InterviewMatt Damon
Acteur Matt Damon: ‘Ik ben de eeuwige tweede keuze’
Hij wordt wel eens de nuchterste jongen van Hollywood genoemd. En ook: de megaster die niemand écht kent. In zijn nieuwe film Stillwater speelt Matt Damon (50) opnieuw een good guy met een donkere kant. Een rol die hem als gegoten zit. Charmant, maar met een randje: geldt dat ook voor de filmster zelf? ‘Andere acteurs worden intens of sexy genoemd, ik sympathiek. Beetje beledigend, niet?’
“Hier is een geweldige les voor een acteur”, zegt Matt Damon, die hier en daar wat grijs in zijn korte haar heeft, een dun sikje en een paar kraaienpootjes rond zijn lichtblauwe ogen. Hij spreekt met me via Zoom vanuit een sober ingerichte, zonnige kamer in een huurhuis in Sydney. Hij vertelt me een verhaal over zijn samenwerking met Jack Nicholson voor The Departed, de epische film van Martin Scorsese uit 2006 over corrupte politieagenten en gangsters. “De scène was maar een achtste van een pagina lang”, vertelt Damon terwijl hij zijn wenkbrauwen in die duivelse boogjes van Nicholson plooit en op zijn innemende toon begint te spreken. Nicholson had een scène herwerkt waarin zijn personage een man in een moeras moet vermoorden. Het is verbijsterend hoe goed Damon de verontrustende energie van de acteur weet te vangen terwijl hij vertelt: “Jack had over die scène nagedacht en hij zei tegen me: ‘Ik heb van de persoon die ik moest executeren een vrouw gemaakt. Want dát is pas luguber. Een of andere vent in een moeras afmaken? Dat hebben we al vaker gezien in films. Maar dat is niet wat ík heb gedaan.’”
Damon lacht zijn grote, witte tanden bloot – zijn fysieke eigenschap die het meest ‘filmster’ schreeuwt – terwijl hij beschrijft hoe Nicholson steeds meer macabere details toevoegde, door bijvoorbeeld necrofilie te suggereren en telkens te herhalen: “Snap je, dát is pas luguber.” Hij wilde er zeker van zijn dat zijn jonge tegenspeler begreep wat hij bedoelde. “En ik stond daar maar te stamelen ‘ja, dat is wel akelig, ja’”, vertelt Damon met schorre stem alsof hij weer een beetje misselijk wordt. Uiteindelijk knipte Scorsese bijna alle improvisaties van Nicholson uit de scène.
Maar dat is níet de les, zegt Damon. De les is “dat Jack telkens begon met iets wat je al eens hebt gezien en vervolgens probeerde om dat zo goed en zo interessant mogelijk te maken”.
BIO
Geboren op 8 oktober 1970 in Cambridge, Massachusetts / studeerde Engelse literatuur aan Harvard, maar hield ermee op om te gaan acteren / brak door met Good Will Hunting (1997), een film die hij samen met Ben Affleck schreef en waarvoor hij een Oscar (beste scenario) won / speelde in kassuccessen als Saving Private Ryan, The Talented Mr. Ripley, Ocean’s Eleven, The Bourne Identity en The Departed / werd in 2007 verkozen tot Meest Sexy Man ter Wereld door People Magazine / is binnenkort te zien in The Last Duel en Stillwater / woont in Brooklyn, New York met zijn Argentijnse vrouw Luciana Barroso, samen hebben ze drie dochters: Isabella (15), Gia (13) en Stella (10)
In de loop van zijn lange carrière aan de top van Hollywood speelde Damon vaak een geïdealiseerde versie van de man in de straat: degelijke, benaderbare, goedbedoelende, strijdlustige personages, die hij met schijnbare eenvoud en beheerste emoties in een lange reeks van zeer succesvolle films heeft gespeeld. Zo is er Francois Pienaar, de onverstoorbare aanvoerder van het rugbyteam in Invictus (2009), de standvastige vader in de pandemiefilm Contagion (2011), de oerdegelijke raceauto-ontwerper Carroll Shelby die het opneemt tegen de chique Italianen in Ford v Ferrari (2019). Denk ook aan Mark Watney uit The Martian (2015), de astronaut die zijn nerdy enthousiasme voor het oplossen van levensreddende wetenschappelijke problemen niet kan bedwingen, ook al is hij op Mars helemaal aan zijn lot overgelaten.
Ondanks het feit dat Damon een wereldberoemde, sympathieke, door en door Amerikaanse filmster is die veel geld in het laatje brengt, lijkt hij altijd wat afstandelijk. En dat is enigszins vreemd, want hij heeft nooit de ijle hoogten opgezocht waar onbereikbare filmgoden zoals zijn tijdgenoten Leonardo DiCaprio, Brad Pitt of George Clooney zich bevinden. Daarvoor is hij veel te nuchter. Hij heeft zich ook niet in een waas van mysterie gehuld, zoals pakweg Tom Cruise. Maar hij heeft wel iets raadselachtigs.
Damon knikt voortdurend terwijl hij vertelt, alsof hij je aanmoedigt om hem te volgen. “Vijftien jaar geleden gaf ik een reeks interviews over The Good Shepherd.” In die film speelt hij een CIA-agent in de jaren 1950 met een twijfelachtige moraal, een van de vele rollen waarin Damons openhartige, goede looks en betrouwbare uitstraling slechts schijn blijken te zijn. “Ik zat in de show van Larry King met Robert De Niro en Angelina Jolie. Larry zocht onze namen online op en las de woorden voor die mensen met ons associeerden. Bob was ‘intens’. Angie was ‘sexy’. Ik was ‘sympathiek’.” Hij voegt er grappend aan toe: “Ik herinner me dat ik een beetje beledigd was.”
Wanneer Damon en ik elkaar spreken is het voor mij avond in Brooklyn, de wijk waar hij doorgaans woont met zijn gezin. Voor hem is het ochtend in het (op dat moment) relatief covidvrije Sydney. Damon, zijn vrouw Luciana en hun drie dochters – de vierde dochter, een kind van Luciana uit een vorige relatie, studeert aan de New School-universiteit en bleef thuis in New York – verhuisden tijdelijk naar Sydney voor de opnames van Taika Waititi’s volgende Thor-film, waarin Damon een rolletje speelt. Het gezin trok naar Australië nadat Damon vijf maanden lang in Frankrijk en Ierland had gewoond voor de opnames van The Last Duel, dat door Ridley Scott werd geregisseerd en in de herfst uitkomt. In die film speelt hij de wraakzuchtige veertiende-eeuwse Franse ridder Jean de Carrouges, die zijn schildknaap ervan beschuldigt zijn vrouw te hebben verkracht. Damon is een minzame, zij het voorzichtige gesprekspartner, en in zekere zin is het bijna desoriënterend dat hij zo normaal lijkt. Het voelt alsof ik zit te praten met een vroegere klasgenoot of een collega die je misschien niet zo goed kent, maar aan wie je goede herinneringen hebt.
Roddelblaadjes
Je hoeft alleen maar wat beter te kijken naar zijn carrière om te beseffen dat die ‘sympathieke’ indruk misschien wel een ingenieuze goocheltruc is, een soort illusie. Want die duisternis is wel degelijk aanwezig. Damon speelt niet alleen aardige jongens. Verre van zelfs. Zo is er bijvoorbeeld Jason Bourne, een ongelukkige moordmachine vol zelfverachting die hij in vier succesvolle films heeft gespeeld, de psychopathische Tom Ripley in Anthony Minghella’s The Talented Mr. Ripley (1999) die tot in de hogere kringen probeert door te dringen; de corrupte flik Colin Sullivan in The Departed (2006), of de antisemitische, elitaire student uit School Ties (1992), waarin we al vroeg een glimp zagen van Damons donkere kantje. Zijn meest geraffineerde portret van een onderkruiper is waarschijnlijk de graaier Mark Whitacre, de gluiperige klokkenluider met een snorretje uit The Informant! (2009) van Steven Soderbergh. En zijn meest onverwachte rol is zijn cameo als laffe astronaut (de tegenpool van Mark Watney) in Interstellar van Christopher Nolan.
Volgens Soderbergh, die Damon in negen films heeft geregisseerd, is “Matt meteen bereid om zijn jongensachtige, door en door Amerikaanse uitstraling aan diggelen te slaan. Hij is zelfbewust en zeker genoeg om ermee te spelen.” Of een andere acteur tegenwoordig nog evenveel speelruimte zou krijgen, valt te betwijfelen. In de loop van zijn carrière heeft Damon de films waarmee hij zijn boterham verdiende – de drama’s die 20 tot 70 miljoen dollar kosten om te maken – grotendeels zien verdwijnen. “Je hebt die rollen nodig om je als acteur te kunnen ontwikkelen en je carrière op te bouwen, en die zijn er niet meer,” zegt Damon, knikkend. “Rechtbankdrama’s bijvoorbeeld, al die dingen worden nu niet meer gemaakt.” Die films zijn vervangen door gemakkelijker te exporteren, duurdere, maar paradoxaal genoeg minder riskante films. “Iedereen is op zoek naar een succesfilm die overal ter wereld bij jong en oud aanslaat. De taal en de cultuur moeten zo toegankelijk mogelijk zijn. En wat krijg je dan? Een superheldenfilm.”
Het businessmodel van de filmindustrie is misschien veranderd, maar Damon blijft vooral projecten kiezen die hem – en het publiek – raken. Een goed voorbeeld is de nieuwe dramatische thriller Stillwater, geregisseerd door Tom McCarthy, waarin Damon de ex-verslaafde oliewerker Bill Baker uit Oklahoma speelt, een man die het hart wel op de juiste plaats heeft, maar de verkeerde keuzes maakt. De film en de rol zijn opgebouwd rond de klassieke Damon-truc. Baker is zo gewoontjes dat hij sympathie opwekt met zijn eenvoud. Dan verknoeit hij ineens alles, hij maakt slechte, onethische keuzes en omdat het Matt Damon is, neem je het hem niet echt kwalijk.
“Het feit dat mensen me blijkbaar met positieve kwaliteiten associëren,” zegt hij, zoals steeds met enige zelfspot, “heeft me in ieder geval de kans gegeven om met slimme regisseurs te werken die dat beeld willen ondermijnen.” Hij is heerlijk onschuldig, mannelijk op een niet bedreigende manier, maar zoals bij zoveel op-en-top Amerikaanse dingen, zit er meer achter.
Damon profiteert al lang van zijn ondoorgrondelijk imago. Dankzij Good Will Hunting (1997) werd hij neergezet als iemand die mensen wilden zien slagen. Hij en Ben Affleck kwamen schijnbaar vanuit het niets met een film die ze samen hadden geschreven en waar ze ook in meespeelden. Hoe kon je niet gecharmeerd zijn door de oprechte vriendschap van die twee personages uit een Ierse wijk in Boston? Het gemak waarmee ze elkaar plaagden én steunden? De twee wonnen een Oscar voor beste originele scenario en namen het beeldje met ongebreideld enthousiasme in ontvangst. Ze waren totaal niet blasé en ze leken erg aardige jongens.
Bij een van de twee bleef die perceptie hangen. Damon had een paar vriendinnetjes met wie hij even in de schijnwerpers stond (Minnie Driver en Winona Ryder) en verdween toen uit de roddelblaadjes, wat hij als een manier ziet om zijn carrière te beschermen. “Als mensen zestien foto’s zien waarop je koffie drinkt of met je hond aan het wandelen bent, denk ik dat ze minder zin hebben om je dan ook nog eens in een film te zien.” Zijn mening is waarschijnlijk deels gevormd door zijn vriendschap met Affleck, die er minder goed in slaagde om aan de aandacht van de roddelpers te ontsnappen. We weten veel over zijn relaties, zijn verslavingsproblemen, zijn liefde voor ijskoffie van Dunkin’ Donuts en zijn neiging om er triest uit te zien als de paparazzi met een zoomlens foto’s van hem nemen. Affleck vertrouwde Damon ooit toe dat hij er heel slecht voor stond. “Ik kan tijdschriften verkopen, maar geen bioscooptickets.”
Dít weten we over Matt Damon: hij en zijn oudere broer Kyle groeiden op in Cambridge, Massachusetts. Zijn vader Kent is een effectenmakelaar en zijn moeder Nancy Carlsson-Paige is een emeritus hoogleraar onderwijskunde. Het echtpaar scheidde toen de jongens nog klein waren, maar bleef vriendschappelijk met elkaar omgaan. “Het was werkelijk een co-ouderschap”, zegt Damon, die lichtjes verstijft als de vragen persoonlijker worden. Hij vertelt dat zijn moeder al heel vroeg wist dat hij acteur zou worden. Toen er ooit een brandje uitbrak in hun appartement trok de zesjarige Damon een geïmproviseerd brandweerkostuum aan en deed alsof hij de brand bluste.
Hij trok naar Harvard om Engels te studeren, maar gaf er de brui aan toen hij een rol kreeg in de western Geronimo (1993) en twijfelde nooit over zijn carrièrekeuze. “Ik vond het altijd erg als vrienden het over hun toekomst na de universiteit hadden en niet wisten wat ze zouden gaan doen. Ik heb het altijd geweten.”
Damon en zijn vrouw ontmoetten elkaar in Miami, waar zij in een bar werkte en hij de slapstickkomedie Stuck on You van de gebroeders Farrelly kwam filmen. Ze zijn nu zestien jaar getrouwd. Hun vier dochters zijn tussen de tien en drieëntwintig jaar oud en dankzij hen zijn Taylor Swift en Timothée Chalamet een onlinebron van plezier voor Damon, die zelf zelden op sociale media actief is. De gezinswoning in Brooklyn Heights was volgens The New York Post de duurste privéwoning in die buurt op het moment van de aankoop in 2018. Tijdens zijn verblijf in Australië ontspant hij zich door te gaan surfen (“Ik kan niet echt surfen”, zegt hij) en paard te rijden. “Wat doe ik nog meer?” vraagt hij zichzelf af wanneer ik meer informatie probeer los te peuteren. “Geen idee, ik klink als een vrij saaie kerel.”
Saai of gewiekst, noem het wat je wilt, maar Damon ziet zichzelf als “een van de weinigen die hun privéleven nog willen afschermen. Nu zie je een nieuw slag mensen dat iedereen in hun dagelijks leven uitnodigt. Hey allemaal, ik ben in de fitnessclub! Kijk naar mij, ik ben aan het sporten! Tactisch gezien is het ergens wel geniaal omdat je het verhaal zelf controleert, maar ik zit helemaal anders in elkaar. Ik denk altijd, hup, loop maar door, hier is niets te zien. Ik wil gewoon mijn werk doen.”
Kameleon
Al voordat hij beroemd was, liet Damon zich als acteur altijd leiden door een zekere introspectie, een emotionele veranderlijkheid die hij al vroeg in zijn idolen ontdekte. Hij herinnert zich een gesprek met Affleck in de herfst van 1987 op de middelbare school, in de coulissen tijdens een repetitie voor het sombere zedenspel The Visit van Friedrich Dürrenmatt. De twee jongens zaten op de Cambridge Rindge and Latin School in Massachusetts en hadden het over het soort acteurs dat ze later wilden worden. Ze waren autodidactische filmnerds die in de plaatselijke videotheek graag intellectuele films huurden en ze hadden onlangs de filmversie van Death of a Salesman (1985) gezien, die een discussie op gang had gebracht. In de film speelde de toen 48-jarige Dustin Hoffman de iconische rol van de 63-jarige Willy Loman, een man die aan waanideeën lijdt. Volgens Affleck en Damon kon je Hoffman zien werken om dat leeftijdsverschil in zijn rol tot uiting te laten komen, je kon de raderen zien draaien. Ze vroegen zich af of het wel een goede acteerprestatie was als de acteertechniek zo zichtbaar was. Wilden ze zulke acteurs zijn, technische acteurs vol zelfreflectie? Of was het beter om een kameleon te zijn? Damon wist het antwoord al: hij wilde net als Gene Hackman spelen.
Toen Damon en Affleck dit gesprek hadden, was Hackman 57, zeven jaar ouder dan Damon nu is. Hackman is de ster van klassiekers als The French Connection en Hoosiers en hij is het soort acteur dat in een personage verdwijnt zonder er een hele show van te maken – een anti-goochelaar, die zijn transformatie bagatelliseert. “Hackman kon zo diep in een personage zitten en zo ontroerend zijn, zelfs als hij heel weinig deed.” Damon vermeldt Hackmans werk in Francis Ford Coppola’s paranoïde meesterwerk The Conversation uit 1974. Hij vertelt me dat de legendarische filmmonteur Walter Murch, die onder andere aan The Conversation werkte, in zijn boek In the Blink of an Eye schreef dat hij had gemerkt dat telkens als hij een scène ergens wilde knippen, Hackman juist dan met zijn ogen knipperde. Zo goed was de acteur afgestemd op het narratieve ritme van de film. “Hij zat er zo diep in”, zegt Damon over Hackman.
De nieuwe focus van de studio’s op superheldenfilms en op ander bestaand materiaal betekent dat acteurs, zelfs gevestigde sterren als Damon, tegenwoordig veel minder macht hebben. Herkenbare personages en filmuniversums staan garant voor succes, maar de acteurs die erin meespelen niet. Doordat er minder aantrekkelijke rollen beschikbaar zijn, staan sterren meer onder druk om die rollen verstandig te kiezen, wat een sterk ondergewaardeerd aspect is van een acteercarrière in Hollywood. Achteraf gezien is de IMDb-pagina van een succesvolle acteur een lijst van kassuccessen, minder geslaagde films en regelrechte flops, maar oorspronkelijk waren ze allemaal gewoon een script. Niets is vooraf bepaald. Wie zoals Damon al vijfentwintig jaar aan de top meedraait, maakt goede keuzes.
Tegenwoordig lost Damon zijn keuzeprobleem op door met sterke regisseurs in zee te gaan – het voorrecht van een ster te zijn. In het begin van zijn carrière kon hij niet zo kieskeurig zijn, maar zelfs toen had hij een uitgesproken mening. Zijn agent Patrick Whitesell vertelt dat op een bepaald moment allerlei jonge acteurs meedongen naar de rol van een arrogante lefgozer in de veelbesproken western The Quick and The Dead (1995) met Gene Hackman, Sharon Stone en Russell Crowe. Volgens Whitesell kwam Damon als favoriet uit de bus omdat hij de producers met zijn auditie omver had geblazen. “Iedere acteur wilde die film binnenhalen.” Hij herinnert zich dat Damon zijn twijfels had en zei: “Sharon Stone is een geweldige actrice, maar een vrouwelijke revolverheld? Dat wordt geen geloofwaardige film.” Damon sloeg de rol, die uiteindelijk door Leonardo DiCaprio werd gespeeld, daarom af. Zijn instinct was juist, de film werd geen grote hit, maar je moet behoorlijk zelfverzekerd zijn om zo’n rol als vijfentwintigjarige de rug toe te keren. “Ik was waarschijnlijk brutaler dan goed voor me was”, zegt Damon nu.
Geweldig vangnet
Tijdens de beginperiode van zijn sterrendom deed Damon moeite om als jonge acteur zijn sporen te verdienen en niet alleen maar een hoger honorarium na te jagen. Hij vertelt me een verhaal over Saving Private Ryan (1998), waarin hij een kleine, maar cruciale rol heeft. “Ik moest een projectiel pakken, het tegen een munitiekist smakken en dan weggooien. Ondertussen moest ik schreeuwen: ‘Pas op voor de panzerschreck!’ Dat deed ik dus, maar toen zag ik dat Tom Hanks, de ster van de film, zo hard stond te lachen dat hij tranen in zijn ogen kreeg. Dus ik vroeg hem wat er zo grappig was en hij antwoordde: ‘Soms moet je zo’n rotzin gewoon kunnen verkopen.’ En dat klopt.”
Tijdens diezelfde film leerde hij nóg een nuttige les van Hanks. “Alle jonge acteurs zaten altijd rond Tom tussen de takes in en hij zei: ‘Jullie hebben allemaal slechts één film nodig om de grootste filmster ter wereld te worden. Dat is het goede nieuws. Het slechte nieuws is dat jullie postbode ook maar één film nodig heeft om de grootste filmster ter wereld te worden.’”
In 2002 had Damon het personage van Jason Bourne gevonden. De filmreeks was de daaropvolgende veertien jaar wat een superheldenfilm zou moeten zijn: een gegarandeerd kassucces. “De Bourne-films waren een geweldig vangnet, bijna als een vaccin. Ik wist dat ik altijd een film achter de hand had die succes zou hebben, zolang we een goed product maakten. Daardoor was ik vrij om allerlei andere dingen te doen. Ik kon een bijrol nemen in de ene film en nog een rol in een andere film zonder me zorgen te hoeven maken of het strategisch wel een goede keuze was.”
Maar zelfs op Damons niveau blijft het filmsterrenbestaan onzeker. Nauwelijks een paar jaar geleden flopten zowel Suburbicon als Downsizing vlak na elkaar. De historische fantasyfilm The Great Wall leek speciaal voor de Chinese markt gemaakt (Damon zegt dat hij de film deels wilde maken omdat hij de regisseur, Zhang Yimou, bewondert) en bracht veel geld op, maar was eerlijk gezegd een flutfilm. Damon maakte zich zorgen, hij vreesde dat zijn carrière “echt in gevaar” was. Hij vroeg zich af of hij nog op ‘de lijst’ stond, de ongrijpbare, onstabiele ranglijst die elke studiomagnaat in het achterhoofd houdt met acteurs die de gok waard zijn om een film aan op te hangen. “Niemand kan je vertellen wie er precies op die lijst staat”, zegt Damon. “De namen veranderen constant en niemand heeft die lijst ooit gezien. Maar je wilt er wel op staan.” Hij voelde zich weer zekerder toen Ford v Ferrari goed scoorde. “Als die film niets had gedaan, zat ik in de problemen.”
Damon zegt dat hij zelden de eerste keus is, zelfs voor de films waarin hij de hoofdrol speelt. “De meeste scripts die ik ontvang, zijn al langs een andere acteur gepasseerd. Brad Pitt kan zich waarschijnlijk niet eens meer herinneren hoeveel van mijn films hem eerst zijn aangeboden, waaronder The Departed. Tom Cruise ook niet. Ik weet zeker dat hij alles vóór mij heeft gezien. Leonardo DiCaprio zeker ook. Maar zolang ik op die lijst kan blijven staan, krijg ik misschien een kans, en dat is het enige waar je op kunt hopen.”
Betuttelende preek
De moeilijkste periodes in Damons carrière, als publiek figuur dan toch, waren niet zozeer te wijten aan misstappen op het witte doek. Soms leek Damon zich niet bewust te zijn van grote culturele veranderingen, waardoor mensen zich afvroegen of er onder die minzame buitenkant misschien iets onfris schuilging. Het overkwam hem voor het eerst tijdens Project Greenlight in 2015, een realityshow van HBO over beginnende filmmakers. Damon en Affleck produceten de show en gaven raad aan jong talent. In een aflevering stelde producer Effie Brown, een zwarte vrouw, een vraag over het gebrek aan diversiteit in de show. In zijn reactie leek Damon haar de les te lezen over de juiste manier om voor diversiteit te zorgen – of liever, de schijn ervan hoog te houden – terwijl hij het belang van diversiteit achter de schermen bagatelliseerde. Hij zei: “Diversiteit bekijk je bij de casting van je film, niet bij de casting van deze show.” Zijn opmerkingen leidden tot grote ophef online, waarbij de Twitter-hashtag #damonsplaining werd geïntroduceerd, een variatie op whitesplaining, dat door Urban Dictionary destijds werd gedefinieerd als ‘een betuttelende preek van witte mensen aan het adres van een persoon van kleur over wat wel en niet als racistisch moet worden beschouwd, terwijl ze daarbij onbewust blijk geven van hun eigen racisme’.
Vervolgens zei Damon in 2017, op het hoogtepunt van de #MeToo-beweging, in een interview dat beschuldigingen van seksueel grensoverschrijdend gedrag op een “spectrum” moesten worden gezien. In beide gevallen, waarvoor hij zich publiekelijk verontschuldigde, kwam Damon over als een rijke witte man met een laag emotioneel IQ, die zich niet bewust is van zijn eigen bekrompenheid. “Ik was en ik ben nog steeds toondoof”, biecht hij op, niet langer knikkend, maar nu berouwvol zijn hoofd schuddend. “Zoals iedereen zit ik vast in mijn eigen subjectieve ervaring en daardoor heb ik blinde vlekken. Misschien nog meer dan anderen, aangezien ik een witte, mannelijke, Amerikaanse filmster ben. Je leeft in een ijle bubbel. Ik weet niet eens waar mijn blinde vlekken beginnen en eindigen. Dus, ja, ik was en ik ben toondoof. Ik doe mijn best om dat niet te zijn.”
Vorige maand blunderde hij opnieuw, toen hij in The Sunday Times opbiechtte dat een van zijn dochters hem op de vingers had getikt, omdat hij een mopje maakte met het woord ‘faggot’, of ‘flikker’. Dankzij zijn dochter wist hij nu dat dat woord not done was, maar toch kwam hij in een storm terecht: had hij dat nu pas door?
Zoals zovelen in Hollywood heeft Damon zijn vroegere professionele connecties in een nieuw licht moeten bekijken, zoals producent Scott Rudin, met wie hij samenwerkte voor True Grit en Margaret, en wiens pestgedrag onlangs onder de loep werd genomen, of Harvey Weinstein, die de Oscarcampagne voor Good Will Hunting op poten had gezet en daarmee Damons en Afflecks carrière hielp vestigen. “Dit zijn mensen die zich onwaarschijnlijk slecht hebben gedragen en ik heb dat nooit in de gaten gehad”, zegt Damon. “Ik heb positieve werkervaringen gehad met hen. Maar het is triest als mensen hun macht misbruiken en ermee wegkomen, alleen maar omdat ze succes hebben.”
Terwijl hij op zijn inschattingsfouten terugblikt, zegt Damon dat hij het beste advies kreeg van een oud-klasgenoot van de middelbare school die hem aanmoedigde om vooral naar de kritiek te luisteren en niet te focussen op het formuleren van een antwoord. “Dat was verstandig. Ik heb geluisterd en toen ik eenmaal uit mijn defensieve houding kwam ...” Hij is even stil. “… begon ik echt te begrijpen waarom mensen mijn uitspraken aanstootgevend vonden.”
In andere woorden: vandaag belichaamt de filmster Matt Damon de aardige, witte Amerikaanse man op een moment dat het vertrouwen in dat type op een laag pitje staat. Het Matt Damon-type heeft niet langer als vanzelfsprekend het thuisvoordeel in het hart van het publiek. Damon geeft toe dat hij niet echt bezig is met zulke mogelijke verschuivingen, en stelt alleen: “Het is logisch dat de hoofdrolspelers veranderen als de cultuur verandert. Het publiek zal beslissen wie het wil zien.”
Amanda Knox
Damons volgende twee rollen zijn trouwens geen afdankertjes. Het zijn klassieke, onafhankelijke films met een groter budget: The Last Duel en Stillwater. Bill Baker uit Stillwater is een tikje deugdelijker dan ridder Jean de Carrouges uit The Last Duel en is een slimme samensmelting van Matt, de held, en Matt, de slechterik. Tom McCarthy, de regisseur van Stillwater, die ook het met een Oscar bekroonde journalistieke drama Spotlight heeft gemaakt, is zo’n regisseur die zag dat hij Damons imago kon vervormen. “Ik moest een acteur vinden die het Amerikaanse ideaal belichaamde”, vertelt McCarthy over de casting van de hoofdrol. “En Matt kan dat in elke rol.” Door daarmee te beginnen, kon McCarthy het verhaal van de Amerikaanse held omkeren. Hij legt uit dat Bill Baker een man is die bereid is om alles te doen voor zijn gezin, zelfs als dat niet langer legaal en juist is. Dat het publiek geneigd is Matts personages te vertrouwen, ook al weten ze dat hij iets verkeerds doet, was volgens McCarthy “een interessant gegeven om mee te spelen”. Stillwater is trouwens gebaseerd op het verhaal van Amanda Knox, de Amerikaanse van moord verdachte uitwisselingsstudente. Knox is totaal niet gediend met die verfilming en schreef deze zomer een vlammend essay.
Los daarvan levert Damon in Stillwater een ingetogen, maar subtiel verpletterende acteerprestatie. Affleck denkt dat zijn vriend te bescheiden is om toe te geven dat “hij even trots is op die rol als op alle andere die hij heeft gespeeld”. Damon vertelt dat zijn acteerprestatie het resultaat is van vele uren toegewijde voorbereiding, want talloze “onbewuste verwijzingen vertellen je wat voor kerel Bill Baker is”. Zo is er het specifieke accent uit Oklahoma waar Damon lang aan heeft gewerkt met een dialectcoach, de forse, logge fysiek van een oliewerker van middelbare leeftijd, het baardje, de wrap around-zonnebril, het ingestopte flanellen hemd en een jeansbroek die stijf staat van het brandvertragende product. Bovenal voel je dat Damon diep in de huid van het personage zit, hoewel hij een rijke man uit het noordoosten van de VS is die aan Harvard heeft gestudeerd en fondsen wierf voor de Democratische presidentskandidate Elizabeth Warren. “Bill Bakers levenskeuzes zijn niet de mijne, maar het was mijn taak om ze te begrijpen.” Daarom volgde Damon oliewerkers in Oklahoma, reed met hen mee, kwam naar barbecues in hun achtertuin, ging met hun kinderen kleiduifschieten en nam alle spottende opmerkingen goedmoedig in ontvangst toen een van die kinderen beter bleek te schieten dan Jason Bourne.
Stillwater zit vol met prachtig gespeelde scènes, maar er is er één die nog het best aantoont hoe Matt Damon de sympathie van het publiek als een emotioneel Trojaans paard kan gebruiken. Bill Baker gaat de slaapkamer binnen van iemand van wie hij is gaan houden en van wie hij afscheid moet nemen, waarschijnlijk voor altijd. Zijn gezicht is verscholen onder een vuile baseballpet, maar verraadt kleine sporen van verdriet: hij knippert een paar keer te veel, zijn kaak verkrampt subtiel, nauwelijks waarneembaar. Hij haalt één keer diep adem. We kennen allemaal mannen – echtgenoten, vaders, broers – die hun gevoelens even moeizaam uiten. En we houden van hen. Baker knipt nerveus met zijn duim tegen zijn wijsvinger. Hij speelt met zijn tong tegen de binnenkant van zijn onderlip en zegt een paar korte zinnen: “Je wil dus niet met me praten. Goed. Het spijt me. Het spijt me zo. Ik hou van je.” De persoon tot wie hij spreekt, zegt niets terug. Baker buigt zijn hoofd, draait zich om, blijft een ogenblik in de deuropening staan en loopt dan weg. In de stiltes rond de woorden breekt Matt Damon je hart. Ook al is die pijn de schuld van het roekeloze gedrag van zijn personage.
Verkeerde naam
Damon is nu op middelbare leeftijd, halfweg zijn carrière en hij is volledig de acteur geworden die hij op de middelbare school hoopte te zijn – een acteur die ook door Gene Hackman werd gewaardeerd. Hackman stuurde Damon een brief om hem te complimenteren nadat hij hem in The Informant! aan het werk had gezien.
Maar Damon heeft nog een ander Hackman-verhaal te vertellen. In 1993, kort nadat hij Harvard verliet, speelde Damon ineens in een film met de man. Die film was Geronimo en ‘met’ is misschien een beetje overdreven. “Ik zit in één shot met hem”, vertelt Damon over zijn bijrol. “Hackman speelt generaal Crook en ik ben de tweede luitenant, Britton Davis. Ik rijd acht paarden verder naar achteren.” Als je de scène nu ziet, valt het op dat de jonge Damon in zijn militaire cavalerie-uniform subtiel zijn paard tot naast een Apache-krijger leidt. “Ik probeerde in beeld te komen zodat ik in hetzelfde shot als Hackman zou zitten.” Op die stoffige dag op set ontmoette Damon de oudere acteur zelfs even toen Hackmans stand-in hen aan elkaar voorstelde. De twee maakten een praatje en toen nam Hackman afscheid met de woorden: “Leuk je te ontmoeten, Mark.” Matt Damon laat zijn filmsterrenglimlach even zien bij de herinnering aan dat moment en cijfert zichzelf daarna meteen weer weg. “Het is niet erg dat mijn naam niet juist was,” zegt hij. “Ik was gewoon blij dat ik er was.”
© The New York Times Magazine
Stillwater, vanaf 22 september, en The Last Duel, vanaf 13 oktober in de bioscoop