ColumnDe Schaal van Mulders
Een woord van dank mag je van zo’n juffer niet verwachten
Jean-Paul Mulders onderzoekt alles wat u bij de hersenkwabben kan grijpen.
Je ziet nog zelden iemand pijp roken, maar het regent pijpenstelen zoals nooit tevoren. Op de radio zegt een stem dat een deel van Knokke onder water is gelopen. In mijn verbeelding zie ik golfkarretjes drijven en veelkleurig schepijs. Pistache was mijn lievelingssmaak, voor daar bokkenpootjes bijkwamen en gorgonzola/vijgensmaak. In Japan kun je twee bolletjes octopus bestellen. Op de Filipijnen ijs dat smaakt naar krokodilleneieren.
Ik scharrel rond in mijn verregende thuisstad, terwijl mijn dochter (8) voor vier weken met haar moeder op reis is. Zo gaat dat, als ouders tafel en bed niet meer delen. Mijn dochter heeft in huis briefjes verstopt om het gemis te spreiden. Ik voel mij als een kind dat op zoek mag naar paaseieren. Ze heeft een briefje gewikkeld rond de steel van de kaarsensnuiter. Een ander plakt op een pak speelkaarten van Flying Tiger. Er staat op te lezen: ‘Probeer te lachen in het leven’.
Tussen de regenvlagen door luister ik naar oude grammofoonplaten. Ik lees veel en verneem het antwoord op vragen die ik mij niet stelde. “Wat gebeurt er met een mier als je haar van een hoog gebouw gooit?”, post iemand op een website vol populaire wetenschap. Het antwoord is geruststellend: doordat ze vederlicht is, bereikt de mier al na enkele seconden een constante snelheid die door de weerstand van de lucht aan de lage kant ligt. “Haar exoskelet is sterk genoeg om het er levend vanaf te brengen, al valt de mier van de hoogste wolkenkrabber.”
Wolkenkrabber vind ik een leuk woord, al sinds ik het voor het eerst hoorde. In mijn verbeelding zag ik spichtige vingers priemen in mollige buikjes van schapenwolken. Het woord blijkt zo aanstekelijk dat ze het kennen in talrijke talen. In het Duits zeggen ze Wolkenkratzer, in het Engels skyscraper en in het Frans gratte-ciel. Een cul is een reet, maar gratte-cul blijkt niet veel zwaarwichtigers dan rozenbottel te betekenen.
Van rozenbottel heb ik nooit gehouden. Wel doet het mij denken aan een eigenaardige ontmoeting die ik onlangs had in onze plaatselijke Colruyt. Ik stond er oog in oog met een verdwaalde waterjuffer. Ze zat parmantig op een doos rozenbottelthee, en ze zat daar nog nadat ik mij verbaasd de ogen uitwreef. Hoe ze op die thee was verzeild, is een raadsel. Maar ze vond duidelijk de weg naar buiten niet. Het was vreemd om die juffer te zien glanzen in die glansloze omgeving. Ik kreeg zowaar medelijden. Haastig zocht ik op mijn telefoon of waterjuffers kunnen bijten. Raar toch hoe wij onschuldige insecten wantrouwen, maar ons wel elke dag weer argeloos tussen mensen wagen.
Waterjuffers blijken niet te beschikken over een angel. Ze hebben kaken, maar die zijn te zwak om door de huid van een mens te geraken. Gerustgesteld door die wetenschap, nam ik de juffer teder bij een vleugel en zette haar in het lege doosje van de scharreleieren.
Toen ik haar buiten losliet, aarzelde zij geen seconde. Ze steeg sierlijk op en bracht zich in een boom in veiligheid, buiten bereik van mij en de rest van de mensheid.
Een woord van dank mag je van zo’n juffer niet verwachten. Neemt niet weg dat ik mij de rest van de dag vederlicht voelde.