ColumnDe Schaal van Mulders
Littlefinger wist het: een klimaat van onzekerheid is ideaal voor wie een ander een kloot wil aftrekken
Jean-Paul Mulders onderzoekt alles wat u bij de hersenkwabben kan grijpen.
De mondmaskers mogen af, maar ter vervanging doen de energieprijzen ons naar adem happen. De wereld is een wankele plek geworden. Nergens kun je nog op vertrouwen: niet op het weer, niet op het gas en niet op het rare ding dat liefde genoemd wordt.
Ik doe de energietest en bel naar leveranciers, maar die lijken allemaal naar een feestje te zijn vertrokken. Eén stuurt mij dat de vaste formules heden uitverkocht zijn. Toch beweert de minister-president dat we klaar zijn voor de roaring twenties. Zoiets klinkt de mensen als muziek in de oren, maar ze staan er niet bij stil wat er na de dolle jaren twintig is gekomen: de Grote Depressie, hyperinflatie, Hitler en een oorlog waarvan niemand erg vrolijk werd. De roaring forties schijnen ook te bestaan, overigens. Zo noemen zeelui de gordel van westenwinden die voorkomen in de oceaan op 40° noorder- of zuiderbreedte.
De verwarring grijpt om zich heen en onze regeringen – dat meervoud alleen al – lijken te dweilen terwijl de kraan wagenwijd open blijft staan. Toch zijn het voor sommigen gouden tijden. Ik denk aan Game of Thrones en aan wat de gewiekste manipulator Littlefinger daarin zei: “Chaos isn’t a pit. Chaos is a ladder.” Een klimaat van onzekerheid is ideaal voor wie loost, liegt, sjoemelt, vervuilt, profiteert, woekert of op andere manieren probeert om een ander een kloot af te trekken. Dat laatste wil ik mij niet te plastisch voorstellen.
Toch sta ik elke ochtend op, de ene dag al welgezinder dan de andere. Ik doe gymnastische oefeningen en zet koffie van een boon die Mysore genoemd wordt. In de krant staat een interview met een vrouw die fleshlights aan de man brengt: kunstmatige vagina’s die er precies zoals de hare uitzien. Noord-Korea ontwikkelde dan weer een raket die elk doel ter wereld in een handomdraai kan vernietigen. ‘We moeten blij zijn met antidepressiva’, kopt een ander artikel.
Volgens de VS zijn er weer 23 diersoorten uitgestorven. Tot de pechvogels behoren de ivoorsnavelspecht en een schepseltje met de charmante naam Bachmans zanger. Hij was olijfgroen van boven en geel aan de onderkant. Voorts twee zoetwatervissen, een vleermuis, een plant en acht soorten mosselen. “Wetenschappers hebben de hoop opgegeven ooit nog een levend exemplaar te kunnen zien”, klinkt het met gevoel voor drama. Ik stel mij een vorser voor die teleurgesteld in een dampende kom vol ajuin en selder tuurt. Hij zoekt vruchteloos naar weekdieren die voor fleshlights model kunnen staan.
Het boeit mij allemaal danig, maar soms is het ook: too much information. Dan voel ik de aandrang mij in een bar onder de zee of in een slotklooster tegen een bergflank te verschansen. Ver uit de buurt van mensen, wifi en drukpersen.
Volgens recent onderzoek is de Mont Blanc een meter lager dan tot dusver werd aangenomen. Je zou zeggen dat de tijd ook sneller verstrijkt dan vroeger. De kat is geen kitten meer en mijn dochters worden schrikwekkend vlug volwassen.
Door het raam zie ik jachtige schimmen van mannen en vrouwen. Ze rennen en hopen de tram nog te halen die vlak om de hoek stopt.
In de krant staat: ‘Wij konden nog net wat kleren bijeenrapen.’