AchtergrondCoronavirus
Onderzoek: corona gevoeliger voor mooi weer dan eerder gedacht
Het ‘seizoenseffect’ van corona is groter dan men tot dusver aannam. De inzettende zomer doet ongeveer net zoveel met het virus als de sluiting van de scholen en universiteiten, of als een verbod op bijeenkomsten van meer dan 100 mensen.
Dit blijkt uit nieuwe berekeningen van het virus door Britse onderzoekers. De wetenschappers vergeleken het verloop van de epidemie in 143 regio’s en ontdeden die met wiskundige technieken van de invloed van de coronamaatregelen. Conclusie: het verschil tussen hartje winter en hoog zomer scheelt zo’n 40 procent van de besmettingen.
Oppassen geblazen dus, waarschuwen de Britten, onder leiding van wiskundige Jan Kulveit van de Universiteit van Oxford. “Onvoldoende rekening houden met seizoensgebondenheid kan leiden tot ernstige beleidsfouten of te rooskleurige vooruitzichten. Een vermindering van overdracht in de zomer kan bijvoorbeeld ten onrechte worden opgevat als het gevolg van groepsimmuniteit, en zodoende leiden tot onvoldoende voorbereiding op een heropleving in de koudere maanden.”
“Bij alles wat goed gaat in de zomer, moeten we wel even bedenken: er komt best wat bij in de winter”, zegt ook Jacco Wallinga, hoofdmodelleur bij het Nederlandse RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu). Ongerust dat de RIVM-modellen de zaak verkeerd inschatten, is hij wel niet: “Misschien blijkt het iets hoger te zijn (RIVM schatte het seizoenseffect op 20 in plaats van 40 procent, MK). Maar ik zie hierin vooral een bevestiging van wat wij voor Nederland ook vinden. Onze schattingen liggen niet ver uit elkaar.”
November tot mei
Dat het virus zoals alle luchtwegvirussen meedeint met de seizoenen, is overbekend: ’s zomers zijn mensen meer buiten en wordt het virus tegengewerkt door zonlicht, warmte en de hogere luchtvochtigheid. Eerder onderzoek wees al uit dat ook verkoudheidscoronavirussen zeer sterk seizoensgebonden zijn: haast alle besmettingen vinden plaats tussen november en mei.
Dat wil overigens niet zeggen dat we ’s zomers dus niets hoeven te vrezen van corona, benadrukt Kulveit in een toelichting. “Het zomerseizoen alleen krijgt de R-waarde niet onder 1", stelt hij vast. Dat betekent dat er in theorie nog steeds uitbraken in de zomer mogelijk zijn.
Het seizoenseffect verklaart volgens Kulveit waarom het virus na vorige zomer in heel West-Europa weer zo sterk opleefde. “Het aanzwellende ‘getij’ van het reproductiegetal oversteeg toen de drempelwaarde van de maatregelen, die in de zomer nog afdoende was. Maar in de herfst en winter waren er ineens strengere maatregelen nodig.”
Vaccinatie
Het effect van de vaccinaties zit overigens niet in de modellen versleuteld. Die dempen de R-waarde van de epidemie weer, omdat gevaccineerde mensen het virus minder doorgeven. Wetenschappers in binnen- en buitenland wachten daarom gespannen af wat er komende winter gebeurt: misschien houden de vaccins het virus in toom, misschien zijn er daarnaast toch weer coronamaatregelen nodig.
De nieuwe berekeningen sluiten goed aan bij cijfers uit Zweden, waar men het seizoenseffect op 50 procent van de besmettingen berekende. Toch maakt de Nederlandse expert Wallinga zich geen zorgen dat zijn modellen de zaak onderschatten: “Natuurlijk gaan we wel kijken of we nog iets missen. Maar wat me vertrouwen geeft, is dat wij met dezelfde methode als deze groep op onze 20 procent zijn uitgekomen.”
Het seizoenseffect kan per land iets verschillen, legt Wallinga uit, door bijvoorbeeld regionale verschillen in klimaat, of plaatselijke gewoontes. “In een land waar mensen bij zomers weer binnen bij de airco gaan zitten, zal je toch een wat ander effect zien op de virusverspreiding dan in een land waar iedereen bij mooi weer naar buiten rent.”