ColumnDe schaal van Mulders
Stephen Hawking organiseerde ooit een feestje voor tijdreizigers. ‘Ik heb lang zitten wachten’
Jean-Paul Mulders onderzoekt alles wat u bij de hersenkwabben kan grijpen.
Als je denkt dat je allang bent aangelopen tegen de grenzen van de smakeloosheid, kom je altijd wel iets tegen dat nog net iets smakelozer is.
Kerstballen, bijvoorbeeld, met Auschwitz als thema. De krant meldt dat Amazon ze schrapt uit het aanbod. Op sterren en kerstklokken die in de webwinkel werden verkocht, bleken foto’s te zijn afgebeeld van de spoorlijn, de toegangspoort en de door prikkeldraad omgeven barakken van het concentratiekamp. Dus daar zit ergens iemand ‘Stille nacht’ bij te zingen.
’40-’45 is een tijdsgewricht waar ik zelf liever niet naar terugkeer – niet via een kerstbal en niet via een spektakelmusical. Ik keer nergens graag naar terug via een musical. Als ze beginnen te zingen, voel ik de onweerstaanbare drang mij op te sluiten in een schuilkelder.
Voor de rest vind ik het een opwindende gedachte in de tijd te kunnen reizen. We doen het allemaal dagelijks, maar de hamvraag is of er vooruit- en teruggespoeld kan worden. Volgens wiskundigen is dat mogelijk. Er komen dingen aan te pas als ruimtetijdputten en gesloten tijdachtige krommen. Sinds Einstein weten we dat tijd en ruimte kneedbare substanties zijn, die zich moeilijk laten bedwingen.
Stripverhalen trekken zich niets aan van praktische bezwaren. Van Sus & Wis tot Piet Pienter & Bert Bibber: allemaal konden ze het niet laten zich met een groot of klein apparaat in de tijd te verplaatsen. In De valstrik laat de schurk, Miloch, professor Mortimer met een ontregelde tijdmachine terechtkomen in een vijandige omgeving.
Onsexy uitstoot
Soms heb ik het gevoel dat mij dat ook is overkomen, aan de vooravond van een 2020 dat vervreemdend futuristisch oogt. Ik heb het gevoel in een vijandige toekomst te zijn beland als ik op tv wereldleiders zie ruziën als schoolmeisjes. Ik heb dat gevoel als ik hoor opperen dat katten niet meer buiten mogen komen, terwijl juist de mens beter binnen zou worden gehouden.
Ik heb dat gevoel als de klimaatminister gaat planepoolen. Ik heb dat gevoel als mensen zich weren als een duivel in een wijwatervat om toch maar te mogen blijven vervuilen. Het woord ‘uitstoot’ is even onsexy als tandzijde die al gebruikt werd. Je kunt je daar best niet te veel van aantrekken of, zoals wijsgeer Maarten Boudry, verkondigen dat we al die diersoorten niet nodig hebben. En dat de wetenschap de klimaatverandering wel zal oplossen.
Ik ben een geweldige fan van de wetenschap. Toch gebruik ik haar niet graag als doekje voor het bloeden. Het is waar dat we op verre planeten putjes graven om bodemmonsters te onderzoeken. Maar tegelijk kunnen we geen dode mug tot leven wekken, of haar op het hoofd van een kaalkop laten groeien. Terwijl wie daarin slaagt, zo rijk wordt als de Marianentrog diep is.
Stephen Hawking, die tot op hoge leeftijd al zijn haar had, organiseerde ooit een feestje voor tijdreizigers. “Ik heb een hele tijd zitten wachten,” aldus de professor zaliger, “maar er is niemand komen opdagen.” Hawking leidde daaruit af dat reizen in de tijd niet mogelijk is.
Hij stond er niet bij stil dat we misschien de kans niet krijgen een werkbare tijdmachine te maken, omdat er in de toekomst geen kat is.