AchtergrondWetenschap
‘We zijn verslaafd geworden aan licht’: waarom de toenemende lichtvervuiling slecht nieuws is, en wat u er zelf aan kunt doen
Wie in augustus naar de meteorenregen Perseïden wilt kijken, kan maar beter nu al op zoek naar een écht donkere plek. Succes daarmee, want in ons land neemt de lichtvervuiling alleen maar toe. En dat is slecht nieuws voor mens, plant en dier. ‘We zijn verslaafd aan licht.’
Met een amateur-astronoom in huis is het een jaarlijks terugkerend ritueel: rond de twaalfde augustus, wanneer de Perseïden door het zwerk zwieren, gaat de sterrenkijker koortsachtig op zoek naar de donkerste plek van de provincie. Steevast eindigen wij elk jaar in een donker bos in Noord-Limburg of een open veld aan de taalgrens, zo ver mogelijk verwijderd van steden en industrieterreinen. Soms vragen we vrienden mee. Dat is gezellig, tot iemand naar de wc moet.
Gelegen op een veldbed en met een thermos koffie binnen handbereik tuurt de kijker uren naar boven. Zonder verrekijker of telescoop, want de Perseïden, eigenlijk minuscule steentjes en gruis van de komeet Swift-Tuttle die met een grote snelheid onze atmosfeer komen binnengedrongen, zijn perfect waarneembaar met het blote oog. Tenminste: dat zouden ze moeten zijn. Door de toenemende lichtvervuiling laten op veel plekken alleen de helderste meteoren zich opmerken, terwijl er op het moment van maximale activiteit gemiddeld één meteoor per minuut te zien zou moeten zijn.
“Je zou eigenlijk naar de regio rond Hoegaarden moeten gaan”, zegt Stijn Vanderheiden van de Vlaamse Vereniging voor Sterrenkunde (VVS), die in Vlaanderen ook de IJzervallei, de grens met Zeeland en de Noorderkempen aanbeveelt voor astronomische waarnemingen en astrofotografie. “Hoegaarden is een prima plek om naar de hemel te kijken omdat het er echt donker is. Astronomen kijken meestal naar het zuiden omdat daar de meeste sterren te zien zijn. Hoegaarden, met Leuven in het westen en Tienen in het oosten, heeft een redelijk onbeperkt zicht op het zuiden. De eerstvolgende stad is Namen en die ligt vijftig kilometer verderop.”
Er is nog een reden waarom Hoegaarden een gegeerde plek is voor sterrenkijkers. Die is te danken aan Joost Verheyden, een waarnemer die er vaak in de velden staat en erg actief is op het vlak van lichthinder. Hij klopt aan bij bedrijven en gemeenten die te veel en ‘fout’ licht, waarover later meer, uitstralen. Met succes: de AB InBev-brouwerij van Hoegaarden en een serrebedrijf stelden op zijn vraag hun verlichting beter af. Precies daar, op het snijpunt van astronomische waarnemingen en de ergernis over lichtvervuiling, bevinden zich de activiteiten van de werkgroep lichthinder van de VVS, die Vanderheiden mee bestiert.
Lichthinder − of lichtvervuiling, beide termen zijn inwisselbaar − is niet alleen een gesel voor astronomen. Ook dieren, planten en mensen hebben er last van.
“De blauwfilter op je gsm is er niet voor niets gekomen”, zegt Vanderheiden. “Gsm’s straalden vroeger te veel wit licht uit, wat de aanmaak van het slaaphormoon melatonine verstoort. Wie ’s avonds te lang op zijn gsm tokkelde, raakte moeilijker in slaap.”
Vanderheiden heeft er een persoonlijke missie van gemaakt mensen te overtuigen om minder en beter licht te gebruiken. Hij geeft lezingen voor milieuraden en overheden en bedenkt strategieën om gemeentebesturen te benaderen om waarneemplekken niet te hinderen. Met enkele gelijkgestemden heeft hij een vzw opgericht om zijn preventietips tegen lichthinder te delen met het brede publiek. “Bewuster omgaan met licht is niet alleen beter voor nachtdieren en insecten, ook mensen hebben er baat bij. Er zijn studies die een verband aantonen tussen lichthinder en kanker. Ik beweer niet dat lichtvervuiling kanker veroorzaakt, maar een overmatige blootstelling aan licht bij nacht kan kankers helpen te ontwikkelen.”
Het gaat daarbij niet om de occasionele blootstelling aan een lamp in het donker, maar om nachtarbeiders van wie het bioritme wordt verstoord door kunstlicht. Wetenschappers raken het niet eens over een verband tussen nachtwerk en kanker, maar Denemarken heeft de vlucht vooruit gekozen: sinds 2007 erkent het land borstkanker als mogelijke beroepsziekte bij minimaal vijftien jaar nachtwerk.
Nooit meer donker
De link tussen licht en gezondheid is al langer bekend. Zo is ook geweten dat kinderen in stedelijke gebieden onrustiger slapen door lichthinder. Nieuwer zijn de inzichten die het licht heeft op de biodiversiteit. Voor een deel zijn die te danken aan het werk van bioloog Ruben Evens, postdoctoraal onderzoeker aan de Universiteit Antwerpen. Evens bestudeert het leef- en foerageergedrag van de nachtzwaluw en deed enkele opmerkelijke vaststellingen.
Wanneer we Evens bellen, is hij op wandel in het duinengebied van Oudsbergen, waar hij een kolonie nachtzwaluwen volgt. Nachtzwaluwen zijn een belangrijke modelsoort en een graadmeter voor lichtvervuiling. “Eigenlijk is de naam van die vogelsoort fout gekozen. Nachtzwaluwen zijn vooral actief tijdens de schemer. Het zijn visuele predatoren, anders dan vleermuizen hebben ze licht nodig om hun prooi te zien. Ze jagen op nachtvlinders en vliegende kevers, die ze als zwarte objecten zien tegen een verlichte achtergrond.”
Het onderzoeksteam van Evens heeft een aantal vogels uitgerust met loggers. Wanneer de ‘Belgische’ vogels overwinteren in de Centraal-Afrikaanse savanne, waar er geen lichtvervuiling is, worden de dieren beïnvloed door het maanlicht en gaan ze ook ’s nachts jagen. “Op hun gedragsmeters kunnen we aflezen dat wanneer de maan boven de horizon komt, de nachtzwaluwen blijven vliegen”, zo stelde Evens vast.
Ook in België bleken de nachtzwaluwen actief te zijn in het donker. Evens vroeg zich af wat de reden kon zijn. Was het de maan en het licht van de sterren? Of toch de lichtvervuiling? Hij begon ’s nachts het licht te meten op twaalf locaties. Daardoor kon hij vaststellen welke bijdrage de lichtvervuiling heeft op het nachtlicht. “Vervuiling komt niet alleen van straatlampen en reclameborden. De ‘skyglow’, de astronomische lichtvervuiling die je van tientallen en soms zelfs van honderden kilometers ver kunt zien, is voor de vogels die ik in Limburg volg, vooral afkomstig van steden en gemeenten in de buurt. Het licht van Houthalen-Helchteren, de stad Genk en de industrie in Zwartberg zorgt voor ‘lichtdekens’ op twintig tot dertig kilometer van de habitat van de vogels. Onze theorie is dat de vogels dat licht gebruiken om ’s nachts te jagen.”
Uit de lichtmetingen blijkt dat in vergelijking met een natuurlijk scenario − donker en geen maanlicht − bewolkte nachten de meest lichte periodes zijn. Zulke nachten zijn zelfs even licht of lichter dan heldere nachten bij volle maan. “Dat komt omdat het licht van de steden tegen de onderkant van de wolken wordt geprojecteerd”, zegt Evens. “Daardoor ontstaat die skyglow, een witgele gloed die zichtbaar is voor dieren.” Tijdens de meeste nachten wordt het gewoonweg nooit meer donker.
Volgens de waarnemingen van Evens zijn bewolkte nachten in het Nationaal Park Hoge Kempen vier tot vijf keer lichter dan in natuurlijke omstandigheden, die in het Noord-Limburgse Bosland twee tot drie keer lichter. Dat heeft ontegensprekelijk ook een invloed op andere dieren. “Nachtzwaluwen zijn niet de enige visueel geörienteerde dieren”, vertelt Evens. “Alleen is er weinig tot niets geweten over de invloed van skyglow. Onderzoekers aan de universiteit van Wageningen hebben wel vastgesteld dat ganzen minder vast slapen bij skyglow, en palingen blijken minder melatonine aan te maken bij blootstelling aan een lage hoeveelheid lichtgloed. Maar dat zijn experimenten die in labo’s zijn uitgevoerd. Over de invloed van lichthinder op dieren in het wild is amper onderzoek bekend. Voor ons is dit pionierswerk.”
Nog even over de nachtzwaluw. In vergelijking met vogels uit referentiegebieden in Spanje en Mongolië, die ook naar Afrika trekken om te overwinteren, vertonen de Belgische nachtzwaluwen opmerkelijk gedrag. Vogels in Mongoolse en Spaanse broedgebieden vliegen niet meer als het ’s nachts bewolkt is. Bij Belgische vogels is het omgekeerd: door de skyglow zijn zij ’s nachts actiever bij bewolking. In de wintergebieden, waar alle vogels samenkomen, stoppen ze bij bewolking ’s nachts allemaal met vliegen. Behalve de Belgische nachtzwaluwen, wier gedrag verstoord is door het effect van lichtvervuiling.
Dat klinkt somber, maar volgens Evens zou het weleens een positief verhaal kunnen zijn. “Onze hypothese is dat het jaaggedrag van Belgische nachtzwaluwen hun een voordeel kan bezorgen. Dat is wat we nu onderzoeken: kunnen ze meer eten? Zijn ze fitter? En kunnen ze daardoor meer jongen grootbrengen?”
Evens verontschuldigt zich. Door de bosbrand in Oudsbergen is de politie er aan het patrouilleren. Bezoekers zijn op dit moment niet gewenst. Hij moet aan een agent uitleggen wat hij in het gebied aan het doen is. “Alles oké”, laat de onderzoeker enkele minuten later weten.
Schandvlek
Lichthinder staat niet bepaald hoog op de politiek-maatschappelijke agenda. Dat is een bedroevende vaststelling. Het is tenslotte een bron van milieuvervuiling, maar een waarvan we ons niet altijd bewust zijn. Meer zelfs: afhankelijk van het gebied stijgt de lichtvervuiling tussen 2 en 6 procent per jaar.
Vlaanderen blijkt met zijn verlichte weginfrastructuur al decennialang een slechte leerling. De intussen iconisch geworden nachtelijke satellietbeelden, waarop Brussel en Antwerpen duidelijk te onderscheiden zijn vanuit de ruimte, vormen al jaren een schandvlek. Wie uitzoomt naar West-Europa, ziet dat behalve de Randstad in Nederland heel Vlaanderen een verlichte zone is, die uitloopt in het Duitse Ruhrgebied. Met dank aan de lintbebouwing en de typisch Vlaams-Belgische verrommeling van het landschap.
“Wij zijn verslaafd geworden aan licht”, stelt Stijn Vanderheiden. “We zijn ermee opgegroeid en vinden het vanzelfsprekend dat alles verlicht is als we ’s nachts de deur uit gaan.”
Volgens Vanderheiden is onwetendheid de grootste bron van ellende. “De meeste mensen beseffen niet dat licht hinderlijk kan zijn. Veel tuinverlichting uit doe-het-zelfzaken is zelfs niet eens in regel met de Vlaamse milieuwetgeving, die slechts acht artikelen telt over lichthinder. Dat is wel heel weinig.” Een aantal bepalingen blinkt bovendien uit in algemeenheid. Zo zegt het eerste artikel dat hinderlijke verlichting vermeden moet worden. Tja, in dat geval heeft iedereen boter op het hoofd: de burger die zijn tuin verlicht, het wassalon met zijn lichtreclame en de overheid die maar straatlampen blijft plaatsen.
De wet zegt voorts dat klemtoonverlichting op bomen, kerken en gebouwen gericht moet zijn op het object. Skytracers, die dancings en fuiven weleens gebruiken om via lichtbundels hun aanwezigheid kenbaar te maken, zijn verboden, vervolgt Vanderheiden. “Het probleem met klemtoonverlichting is dat hele lichtbundels langs en over het object gaan. Een boom of een kerk mag je niet van onderuit verlichten, je moet kleinere lampen gebruiken en die vanuit de dakgoot naar beneden richten.”
Helverlichte sportvelden en parkings maken gebruik van flinke stralers. Die worden nog al te vaak schuin geplaatst, terwijl moderne lichtarmaturen ontworpen zijn om horizontaal te installeren omdat ze het licht gericht naar beneden schijnen. Vanderheiden zegt dat als hij de wetgeving streng interpreteert, hij overal overtredingen ziet waarvan hij aangifte zou kunnen doen. Het maakt hem soms moedeloos.
De verplichting om ledverlichting te gebruiken in het publieke domein is een stap vooruit, erkent Vanderheiden, maar is niet zaligmakend. “Led helpt omdat het de lichtstraal beter richt, maar veel ledlampen stralen een koud, wit licht uit, dat veel blauw bevat. Dat wil je ’s avonds niet hebben. Dieren ondervinden er bovendien hinder van. Zij hebben een aversie tegen blauw licht en mijden het, of ze worden er juist door aangetrokken, zoals motten naar een lamp. Op die manier worden biotopen bedreigd.”
Voor dat koude, witte licht bestaat een simpele oplossing: vervang het door warm, wit licht met een lagere kleurtemperatuur. “Je kunt er ook voor kiezen om straten uit te rusten met rood, groen of oranje ledlicht”, zegt Vanderheiden. “Zeker in gebieden waar vleermuizen op zoek gaan naar prooien. Met rood licht kun je nog altijd perfect de straat op. Je ziet minder dan met wit licht, maar zodra je ogen eraan gewend zijn, valt het mee. In Aalter en Zedelgem zijn er dankzij het Agentschap Natuur en Bos straten rood verlicht om diersoorten te beschermen.”
Saving Private Orion
Dat lichthinder stilaan meer bespreekbaar wordt, is mede te danken aan Jan Scheers. De amateur-astronoom, verbonden aan de volkssterrenwacht Armand Pien in Gent, stampte vorig jaar Saving Private Orion uit de grond. Het evenement is bedoeld om de lichtvervuiling in kaart te brengen door het aantal sterren te tellen in Orion, een sterrenbeeld dat in februari en maart aan de zuidelijke hemel staat.
“Orion is een van de opmerkelijkste wintersterrenbeelden. Doordat het de vorm heeft van een zandloper, vergt het weinig inspanning om het waar te nemen en het aantal sterren te tellen”, zegt Scheers. “Je kunt het bovendien gemakkelijk thuis doen, je hoeft er niet voor naar een sterrenwacht. Het is een graadmeter voor de klaarheid van de nachthemel.”
Scheers tuurt al verschillende decennia naar de hemel en zag de situatie verergeren. “De komst van de ledverlichting is goed geweest om het verbruik te doen dalen, maar het is zo goedkoop dat het nog meer gebruikt wordt. Misschien dat de huidige energiecrisis onze overconsumptie van licht eindelijk aan banden legt. Aan onze nachthemel is vrijwel altijd een gloed te zien, zeker bij mist en regenweer.”
Kunstlicht wordt niet optimaal gebruikt, vindt Scheers. Er is nog veel reflectie naar boven toe, terwijl er ondertussen toch al lang lichtkapjes bestaan om verstrooiing te vermijden, zegt de astronoom. “Licht moet altijd catchy zijn. Het wordt gebruikt om reclame te maken, straten onnodig lang te beschijnen en gebouwen uit te lichten. Het zou het onveiligheidsgevoel tegengaan, maar uit studies blijkt dat er niet meer criminaliteit wordt gepleegd in zones waar geen verlichting is. Veel verlichting wordt ’s nachts niet uitgezet. Wat is het nut van een winkel te verlichten die ’s nachts toch niet open is?”
Scheers’ advies: verlicht waar het moet, vermijd waar het kan. En stop met alle wegen te verlichten. “Wij blijven wat dat betreft een Europees unicum. Wat een energieverlies toch.”
Steden, gemeenten maar ook wijzelf houden het probleem in stand, vindt Stijn Vanderheiden. “Ik strijd al twintig jaar tegen lichtvervuiling, maar nog altijd voel ik me een roepende in de woestijn. Licht kan ook nadelig zijn. Een verlichte boom denkt dat hij zijn blad moet vasthouden. In de winter kan dat leiden tot vorstschade, waardoor de boom afsterft. Je kunt geweldig mooie dingen doen met licht, maar nu kleeft er vooral een donkere rand aan.”
Om straks naar de Perseïden te kijken, houdt Scheers het op een simpele suggestie: “Hoe donkerder, hoe beter. Je kunt veel meer meteoren zien op plekken die zo min mogelijk verlicht zijn.” Bioloog Ruben Evens raadt aan om naar Wallonië te gaan, in zijn eigen regio adviseert hij de bossen van Hechtel-Eksel.
Stijn Vanderheiden droomt van nachtparken, zoals in de Duitse Eifel of op Terschelling. “Nachtparken zijn onbekend in België, maar in het buitenland bestaan ze al langer. De International Dark Sky Association reikt er zelfs labels voor uit. Het zijn plekken waar astronomen naartoe trekken omdat het beschermde gebieden zijn waar het licht zo veel mogelijk beperkt wordt. Zelfs het verblijfstoerisme doet eraan mee. De meeste b&b’s in nachtparken hebben telescopen voor hun gasten om naar de nachthemel te kijken. Geloof me: zodra je de Melkweg hebt gezien, ben je voorgoed verkocht.”