Reportage
Handleiding voor penisdragers: hoe vaak moet je dat ding nu eigenlijk wassen?
Zelfs in een wereld waar de abonnementisering op hol is geslagen, blijft er voor de man maar één lid dat onverwijld maatschap verdient: de penis. En toch blijven er ook bij volwassen eigenaars veel twijfels overeind. Een nieuw boek van de Noorse uroloog Sturla Pilskog moet die finaal uit de wereld helpen.
Een echo om het te bewijzen heb ik niet meteen, maar tussen de vele stampjes door had ik al in de baarmoeder mijn eerste erectie beet. Voor alle duidelijkheid: die bewering dient niet om mijn viriliteit van deze pagina’s te laten spatten, het is simpelweg een van de vele weetjes in De penis, handleiding voor eigenaren van de Noorse uroloog Sturla Pilskog. Fragiele, mannelijke foetussen hebben vanaf zestien weken blijkbaar regelmatig een stijve piemel, wat goed is voor de doorbloeding en dus de ontwikkeling ervan. Sindsdien houdt het nooit meer op.
Als man staat naar verluidt je hele leven in het teken van dat bungelende ding, want - zo wordt gezegd - je loopt de godganse dag je pik achterna. Gezien de meeste verplaatsingen voorwaarts gebeuren en je lul toevallig langs die kant zit, klopt dat natuurlijk ergens wel. Maar toch: hoe meer je erover nadenkt, hoe onzekerder je wordt. Gaat die piemel wel marcheren? “Ik zie het bij tienerjongens, maar evengoed bij mannen van tachtig: ze weten bitter weinig over hun penis”, grijnst Pilskog vanuit zijn bureau in Oslo. “Dat was meteen ook de reden voor dit boek.”
In veertien hoofdstukken reist hij van geile Romeinen naar dickpics, van voorhuid naar prostaat, van mythes naar kwaaltjes. “Veel twijfels over de penis starten bij mannen in de puberteit. Sommige mannen dragen die hun hele leven met zich mee.”
34,3 centimeter
Zo sta je plots weer als 12-jarig jongetje in de douche na het voetballen. Op volstrekt organische wijze is er een ongeschreven regel in de kleedkamer geslopen: piemels blijven te allen tijde in de onderbroek. Zelfs wie als allerlaatste rebelleert tegen zo veel preutsheid, staat uiteindelijk toch maar mooi voor lul. Want wat als die lul in kwestie kleiner blijkt dan de andere, netjes verborgen exemplaren? Minder behaard misschien? Dan toch maar angstig de kudde volgen.
Neem er gerust even de app Waddist bij, waarin jongeren hun leeftijdsgenoten met allerlei vragen bestoken: of het nu om seksualiteit of schoolwerk gaat, ze zijn vooral op zoek naar wat normaal is en wat niet. “Bij de een begint de puberteit op 12 jaar, bij de ander duurt dat iets langer. Twee jaar kan voor jongens een wereld van verschil lijken”, zegt Pilskog.
“Voor velen is porno ook de eerste ontmoeting met seksualiteit. Acteurs worden daar niet meteen gecast op basis van hun acteertalent.” Er is een hele industrie die teert op het idee dat een penis majestueus moet zijn in omvang, die je spamt met pilletjes of operaties die beloven een penis twee centimeter groter te maken. Als Justin Timberlake zijn ‘Dick in a Box’ steekt, verwacht je dan ook geen kleintje met stoofvlees maar een frikandel XXL. John Dillermand, een Deense tekenfilmfiguur, doet met zijn gigantisch exemplaar de meest magische dingen – erg geinig, dat wel.
Er zijn extremen en gemiddelden. Sinds 1999 staat de Amerikaan Jonah Falcon te boek als de eigenaar van de grootste penis, met een erectie van 34,3 centimeter. Unk. De gemiddelde lengte van een stijve penis is echter 13,1 centimeter, even groot als de iPhone 12 Mini. Een slappe is gemiddeld 9,2 centimeter.
Ik neem er een vouwmeter bij – er was niks anders – en meet zoals het boek aangeeft: “Je legt een liniaal langs de bovenkant van de penis en duwt die stevig tot aan het schaambeen. Daarna lees je de lengte af aan de top van de eikel.” In de gausscurve land ik in het meest erecte gedeelte, een bevestiging van hetgeen waar ik me al even mee verzoend heb op lichamelijk vlak: ik ben geen ‘Jumbo’, zoals de Amerikaanse president Lyndon B. Johnson zijn beste maatje noemde, ik ben een basic bitch.
De cijfers zijn een mooi antidotum voor patserverhalen waarin mannen hun zaad tot tegen het plafond kegelen. Tijdens het krachtigste deel van de ejaculatie verplaatsen onze zwemmers zich dan wel met bijna 20 kilometer per uur – een pak sneller dan olympische zwemmers – gemiddeld spuit de man zijn zaad 30 tot 60 centimeter ver. Snelheid of kracht zijn trouwens slechte vruchtbaarheidsindicatoren. Onze zaadcellen worden hoe dan ook een halt toegeroepen door een slijmprop aan de ingang van de baarmoeder, waar ze doorheen moeten zwemmen om de eicel te bereiken.
Ook andere zogenaamde afwijkingen vallen binnen het ‘normale’ spectrum, vertelt Pilskog. Ongeveer 20 procent heeft een stijve piet die naar boven, beneden, links of rechts wijst. Leidt amper tot problemen, en heeft in tegenstelling tot een tenniselleboog niks te maken met de hand waarmee de eigenaar masturbeert. Meestal zijn de pezen waarmee de penis aan het bekken vastzit aan de ene kant gewoon wat korter. Symmetrie is sowieso een ijdel streven: vaak is de rechterbal iets groter dan de linker. Maar: een penis die steeds schever komt te staan, kan wel duiden op de ziekte van Peyronie, waarbij littekenweefsel zich ophoopt in een of beide zwellichamen van de penis. Bij 3 procent van de mannen is dat het geval.
De rits
Het scrotum is het enige lichaamsdeel dat in de loop der jaren mínder rimpels krijgt, door het uitrekken. Met dank aan de zwaartekracht. Ik vraag me af: liggen mannen die allang de volwassen leeftijd bereikt hebben eigenlijk nog wakker van uiterlijke trekjes? Aan de vele wedstrijdjes piemelmeten op Twitter zou je denken van wel, maar volgens Pilskog bevind ik me als bijna-dertiger in de tussenfase: onzekerheden over het lichaam zijn grotendeels aan de kant geschoven en de komende “vijf à tien” jaar moet ik me normaal geen zorgen maken over de gezondheid van mijn fluit.
Er kan natuurlijk altijd wat gebeuren. Hoe je voorhuid tussen je rits verzandt, heb ik nooit goed begrepen, maar het gebeurt en dan kies je het best voor de korte pijn: een klein wondje is beter dan te lang wachten op een dokter die wellicht toch hetzelfde doet. En hoewel wij in tegenstelling tot de meeste primaten geen baculum hebben, een penisbot, kan-ie wel knakken dankzij een harde duw of klap. Pijnlijk. De missionarishouding is er naar verluidt de ‘gevaarlijkste’ houding voor.
Ach, het zal mij wel niet overkomen. Veel meer stress is verbonden aan de zorgwekkende evolutie van de mannelijke vruchtbaarheid. De kwaliteit van ons zaad is in vrije val: 80 procent van de mannen op vruchtbare leeftijd heeft zaad dat goed genoeg is om een nakomeling of drie te produceren, lees ik, maar ik zou maar eens bij die andere 20 procent moeten horen.
“Geen zorgen”, sust Pilskog opnieuw. “Veel mannen denken na twee maanden proberen al dat er iets zal schelen. Geef het een jaartje tijd, pas dan plan je beter eens een bezoekje bij de uroloog.” Al is zijn raad ook: als je panikeert, terecht of niet, ga je sowieso beter bij een arts te raad dan bij het internet.
Hoe verder Pilskogs boek vordert, hoe diagonaler ik begin te lezen. Weg zijn de ongevaarlijke, kleine bultjes langs de rand van de eikel die bij veel puberende jongens verschijnen, wat volgt zijn de verschillende oorzaken van impotentie of het ganse gamma aan gezwellen. Sommige passages lees je liever niet. Een sedentair leven blijkt meer kansen op erectieproblemen te geven, en ook langdurige fietsproeven zouden impotentie in de hand werken door de druk van het zadel. Het is kennis die ik liever nog een beetje van mij afschuif, al is dat net het hele doel van de Noorse uroloog: mythes doorprikken, en informeren over wat écht je aandacht of kopzorgen verdient.
Ik weet bijvoorbeeld dat de prostaat een orgaan is, wat al beter is dan de 52 procent mannen die in een studie de prostaat als ziekte beschouwden. Een goede regel ook om teelbalkanker te detecteren, is om die testikels maandelijks een keer tussen duim en wijsvinger te laten rollen en te controleren op zwellingen, hardheid of pijnlijke plekken. Hoe eerder je ermee begint, hoe vertrouwder je bent met je eigen ballen.
Onaneren
Ik zou het boek alleszins niet aanraden aan hypochonders zoals Pedro Elias, die zijn kleine Pedrito dan wellicht onmiddelijk aan een penisamputatie onderwerpt - een term waar ik plaatsvervangende fantoompijn van krijg, al kan je na zo’n amputatie blijkbaar nog steeds fantoommasturberen.
Hoewel rechtse rakkers zoals Thierry Baudet of Dries Van Langenhove het u proberen wijs te maken, is masturbatie trouwens nooit een misdaad tegen de mensheid. En ook al is elke zaadcel heilig – Pilskog citeert daarvoor uit het Oude Testament, ik quote liever Monty Python’s The Meaning of Life – diezelfde zaadcel is nooit verspild. Een orgasme is een helende daad bij angst, stress, depressie, en vanaf 21 orgasmes per maand zou je de kans op prostaatkanker op latere leeftijd kunnen verkleinen.
Kleine tip wel, aan vertaalsters van ‘populairwetenschappelijke’ boeken: wij zeggen masturberen, rukken, jossen en snokken. Wij sleuren aan onze aap en polijsten onze rots. Nooit of te nimmer zullen wij onaneren.
Dan blijft er nog één mysterie over, waar ik in het boek geen duidelijk antwoord over vind. Want hoe vaak moet je dat ding nu eigenlijk wassen? Niet te veel, lees ik, en zeker niet met sterke zeep. Simpelweg een kletsje warm water of eventueel een pH-neutrale zeep is goed genoeg, de huid van de eikel is dun en wordt al aan veel slijtage blootgesteld. Maar te weinig wassen is ook niet goed. Anders gaat de beschermende talgafscheiding zich onder de voorhuid opstapelen, en krijg je een camembert die een dagje in de zon heeft gestaan.
Maar ik heb een cijfer nodig, een wiskundige formule die de exacte wasfrequentie berekent. Pilskog houdt het been stijf. “Sommige mannen douchen elke dag, en dat is zeker nog oké. Drie of vier keer per week is eveneens goed. Zelfs als je een week in de bergen zou zitten en niet tot een wasbeurt komt, is dat nog steeds geen ramp.” Hij lacht: “Dat ding is behoorlijk onverwoestbaar.” Als we daar nu eens mee begonnen waren.
De penis, handleiding voor eigenaren door Sturla Pilskog, Kosmos Uitgevers, 224 p’s, 20,99 euro