AchtergrondChatGPT
Zit ChatGPT achter onze jobs aan? ‘We vergeten dat we hier zelf meer inspraak in hebben dan we denken’
De komst van ChatGPT heeft het debat over de automatisering van arbeid gedemocratiseerd. Niet enkel arbeiders voelen zich bedreigd, ook mensen werkzaam in de kenniseconomie vrezen voor de toekomst van hun job. Maar wat zegt die angst eigenlijk over hoe wij in onze samenleving naar werk kijken? En kan het blootleggen van die angst misschien iets opleveren?
De robots zitten achter onze jobs aan. Wie arbeider is kreeg er misschien al rechtstreeks mee te maken, zag hun vakmanschap of jarenlange specialisatie plots vanuit hun hoofd en handen naar machines verdampen, maar voor mensen die tewerkgesteld waren in wat men de kenniseconomie noemt, was de frase veeleer een sciencefictionscenario waarbij titanium poppen in stropdas een meeting bijwonen. De AI-technologie van ChatGPT heeft dat voor het eerst op de helling gezet. De tool slaagt er immers bijster goed in om teksten te produceren, ‘denkwerk’ te verrichten en analyses te maken. En dus gonst het sentiment vandaag door de hele werkende bevolking. De robots zitten achter onze jobs aan. De angst voor technologische vooruitgang is natuurlijk van alle tijden. Het geschreven woord ging de kunst van het oreren vervangen, boeken gingen ons geheugen slechter maken, het internet ging ons dommer maken. En de robots zitten achter onze jobs aan.
“Als je je verdiept in populaire percepties van technologie doorheen de geschiedenis, merk je dat de debatten die we voeren eigenlijk helemaal niet vooruit zijn gegaan sinds het begin van de achttiende eeuw, terwijl de technologie enorm vooruit is gegaan”, zegt de Zweeds-Duitse econoom en economisch historicus aan de Universiteit van Oxford Carl Benedikt Frey. “Het is fascinerend om te zien hoe de debatten over automatisering in de jaren dertig of zestig buitengewoon veel op die van nu lijken.”
Dat debat is vandaag ook heel gepolariseerd. “Aan de ene kant heb je mensen die zeggen dat robots alle jobs zullen overnemen, dat iedereen zonder inkomen zal vallen en de enige oplossing de invoering van het universeel basisinkomen is, aan de andere kant heb je mensen die zeggen dat automatisering ons altijd ten goede komt en dat we ons gewoon moeten aanpassen. Terwijl de waarheid wellicht in het midden ligt.”
Technology trap
Want een van de grootste misverstanden over technologische vooruitgang is dan ook dat mensen denken dat het automatisch gebeurt. Dat nieuwe technologieën vanzelf geïmplementeerd worden. Of om het met Star Trek te stellen: resistance is futile.
“Dat is wat me tijdens mijn research ook het meest verbaasde”, zegt Frey. “We gaan ervan uit dat technologie uit de lucht komt vallen en we deze adopteren omdat het economisch zinvol is. Maar er zijn zoveel factoren die hierin meespelen. Een van de redenen waarom de groei zo stagneerde tot aan de industriële revolutie - die veel eerder had kunnen plaatsvinden omdat de technologie er was - was dat mensen de introductie van vervangende technologieën niet als gunstig voor hen zagen. Met name ambachtsgilden verzetten zich fel tegen technologieën die volgens hen de vaardigheden van hun leden bedreigden. En uit angst voor sociale onrust voerden regeringen vaak wetgeving in om nieuwe technologieën te blokkeren. Dat was de politieke economie van technologische verandering gedurende het grootste deel van de menselijke geschiedenis.”
Zo is er het voorbeeld van Queen Elizabeth I die een patent weigerde voor een breimachine omdat erg veel mensen werkloos zouden worden. De technologie werd geweigerd niet vanwege de inefficiëntie, maar vanwege de impact die het zou hebben.
In zijn boek The Technology Trap (2020) schetst Frey hoe de ontvangst en implementatie van nieuwe technologie afhangt van of die nieuwe technologie jobs vervangt, of net nieuwe jobs mogelijk maakt. Toen de boekdrukkunst werd uitgevonden, waren boekdrukkers zelf daar bijvoorbeeld niet zo tegen gekant, omdat er voor hen meer tijd vrij kwam om te schrijven. Maar toen de automatisering van de textielindustrie begon, kwamen heel wat wevers op straat die zichzelf zonder inkomen zagen vallen.
Frey is er, net als andere experts, niet van overtuigd dat technologie als ChatGPT zoveel jobs zal vervangen, maar dat het vooral veel concurrentie zal creëren waardoor voor sommigen de lonen ook lager zullen liggen. Het verzet tegen nieuwe technologie hangt dan ook af van hoezeer je erdoor geraakt zou worden mocht het worstcasescenario van toepassing zijn. Zo haalt hij de automatisering van vrachtschepen en -wagens aan, een technologie waar in de haven van Los Angeles fel tegen geprotesteerd werd, terwijl deze in havens als Nederland en Noorwegen haast geruisloos passeerde, omdat in die landen een groter sociaal vangnet aanwezig was, betere CAO’s en toegankelijker onderwijs.
“Die zaken dragen bij tot hoe mensen de toekomst zien. Zo bracht de Industriële Revolutie heel wat angst met zich mee omdat de nieuwe technologie toen voornamelijk jobs verving, terwijl nieuwe technologieën in de twintigste eeuw dan doorgaans enthousiast ontvangen werden, omdat mensen geloofden dat die nieuwe technologie ervoor zou zorgen dat, uiteindelijk, hun leven en dat van hun kinderen en kleinkinderen erop vooruit zou gaan. Zelfs al was er aanvankelijk wat ontregeling. Die overtuiging, dat we er als maatschappij beter van zullen worden, is essentieel voor technologische vooruitgang. Mijn grootste bezorgdheid is dat er vandaag, veel minder dan in de twintigste eeuw, weinig geloof heerst in de voordelen van technologische vooruitgang.”
Hoerastemming
Er is natuurlijk een reden waarom de hoerastemming zelfs niet heerst bij mensen die misschien wel eens voordeel zouden kunnen halen uit ChatGPT. Want de technologie kan wel degelijk bepaalde onderdelen van jobs stroomlijnen. Vonnissen uitschrijven, bijvoorbeeld. Lesvoorbereidingen maken. Of zoals in mijn job: interviews uittikken en samenvatten. In theorie zou dat ertoe leiden dat ik meer tijd over zou hebben voor research of voor het creatieve proces van de ene zin aan de andere vast te naaien, maar in praktijk zou het er weleens op neer kunnen komen dat ik gewoon méér artikels moet schrijven binnen eenzelfde tijd. Omdat het kan. Omdat we vastzitten in het efficiëntiedenken dat optimalisatie nog steeds gelijkstelt met het opschalen van productie. Zoals de e-mail destijds de briefpost moest vervangen, maar we vandaag meer e-mails sturen dan dat we ooit brieven hebben gepost.
Daarom dat een visie over hoe we AI optimaal kunnen implementeren noodzakelijk is, zegt Rob Heyman van het Vlaams Kenniscentrum voor Data en Maatschappij. “Vaak wordt heel reactief gereageerd op de aankondiging van nieuwe technologie: wat er zeker niet mag gebeuren, wat beschermd moet. Dat is begrijpelijk - zeker vanuit vakbonden die uit het verleden al weten dat automatisering jobs kan kosten - maar op die manier kan je geen visie voeren.”
Heyman en zijn collega’s vroegen daarom ook aan de de onderwijsvakbond Christelijke Onderwijscentrale (COC) om te bekijken wat AI zou kunnen betekenen in het onderwijs. Daaruit kwam uiteraard voort dat bepaalde administratieve taken zoals punten invoeren overlaten aan AI wel een efficiëntiewinst zou opleveren, dat leerkrachten daar tijd mee wonnen. “Maar er moet vervolgens ook een visie zijn over hoe die extra tijd dan best ingevuld kan worden en dat gesprek wordt voorlopig nog bijna nergens gevoerd”, zegt hij.
Heyman legt uit dat developers van ChatGPT hun queeste niet startten vanuit het idee dat ze, bijvoorbeeld, journalisten zoals ik op het puntje van hun stoel zouden krijgen of studenten het makkelijker wilden maken om schoolopdrachten te schrijven. Ze zijn eerder bezig met wat mogelijk is, een houding die we beter zelf wat vaker zouden aannemen. “Ik denk dat het belangrijk is dat we als samenleving kijken naar wat nieuwe technologie ons méér kan bieden”, zegt Heyman. “Al te vaak is de achterliggende reden voor digitalisering besparen - AI inzetten om diensten te versnellen of te automatiseren en niet noodzakelijk om dienstverlening te vergroten bijvoorbeeld.”
Dat komt uiteraard ook door onze belastingwetgeving, die ervoor gezorgd heeft dat bedrijven meer zijn gaan investeren in automatiseringstechnologieën die arbeidskrachten vervangen - net omdat vermogen weinig belast wordt en werknemers duur zijn.
Iets wat ook Frey zorgen baart. Wanneer mensen technologische vooruitgang enkel associëren met het verlies van jobs of met hogere werkdruk, geloven ze niet in de voordelen van technologische vooruitgang. “En de geschiedenis leert ons dat er dan geen technologische vooruitgang komt - of toch niet zoals die zich optimaal zou kunnen ontwikkelen.” Toch is hij geen voorstander van verregaande regulering. “Dat zorgt er immers voor dat steeds minder bedrijven zich op de markt zullen wagen, waardoor er niet alleen marktconcentratie is, maar ook een gebrek aan concurrentie, waardoor de bestaande bedrijven niet uitgedaagd worden om van hun product het beste product te maken.”
De taak van de overheid schuilt er volgens Frey dus niet in om bedrijven die AI ontwikkelen of implementeren beperkingen op te leggen, maar door net stimuli te creëren die ervoor kunnen zorgen dat deze bedrijven AI inzetten op een manier die de samenleving ten goede kan komen. “Beeld je bijvoorbeeld eens in hoe anders technologiegiganten er vandaag uitgezien hadden als er belastingen geheven zouden worden op data hoarding”.
Vallen en opstaan
Zowel Heyman als Frey zeggen dat het bizar is dat we het vandaag hebben over ChatGPT alsof het een volgroeid, volwassen, afgewerkte technologie is, terwijl we het volle potentieel ervan nog niet kennen. Maar daarvoor moet er eerst geëxperimenteerd worden met de technologie en moet die dus gebruikt worden, een proces dat met vallen en opstaan zal gebeuren, dat vermoedelijk heel wat sectoren op zijn kop kan zetten, maar dat we wel kunnen sturen als we er op een hoopvolle manier mee omspringen. “Mensen vergeten ook wel eens dat ze zelf ook inspraak hebben”, zegt Heyman. “Terwijl we de ontwikkeling en de inzet van AI mee kunnen bepalen net door het te gebruiken en te zien wat voor hen werkt en wat niet werkt en daarover te communiceren.” Zoals het werk van Frey ook meermaals aantoont: technologische vernieuwing komt er niet wanneer mensen niet overtuigd zijn van het voordeel.
In een gesprek met The New York Times zei communicatieprofessor Neta Kligler-Vilenchik dat de discussies die we voeren over onze angsten voor nieuwe technologie net ontzettend constructief kunnen zijn. “Al sinds Socrates’ bezorgdheid dat het geschreven woord de wijsheid zou uitroeien, wordt van elke nieuwe technologie gedacht dat die ons ofwel zal redden (het internet zal mensen over de hele wereld in één gemeenschap samenbrengen!) ofwel onze ondergang zal betekenen (robots zullen ons allemaal werkloos maken!). Voor mij is deze continuïteit heel geruststellend, omdat ze laat zien dat onze angsten en wensen niet zozeer betrekking hebben op de eigenschappen van de specifieke nieuwe technologie, maar veeleer op brede maatschappelijke angsten en wensen die worden geprojecteerd op eender welke nieuwe en nog niet begrepen technologie dan ook.”
Net omdat nieuwe technologie doorgaans niet ontstaat met een bepaald doel voor ogen, met een bepaald probleem dat opgelost wordt, kan het op verschillende manieren ingezet worden. En net omdàt het zo’n disruptief proces kan zijn, schuilen er veel mogelijkheden in om het gesprek open te trekken en om onderliggende bezorgdheden aan te kaarten. Om het te hebben over de manier waarop we werken, de reden waarom we werken en hoe werkgevers dat al dan niet faciliteren. Of hoe nieuwe technologieën soms misschien de maatschappij kunnen verbeteren op andere vlakken dan waarop ze aanvankelijk misschien ingezet werden.