AchtergrondVoeding
Door honger en ziekte: daarom kunnen Europeanen wél melk verdragen
De meeste mensen verdragen geen melk. Alleen Europeanen kunnen het zonder ongemak drinken. De voedingswaarde van melk kan dat genetische verschil niet verklaren. Honger en ziekte gaven het beslissende zetje.
‘Melk is goed voor elk’, was ooit de reclameleus. Het is een slogan die lang niet voor iedereen opgaat. De meeste mensen kunnen melk niet verdragen. Overal in de wereld krijgen ze er buikkrampen van of raken aan de diarree. De melkminnende Europeaan is de uitzondering op de regel.
Tienduizend jaar geleden bestond dat onderscheid nog niet en waren het alleen baby’s die melk konden drinken zonder lichamelijk ongemak. Zij beschikken over een enzym waarmee ze de suikers in melk, de lactose, kunnen afbreken. Zodra ze de zoogfase voorbij zijn, loopt de productie van dit enzym sterk terug en worden ze lactose-intolerant.
Een tekort aan vitamine D
Maar ergens in die tienduizend jaar hebben Europeanen, en in iets mindere mate inwoners van het Midden-Oosten en Afrika, de erfelijke eigenschap verworven om de melksuikers te verteren. Daar moeten ze volgens de evolutietheorie baat bij hebben gehad. Een gangbare verklaring zoekt dat voordeel in het feit dat mensen in Noord-Europa vaak een tekort aan vitamine D hadden doordat de zon er minder scheen. Vitamine D helpt bij de opname van calcium voor sterke botten. De kalkrijke melk compenseert dat vitaminetekort. Ook andere verklaringen gaan ervan uit dat de voedingswaarde van melk de drijvende kracht achter de genetische verandering is geweest.
Dat kan niet waar zijn, schrijven Britse wetenschappers woensdag in het vakblad Nature. De mutatie die het mensen mogelijk maakte lactose af te breken, gaat al meer dan zesduizend jaar rond. Maar het blijft duizenden jaren een zeldzaamheid. Rond 1000 voor Christus heeft in korte tijd bijna iedereen de mutatie.
“In al die jaren werd in Europa melk gedronken”, zei eerste onderzoeker Mark Thomas, hoogleraar evolutionaire genetica aan het University College in Londen, tijdens een persconferentie. “Als de consumptie van melk de motor achter deze verandering was geweest, hadden we dat in de verspreiding van deze genetische verandering moeten zien. Niet dus. Er moet een andere factor zijn geweest die deze mutatie voordeel heeft geboden.”
Potscherven met melkresten
Eigenlijk vermoedde hij dat al jaren. Kijk naar de Chinezen, zei hij. Ondanks hun lactose-intolerantie is de consumptie van melk er de afgelopen decennia enorm toegenomen. De lichamelijke ongemakken houden hen kennelijk niet tegen. Thomas: “Voor de meesten zijn die ongemakken niet zo groot. Dat zal voor de Europeanen in de oudheid niet anders zijn geweest.”
Om hun idee te staven bestudeerden ze, met de hulp van Europese archeologen, duizenden potscherven uit de oudheid op de aanwezigheid van melkresten. Die scherven waren verspreid over het continent gevonden en waren tot tienduizend jaar oud. Ook bekeken ze het DNA van 1.700 prehistorische Europeanen en Aziaten.
En ze speurden in een databank of lactose-intolerante Britten minder melk dronken dan hun melkverdragende landgenoten. Conclusie: Europeanen drinken al 9.000 jaar melk, eigenlijk vanaf het moment dat ze boeren werden. Lange tijd hadden de meesten van hen niet het enzym om melksuikers af te breken. Maar dat weerhoudt mensen er nog steeds nauwelijks van om melk te drinken.
Archeologisch archief
Er moet iets zijn gebeurd waardoor de mutatie een beslissend zetje heeft gekregen. Thomas: “Ons idee was: in tijden van voorspoed is het ongemak van diarree niet erg. Maar bij tegenspoed kan het net het verschil maken tussen leven en dood. Een hongersnood of een besmettelijke ziekte kun je er dan niet meer bij hebben. Waardoor de mensen met het nieuwe gen overleven.”
Het archeologisch archief gaf hen gelijk. Daaraan konden ze zien wanneer een bevolkingsgroep was uitgedund – door honger of ziekte – en dat bleek een perfecte voorspeller voor de opmars van lactose-tolerantie.