ColumnJean-Paul Mulders
Ik frons als mijn dochter vraagt: ‘Wat is Driekoningen?’
Jean-Paul Mulders onderzoekt alles wat u bij de hersenkwabben kan grijpen.
Het ene jaar is naadloos overgevloeid in het andere en ik voel heimwee naar de tijd dat jaarovergangen mij nog betoverden. Het had iets magisch als je van 31 december pardoes op 1 januari terechtkwam, dwars door een wormgat van vuurwerk en champagne. Ik geloofde grif dat een jaartal de wereld kon veranderen.
2022 voelt futuristisch aan, voor wie vroeger met zijn moeder in de Priba 2000 ging winkelen. Toen ik een kind was, koketteerden wassalons en frietkoten in hun naam met het jaartal 2000. Op die manier probeerden ze iets van de toekomst op zich te laten afstralen. Die toekomst kon alleen maar glanzend en beter worden. We dachten dat het nieuwe millennium wereldvrede zou brengen, vliegende auto’s en het uit de kast komen van aliens.
Op wereldvrede zit ik nog altijd te wachten, terwijl ik mij afvraag of vliegende auto’s wel een zegen zouden zijn. En buitenaards leven? Dat lijkt me geen goed idee zolang we hier op aarde nog vechtend over de grond rollen.
Intussen zijn we alweer voorbij Driekoningen, en de kerstboom in onze living staat te zieltogen. Zelfs het vogeltje op de bovenste tak hangt deerniswekkend ondersteboven. Na Nieuwjaar krijgen kerstbomen de troosteloosheid van lege flessen of condooms die zijn gebruikt en dichtgeknoopt: het is moeilijk je het feestje voor te stellen dat eraan is voorafgegaan.
In mijn stad worden gebruikte kerstbomen volgens de GFT-kalender pas afgehaald op 17 januari. “Vroeger moest hij het huis uit op Driekoningen”, zeg ik aan mijn dochter van 9. “De mensen dachten dat het ongeluk bracht als je hem langer liet staan.”
Ik frons als mijn dochter vraagt: “Wat is Driekoningen?” Ik weet wel dat de liturgische kalender geen booming business is, maar ik kijk toch op van de snelheid waarmee hij in de vergeetput sukkelt. Halloween kent dochter wel, en ook het holle feest dat Black Friday wordt genoemd. In de oorlog brachten de Amerikanen vrede, maar sindsdien hebben we niet veel hartverheffenders van ze gezien dan babyshowers, foodtrucks en het verkankeren van onze moedertaal met krakkemikkig Engels.
Ik vertel mijn dochter over de dagen waarin wijzen uit het Oosten wierook en mirre als geschenken meebrachten. ‘Welriekende gomhars’ vindt zij maar een lam cadeautje voor een koning. Leuk is wel het ritueel dat nog uit de tijd van de Romeinen schijnt te stammen, en waarin een boon in een taart wordt verborgen ter gelegenheid van Driekoningen. Wie ze vindt, is een dag lang de bonenkoning(in) en mag de rest van het gezelschap naar zijn pijpen doen dansen.
In de krant staat een artikel over een bakker die een boon van echt goud heeft verstopt in twee bladerdeegtaarten. De stunt legde hem geen windeieren, maar deed zijn verkoop vertienvoudigen.
“Het is allemaal voor de money”, mijmert mijn dochter in zulke gevallen, met een volwassenheid die ik nog even op afstand probeer te houden. Ik promoot de fantasie en verzwijg de werkelijkheid die ik zelf niet kan uitleggen –zoals kernenergie met een groen label, of spookvluchten van Brussels Airlines.
Gelukkig is er ook een kort bericht over een kat die onder een motorkap is meegereisd.