Wetenschap
Studente zorgt voor doorbraak: kankermiddel kan 1.000 keer goedkoper gemaakt worden
Een studente uit Eindhoven ontdekte een manier om een kankermedicijn veel goedkoper te fabriceren. Of dat veel gaat uitmaken voor de verkoopprijs, is nog maar de vraag.
Een veelbelovend medicijn voor borstkankerpatiënten is veel goedkoper te produceren dan tot nu toe mogelijk leek. Dat blijkt uit Nederlands onderzoek, dat tot stand kwam na een toevallige ontdekking van een bachelorstudente. Met de nieuwe techniek, beschreven in het vakblad Bio-organic & Medicinal Chemistry Letters, zou het medicijn Z-endoxifen tot wel duizend keer goedkoper te vervaardigen zijn.
De vondst wekt belangstelling omdat de prijzen van kankermedicatie de pan uit rijzen. Een gemiddeld nieuw geneesmiddel kost algauw tienduizenden euro’s per patiënt per jaar. Goedkopere medicatie verlaagt de druk op het zorgstelsel en leidt ertoe dat nieuwe geneesmiddelen voor elke patiënt beschikbaar blijven.
Het onderzoek naar Z-endoxifen stamt al uit 2011, vertelt de Britse hoofdonderzoeker Lech-Gustav Milroy van de TU Eindhoven. “We kregen de opdracht om een manier te vinden om de stof op grote schaal te maken”, zegt hij. Daphne van Scheppingen – op dat moment een bachelorstudente van Milroy – ging met de opdracht aan de slag. Milroy: “Zij ontdekte toevallig dat het mogelijk is om in één keer een pure vorm van Z-endoxifen te maken. Dat deed ze door de omstandigheden van het productieproces, zoals de zuurtegraad van de stof, extra goed onder controle te houden. Die nieuwe techniek maakte een tweede, heel dure stap in het productieproces overbodig.”
Het Groningse bedrijf Syncom wist op basis van deze vondst goedkoop op grote schaal Z-endoxifen te produceren. De productiekosten, zo rekende Milroy uit, lagen zo’n duizend keer lager dan de prijs die commerciële bedrijven aanrekenden.
Proef met succes doorstaan
De resultaten van Milroy en consorten bleven enkele jaren onopgemerkt. Tot Z-endoxifen vorig jaar opeens als veelbelovend kankermedicijn om de hoek kwam kijken. Patiënten met een bepaald type borstkanker slikken het middel tamoxifen, dat in het lichaam wordt omgezet in het werkzame Z-endoxifen. Maar bij zo’n 20 procent van de patiënten zet het lichaam tamoxifen niet goed om. Voor hen is synthetische Z-endoxifen uit het lab – zoals die van Milroy – een potentiële uitkomst.
Z-endoxifen heeft een belangrijke klinische patiëntenproef in de VS met succes doorstaan, maar is nog niet als medicijn op de markt. Op zijn vroegst is het middel over zes à zeven jaar beschikbaar.
Is het medicijn tegen die tijd veel goedkoper door de Eindhovense ontdekking? Dat hoeft allerminst zo te zijn, vertelt Huub Schellekens, biotechnoloog (Universiteit Utrecht) en niet betrokken bij de studie. “Bij dit soort medicijnen wordt de prijs vooral bepaald door de waarde die we er als maatschappij aan hechten”, legt hij uit, “en dus niet door de productiekosten.” Volgens Schellekens gaat zo’n 99 procent van de prijs van een medicijn naar de farmaceutische industrie. Slechts 1 procent wordt bepaald door de productiekosten. Schellekens: “En 1 procent duizend keer goedkoper maken maakt uiteindelijk niet zoveel uit.”
De Vereniging voor Innovatieve Geneesmiddelen reageert positiever. “Doordat wetenschappers nu tegen lagere prijzen grote hoeveelheden Z-endoxifen kunnen inslaan, worden de ontwikkelkosten mogelijk lager. Dat kan uiteindelijk de prijs toch drukken.”