstellingen die in dit biënnalejaar in Venetië plaatsvonden, was de solo van Marlene Dumas in Palazzo Grassi de meest bejubelde en, afgaande op de ware lawine van Instagram-posts, ook de populairste. Voor een aantal gezaghebbende kunstcritici was de dubbelexpo Monet-Mitchell, de confrontatie van het werk van de Amerikaanse abstract-expressioniste Joan Mitchell (1925-1992) met dat van opperimpressionist Claude Monet (1840-1926) in de Fondation Louis Vuitton in Parijs, de topexpo van het jaar. In het Centre Pompidou werd de Amerikaanse kunstenares Alice Neel (1900-1984) met gepaste luister opgewekt uit de doden.
“Dit is geen hype maar een groot inhaalmanoeuvre”, zegt Frank Demaegd van Zeno X, de galerie die zowel Marlene Dumas als Anne-Mie Van Kerckhoven artistiek onderdak verschaft. “En het wordt aangezwengeld door de Amerikaanse musea voor hedendaagse kunst, waar nu echt wordt gelet op gender en kleur van de kunstenaars van wie ze werken kopen of exposeren. En wel in die mate dat witte mannen het nu even moeilijk hebben.
“Maar het is volkomen terecht: vrouwelijke kunstenaars moeten hun rechtmatige plaats krijgen in de collecties, en kunstenaars van kleur al evenzeer. Historische correcties moeten worden aangebracht. Het had al eerder mogen gebeuren, maar voor sommige kunstenaars heeft het misschien ook een voordeel dat ze pas laat worden opgepikt. Ze hebben lang moeten wachten op erkenning, maar ze zijn tegen wil en dank hun eigen ding blijven doen. Terwijl niemand keek, in volle vrijheid, hebben ze een oeuvre kunnen opbouwen dat tegen een stootje kan. Dat zal niet worden weggeblazen als de wind weer eens van richting verandert.”
Kunstgeschiedenis
Met andere woorden: de kunstgeschiedenis wordt as we speak en met terugwerkende kracht herschreven. Het abstract-expressionisme blijkt dan toch geen exclusieve patserbeweging te zijn geweest. Iemand als Joan Mitchell was de evenknie van mannetjesputters als Jackson Pollock en Willem de Kooning, dat ontdekken we nu. Anne-Mie Van Kerckhoven was al in de jaren tachtig, in het tijdperk van de postpop en de postpunk, een sleutelfiguur. In vergelijking met haar zijn Jeff Koons en Damien Hirst schertsfiguren, gladde zakenlui, fondsbeheerders. Rose Wylie zal moeten worden ingepast in de geschiedenis van de Britse naoorlogse kunst, als een soort eenvrouwsstroming. In vergelijking met haar is David Hockney, een generatiegenoot van Wylie, in de verkeerde richting oud geworden. Hij bevindt zich nu ergens aan het eind van de negentiende eeuw, met een iPad als palet.
Oude hiërarchieën gaan in ijltempo op de schop. En toch wordt er door de gevestigde waarden van de kunst opvallend weinig gelamenteerd over wokeness en cancelcultuur. Integendeel, de vrijheid die iemand als Rose Wylie neemt in haar werk, lijkt nagenoeg al haar schilderende collega’s te enthousiasmeren, jong en oud, vrouwen en mannen. Eindelijk zegt er nog eens iemand, welgemeend: ‘Fuck you, ik doe wat ik wil.’
Generatie verdwijnt
Het meest ironische commentaar bij de evolutie die bezig is kwam dit jaar trouwens van zo’n gevestigde waarde: de 64-jarige witte cisgender genaamd Luc Tuymans. Bij de serie schilderijen die hij bij David Zwirner in Parijs tentoonstelde, onder de titel Eternity, zat ook een zelfportret: ‘See’ (2021) Het is een beeld van een man, duidelijk Tuymans zelf, die ligt te dobberen op zee. Zijn lichaam is spierwit, zijn gelaat zongebruind. “Je kunt het lezen als zelfspot”, zei Tuymans over dat werk. “Je ziet een figuur met een norse blik die zich wat onbeholpen overlevert aan de golven. Ja, het kunstlandschap verandert. Mijn generatie verdwijnt stilaan naar de achtergrond, witte heteromannen komen minder aan de bak. Zo gaat dat, het is niet meer dan logisch. Het zou alleen geen polarisering mogen worden, want dan krijgen we vernauwing in plaats van vernieuwing.”
Eén ding is zeker: de inhaalbeweging zal ook in 2023 niet stilvallen. Zeno X heeft onlangs nog twee kunstenaressen aan zijn artiestenbestand toegevoegd: Pélagie Gbaguidi, van Senegalese afkomst, en Mounira Al Sohl, van Libanese origine. Bij Tim Van Laere Gallery debuteert binnenkort Inès Van Den Kieboom, 92 jaar, uit Antwerpen. En dan zwijgen we nog over het jonge geweld dat zich klaar houdt voor een grote sprong voorwaarts.
Tot zover het goeie nieuws.
Voor de levende kunst in Vlaanderen was 2022 een weinig opbeurend jaar. Met als voorlopig dieptepunt de beslissing van de Antwerpse schepen van Cultuur Nabilla Ait Daoud (N-VA), ook een vrouw, om de projectsubsidies voor lokale kunstenorganisaties volledig te schrappen. Onder de niet mis te verstane aansporing: “Als jonge kunstenaar zou ik gaan werken voor mijn centen, zoals iedereen.”
De Vlaamse regering van minister-president en deeltijds minister van Cultuur Jan Jambon (N-VA) heeft nog even de schijn opgehouden, maar de ergste vrees van de cultuursector lijkt toch te zullen uitkomen: het wordt minder, misschien zelfs een pak minder, en voor sommigen helemaal niets.
“Wat men ook moge beweren: de politiek beschouwt kunst en cultuur louter als een verliespost”, zegt Frank Demaegd. “Men lijkt maar niet te willen zien wat het opbrengt en wat het bijbrengt. Dat is zo jammer. Want het enige waar je ongeremd fier op kunt zijn als Vlaming en als Belg, het enige waar je mee kunt uitpakken in het buitenland, dat is toch onze kunst en cultuur? Jan Van Eyck, Rogier van der Weyden, Rubens, Ensor, Magritte, noem ze allemaal maar op. Als je die traditie in ere wil houden, moet je niet alleen de kunst uit het verleden bewaren, maar er ook voor zorgen dat er elke dag nieuwe kunst geboren kan worden.
“Ik vind niet dat de overheid individuele kunstenaars kunstmatig in leven moet houden met subsidies. Heel veel beginnende kunstenaars financieren hun artistieke praktijk nu al door te werken voor hun centjes, in de horeca en elders. Maar ik vind wel dat de kunstinstituten overeind moeten blijven. En nog liever zou ik zien dat ze serieus worden versterkt. Ook de kleinere instituten en de alternatieve platformen, want dat zijn de plekken waar jonge kunstenaars kunnen ontbolsteren.”
Dit worden de prangende vragen voor 2023 and beyond: krijgt het M HKA in Antwerpen het beloofde nieuwe gebouw? Of levert een gedwongen samenwerking met het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten (KMSKA) straks een gedrocht op waar niemand blij mee is?
Krijgt het S.M.A.K. in Gent son double, een verdubbeling van de beschikbare exporuimte om ten minste 500 werken uit de reusachtige collectie permanent te kunnen tentoonstellen?
Privémusea
Of wordt de hedendaagse kunst in Vlaanderen straks een strategisch onderdeeltje van de toeristische sector, en in Antwerpen ook van de immobiliënsector?
De internationale evolutie van de kunstmarkt biedt een duidelijk perspectief: de megagaleries (Gagosian, Zwirner, Hauser & Wirth) overvleugelen de klassieke instituten. De prestigieuze tentoonstellingen zullen steeds meer plaatsvinden in privémusea als de Fondation Louis Vuitton en de Bourse de Commerce in Parijs, omdat ze voor de klassieke musea financieel niet meer haalbaar zijn. Door de brexit is de glorie van Londen als kunststad tanende, Parijs is het nieuwe epicentrum. De koningen van de luxe-industrie - Bernard Arnault (Louis Vuitton, Dior), François Pinault (Gucci, Balenciaga) – zijn de keizers van de kunst. Gelukkig zullen er altijd kunstenaars zijn die zeggen: ‘Fuck you, ik doe wat ik wil.’