ColumnDe Schaal van Mulders
Nu zou je denken dat een kruisspin een huisspin vriendelijk begroet
Jean-Paul Mulders onderzoekt alles wat u bij de hersenkwabben kan grijpen.
Er trippelt een spin over de keukenvloer, maar ze bevriest als ze mijn blik op zich voelt rusten. Het bewustzijn van geleedpotigen mag niet onderschat worden. Je zíét zo’n spin gewoon denken: o-ow, hij heeft mij in de smiezen. Vlug faken dat ik dood ben.
Ik vind dat aandoenlijk, zeker als het wezens betreft voor wie seks nog ingewikkelder lijkt te liggen dan bij mensen. ‘Paren is een lastige opgave als de sekspartner voortdurend de neiging heeft om je op te eten’, las ik op een site over spinnen. ‘Maar de mannetjes laten zich niet uit het veld slaan. Ze zorgen ervoor dat hun vrouw helemaal ontspannen is door haar te masseren.’
Hoewel ze over acht ogen beschikken, zien spinnen volgens de wetenschap doorgaans niet veel meer dan wat bewegende schaduwen. Dat is in strijd met mijn ervaring dat ze weten als je naar ze kijkt. Zelf overkomt mij dat ook soms: een vreemd gevoel van onbehagen overvalt mij, en dan blijkt er vanop de tram iemand naar mij te staren. Dat verschijnsel valt met geen van onze vijf erkende zintuigen te verklaren. Het is een van die vele kleine dingen die mij doen beseffen dat er méér is tussen hemel en aarde.
Ik ben niet bang voor spinnen, wat mij al goede punten opleverde in contacten met mensenvrouwen. Arachnofobie is een gegeven dat aan genderfluïditeit lijkt te ontsnappen. Er zijn natuurlijk altijd dames die het griezeligste ongedierte lachend in de ogen kijken. In het algemeen lijken vrouwen echter nog altijd meer bevreesd voor spinnen dan mannen dat zijn. Ik ken een Lara Croft die aan kitesurfen en heliskiing doet, maar verstijft als ze een iele hooiwagen in de badkuip opmerkt. Ik neem dan een glas en een stuk karton, schep het wezentje op en zet het vriendelijk maar kordaat het huis uit.
Zo ook de spin nu op de keukenvloer. Ik ga ermee naar buiten en mik ze in de tuin. Helaas zie ik het web over het hoofd dat een kruisspin daar met vlijt geweven heeft. Mijn huisspin komt erin terecht. Nu zou je denken dat een kruisspin een huisspin vriendelijk begroet: ‘High five, soortgenoot! Kom erin.’ Zo jolig gaat het er in de natuur jammer genoeg niet aan toe. De kruisspin valt zonder aarzelen de huisspin aan. Wat er precies gebeurt, kan ik niet zien, maar de huisspin krimpt ineen. Ze wordt wellicht getrakteerd op een verlammende beet. De draden van het web van de kruisspin zijn zeven keer sterker dan het sterkste staal, zo lees ik in Een spin als huisgenoot van Bryan Goethals (Tirion Natuur, 2003). De arme huisspin maakt geen schijn van kans.
Soms is bijna gered worden tragischer dan direct te sterven. Een oud Jiddisch spreekwoord zegt: ‘Wie gedoemd is te verdrinken, verdrinkt in een lepel water.’ Blijkbaar was deze huisspin geboren voor het noodlot.
Buiten hangt een prettige geur van herfst. Ik denk aan meisjes met een dikke sjaal en portwijn bij een knappend haardvuur. En aan het intrigerende zinnetje dat ik ook in dat boek van daarnet las: de Nederlandse spinnen eten samen per jaar 180 keer het gewicht van de Nederlandse bevolking aan insecten.
In de Vlaamse fauna is dat waarschijnlijk ook zo. Ik stel mij 180 Gert Verhulsten of Jan Jambonnen voor. Daar wordt zelfs een spin spinnijdig van.