Stropen
Er worden minder olifanten gestroopt, maar populatie is nog niet uit de gevarenzone
Het aantal Afrikaanse olifanten dat door stropers wordt gedood, neemt sinds enkele jaren af. Volgens wetenschappers is dat vooral te danken aan de verminderde vraag naar ivoor in China. Ze waarschuwen dat de olifant nog niet uit de gevarenzone is.
Het stropen van olifanten in Afrika nam sterk toe na de eeuwwisseling en bereikte een piek in 2011. Alleen al in dat jaar werd ruim 10 procent van alle olifanten op het continent illegaal gedood. In 2017 was dat afgenomen tot ongeveer 4 procent, meldt een internationaal onderzoeksteam in Nature Communications. Dat betekent dat elk jaar nog steeds tussen de 10.000- en 15.000 olifanten in handen vallen van stropers. Het totale aantal olifanten in Afrika wordt op dit moment geschat op 350.000.
Als het stropen op het huidige niveau doorgaat, blijft het gevaar bestaan dat de olifant op het Afrikaanse continent op den duur hooguit kan overleven in kleine populaties die zwaar beveiligd moeten worden, stellen de onderzoekers. Ze analyseerden de gegevens van parkwachters in 53 natuurgebieden, verspreid over 29 Afrikaanse landen. “We zien een afname van het stropen – dat is goed nieuws. Maar de stroperij is nog op een zodanig niveau dat olifantenpopulaties krimpen”, zegt Colin Beale van de Universiteit van York, een van de auteurs.
Afnemende vraag
De onderzoekers brengen de daling van het aantal illegaal gedode olifanten in verband met een afnemende vraag naar ivoor in China. Dat land kondigde met ingang van 2018 een verbod af op de handel in ivoor. De verminderde belangstelling lijkt echter vooral een gevolg van vertraging van de economische groei. Voordat het verbod van kracht werd was het stropen al minder geworden en waren de prijzen van ivoor in China al aan het dalen, stelt Beale. “Het in beslag nemen van partijen ivoor heeft geen enkele invloed op de omvang van stroperij.”
“Interessant nieuws”, reageert Bram Büscher, hoogleraar sociologie van ontwikkeling en verandering aan de Wageningen Universiteit. Hij is niet betrokken bij het onderzoek. “Dit gaat in tegen het huidige beeld dat olifantenpopulaties alleen maar achteruit gaan. Deze studie laat zien dat het niet een rechte lijn naar beneden is, maar dat er aanzienlijke verschillen zijn tussen de gebieden waar olifanten leven en dat er mogelijkheden zijn om het stropen tegen te gaan. Dit onderzoek brengt nuance in het verhaal.”
Corruptie
Het bestrijden van stropers helpt bij het beperken van illegale slachtpartijen, maar belangrijker is het aanpakken van armoede en corruptie in gemeenschappen rond natuurparken, schrijven de onderzoekers. De omvang van stroperij is niet overal hetzelfde. In landen met minder corruptie en minder armoede wordt minder gestroopt. Beale: “De olifanten in Afrika zijn waarschijnlijk meer geholpen met grotere aandacht voor armoedebestrijding en het aanpakken van corruptie dan met strengere wetshandhaving.”
Büscher deelt die opvatting, maar vindt de manier waarop de auteurs over armoede en corruptie schrijven “oppervlakkig”. “Ze gebruiken een puur economische definitie van armoede. Terwijl het belangrijk is om oorzaak en context van armoede en corruptie aan te geven als je die wil aanpakken. Je moet niet alleen kijken naar materiële achterstelling, maar ook naar geografische, culturele, sociale en politieke factoren. Als je er op een te simplistische manier naar kijkt, loop je het risico dat je maatregelen aanbeveelt die het probleem van de stroperij weer erger maken.”