Donderdag 08/06/2023

Kerst

Anatomie van de Kerstman: hoe kwam hij toch aan zijn dikke buik, rode pak en gulle lach? En dat rendier?

null Beeld Shutterstock
Beeld Shutterstock

­Wie is toch de man die op kerst de pakjes komt uitdelen? Hoe een geheimzinnige bisschop uit Myra uitgroeide tot 'ho-ho-ho'-roepende sprookjesfiguur van de Noordpool.

Maarten Keulemans

Ingrediënt 1: het rode pak

Het is hem dus écht.

Denk even de rendieren weg, de dwergen en – nu goed, denk het hele kerstfeest weg. Wat je dan overhoudt, is gewoon onze beste Sint. De goedheiligman, Sint Nicolaas. Verscheept naar Amerika door Hol­land­se kolonisten, en daar in het zwaartekrachtveld beland van dat andere feest in december. Vandaar al het rood in zijn kleding. Bisschops­kledij, als je door je wimpers kijkt.

“Gaandeweg is hij steeds minder een bisschop geworden”, zegt historicus Gerry Bowler van de Universiteit van Manitoba, auteur van diverse boeken over de Kerstman. “Hij werd minder oordelend. En zijn kleding veranderde van een klerikaal gewaad in een bonten pak.”

Historici hebben een redelijk beeld van hoe dat zo is gekomen. Vanouds werd de verjaardag van Sint Nicolaas, een mateloos populaire heilige in Europa, ook in de Nieuwe Wereld hier en daar gevierd. Columbus vernoemde al een haven naar de Sint, en op Groenland vestigden nota bene de Vikingen een kerkje vernoemd naar de heiligman.

Maar de klapper kwam in 1804, toen de New Yorkse koopman en notabele John Pintard de goede Sint omarmde als beschermheilige van het Historisch Genootschap van New York. Pintard maakte deel uit van een kring New Yorkse intel­lec­tuelen die zich stoorden aan de bandeloosheid die zich rond kerst meester maakte van de lagere klassen. Openbare dronkenschap, rellen op straat, dat soort dingen. “Ze wilden de lagere klassen tot rust brengen. En Sint Nicolaas was een van de middelen om van kerst weer een moreel, rond de kinderen gecentreerd feest te maken”, zegt Bowler.

Stevig op de kaart kwam de Sint te staan toen genootschapslid Washington Irving hem een prominente rol gaf in zijn satirische geschiedenisboek The Knickerbocker History (1809). “Vanaf dat moment wás Sint Nicolaas New York”, schrijft de Amerikaanse mediëvist Charles W. Jones in een academisch artikel over de Kerstman. Nieuwkomers uit de Oude Wereld omarmden Sinterklaas vooral als hippe nieuwe kersttrend: dus zó vier je kerst in de Nieuwe Wereld!

Vandaar ook dat de bisschop gaandeweg steeds minder bisschoppelijk werd. Santa moest immers alle geloven aanspreken in de culturele smeltkroes Amerika. Weg dus met die kruisen, mijter en staf. En de naam Sinterklaas verbasterde tot – spreek hem maar eens uit met een Engels accent – ‘Santa-Claus’.

Ingrediënt 2: de kindervriend

Het is door een wonderlijk misverstand dat Sinterklaas te boek kwam te staan als kindervriend, vertelt Adam C. English, kerkhistoricus uit South Carolina en auteur van een academisch boek over de historische Sint Nicolaas. Volgens een vroegmiddeleeuwse mythe zou de echte Nicolaas, een christelijke bisschop uit de vierde eeuw, eens drie onschuldig ter dood veroordeelden van de beul hebben gered. Op oude kerkafbeeldingen is te zien hoe Nicolaas naast ze staat, terwijl de drie vastgebonden op de grond zitten om te worden onthoofd.

“Wat er vermoedelijk is gebeurd, is dat men in die tekeningen drie kinderen dacht te herkennen”, vertelt English. “Waarna er rond de afbeeldingen weer nieuwe legendes ontstonden. Nicolaas zou eens drie jonge kinderen die waren afgeslacht door een slager weer tot leven hebben gewekt.” Zo werd Sint Nicolaas beschermheilige van kinderen.

En er was het verband met cadeautjes. Ook door een legende: voordat Nicolaas bisschop werd, zou hij eens stiekem drie buidels met goudstukken naar binnen hebben geworpen bij een berooide man die op het punt stond zijn dochters te verkopen als slavinnen. Echt gebeurd? Niemand die het weet, zegt English. “Maar wat pleit vóór de echtheid van het verhaal, is dat het opvallend afwijkt van andere heiligenvertellingen. Geen wonderen of engelen, zoals vaak het geval is. Dit verhaal lijkt zó uit het leven gegrepen.”

Het maakte van Nicolaas een grote hit in de middeleeuwen. “Hij was een heel gewone, betrouwbare heilige”, zegt English. “Geen wonderdoener of schriftgeleerde die ver boven de mensen stond, maar een normaal mens.” Door de link met de goudstukken werd hij bovendien beschermheilige van alles en iedereen die iets met geld deed: van bankiers tot bakkers, van brouwers tot handelaren. “Een zakenheilige. The business saint”, zegt English.

Een heilige bovendien die je stiekem cadeautjes toestopt als je even niet kijkt en die een voorliefde heeft voor kinderen: de basis was al vroeg gelegd.

Ingrediënt 3: de dikke buik

Volgens een populaire mythe werd de Kerstman zoals we die kennen pas in de jaren 30 echt op de kaart gezet, door de reclame van Coca-Cola. Vandaar die dikke buik, zeggen suikerhaters erbij.

Maar nee.
“He had a broad face and a little round belly / That shook when he laughed, like a bowl full of jelly”, dicht­te de New Yorkse predikant Clement Moore al in 1822. Een rond buikje dat schudde als een kom met pudding. De kerstman was ‘mollig en plomp’ en ‘een grappige oude elf’, zo vervolgt het gedicht. Heel wat anders dan de rijzige, straffende heilige die hij ooit was geweest. “Men had een aardigere, tammere, minder gewelddadige Sint nodig”, zegt kersthistoricus Gerry Bowler.

Het waren gedichten zoals dat van Moore die de Kerstman gaandeweg in de negentiende eeuw vormgaven, vertelt Bowler. De elfjes die hem helpen? “Geïmporteerd uit Scandinavië en IJsland, waar een uitgebreide folklore is over elfen”, vertelt hij. “Dit was de tijd van de opkomst van de massaproductie. Men besefte dat de Kerstman een soort fabriek vol ambachts­lieden moest hebben om hem bij te staan.”

Ook het thuisadres van de Sint veranderde, van Spanje naar de Noordpool. Bowler: “Bedenk dat de Kleine IJstijd destijds nog gaande was, een koele klimaatperiode met ijskoude decembers. Vandaar die associatie met winterse oorden. Men bedacht een steeds noordelijker woonplaats voor Santa. IJsland. Finland. Tot men in het midden van de negentiende eeuw uitkwam op de Noordpool.”

En het bont? Een verwijzing naar de harige knecht Belsnickel of Pelznickel (‘pels-Nicolaas’), denkt Bowler, de helper met wie de Sint in Duitsland vanouds optrok.

Rond 1860 was de Kerstman zoals we die tegenwoordig kennen wel zo’n beetje af. “Hij weerstaat sindsdien iedere verandering”, constateert Bowler. “Talloze pogingen zijn er ondernomen, door adverteerders en de amusementsindustrie, om zijn uiterlijk te veranderen, het verhaal aan te passen. Maar hij is gebeiteld in steen.”

Die gezellige dikkerd, die ho-ho-ho roept en die zwaait met zijn bel – een van de weinige zaken die nog herinneren aan zijn kerkelijke afkomst.

Ingrediënt 4: de rendieren

Als je dan toch van de Noordpool komt: neem de slee.

Alweer een toevoeging uit de negentiende eeuw, gedaan in het anonieme gedicht ‘The Children’s Friend’ (1821). Een gedicht dat meteen doet denken aan het paardje o zo snel van Sinterklaas: “Old Santeclaus with much delight / His reindeer drives the frosty night / Over chimney tops and tracks of snow / To bring his yearly gifts to you.”

Een gezellige stamppot van oude cultuurelementen. Zo verwijst het oorspronkelijke paard van Sinterklaas waarschijnlijk naar Sleipnir, het acht­benige, vliegende paard van oppergod Odin uit de Noorse mythologie. Wat weer verklaart waarom twee van Santa’s rendieren Donner en Blitzen heten – aanvankelijk zelfs Dunder en Blixem. Een vernieuwing, die Clement Moore in 1823 toevoegde in het gedicht waarin hij ook de schuddebuikende Santa introduceerde.

Alleen Rudolf, het rendier met de rode neus en nummer negen van het stel, is van latere datum. Hij werd geïntroduceerd in 1939, in een weggeefboek voor kinderen van postorderbedrijf Montgomery Ward, en tien jaar later vereeuwigd in de beroemde tekenfilm en het nog veel beroemdere kerstliedje.

Ingrediënt 5: de cadeaus

Elk jaar weer dat gedoe: doen we kerst met cadeaus, of zonder? Maar we hebben net Sinterklaas gehad! Allee vooruit, één klein cadeautje voor onder de kerstboom dan.

Het geharrewar is van alle tijden, want in de wintermaanden buitelen allerlei cadeautradities over elkaar heen. Sinds de Romeinse tijd was het in sommige streken de gewoonte elkaar geschenken met Nieuwjaar te geven; in sommige tradities deed men dat op Driekoningen. En in de vroege middel­eeuwen was december de maand om geschenken of aalmoezen aan de zwakkeren te geven. Een variant was dat die zwakkeren daarvoor zelf langs de deuren gingen.

En er was 6 december, Nicolaas’ heiligendag – overigens zijn sterfdag, en dus niet zijn verjaardag. Rond het jaar 1200 ontwikkelden Europese nonnen de gewoonte om op 5 december stiekem lekkernijen in de schoenen van kinderen te verstoppen, ter nagedachtenis aan Nicolaas’ gift van de goudstukken.

Dat geflirt met die katholieke heiligen! De protestanten moesten er niets van hebben. Rond 1550 zette de Reformatie dan ook een streep door de verering van heiligen zoals Nicolaas. Of nu ja, dat probeerde men: in Duitsland zwichtte Maarten Luther toch voor de kindertraditie, door het kerstkind te promoveren tot een soort Sinterklaas. “Het kerstkind was immers brenger van een speciale gift”, zoals hoogleraar kerkgeschiedenis David Swartz van de Universiteit van Asbury verwoordt in een academisch artikel. “Om die gift te herdenken, gaf Luther zijn kinderen speelgoed en honingkoeken met kerst.”

Zo wist de Sint aan afschaffing te ontkomen door zich te vermommen als kerstkind en raakte de goedheilig man verbonden met de kerst. In de Amerikaanse traditie heet de Kerstman nog altijd Kris Kringle – een verbastering van ‘Kristkindl’, kerstkind in het Duits.

Stop het allemaal maar in de blender die Sinterklaas heet, of Santa Claus, of hoe zullen we hem eens noemen. Even schudden, drie keer met je kerstklok klingelen, en presto: één Kerstman met in zijn arrenslee een zak vol cadeautjes. Af te leveren in een grote sok a.u.b. – die dan weer een echo is van de schoentjes­traditie uit de middeleeuwen.

null Beeld Shutterstock
Beeld Shutterstock

DE BISSCHOP EN ZIJN BOTTEN

Sint Nicolaas. Bisschop uit Myra, in Zuid-Turkije. Aangenaam.

“Om eerlijk te zijn is het bewijs tégen zijn bestaan best indrukwekkend. De historische Nicolaas heeft zelf geen geschriften nagelaten. De eerste getuigenissen over hem dateren van tweehonderd jaar na zijn dood”, zegt kerkhistoricus en Nicolaas-autoriteit Adam C. English.

Toch gelooft de wetenschapper nog steeds in Sinterklaas: de naam Nicolaas prijkt op meerdere presentielijsten van het eerste concilie van Nicea, een belangrijke bisschoppenvergadering in het jaar 325. Een andere aanwijzing is dat er rond die tijd opeens overal grafstenen verschijnen met de naam ‘Nicolaas’ erop, vertelt English. Een hype-effect, nemen historici aan.

En er is zijn kerk, onlangs opnieuw uitgegraven door archeologen. Een oud, brokkelig bouwsel, met metsellagen uit verschillende tijdperken. De Sint heeft het gebouw verlaten: een gedetailleerd verslag uit 1078 beschrijft hoe zeelieden zijn knoken meenamen naar de havenstad Bari, in de hiel van Italië, waarschijnlijk om aan de oprukkende islam te ontkomen. In die stad staat inderdaad een Nicolaaskerk met een tombe met botten erin – een deel van de stoffelijke resten is overgebracht naar Venetië. “Mijn gok”, zegt English, “zou zijn dat dit de botten van de echte Nicolaas zijn.”

Een gok, want met Nicolaas weet je maar nooit. Zo blijken sommige middeleeuwse Sinterklaas-mythes te gaan over een zekere Nicolaas van Sion, een heel andere Nicolaas, die veel later leefde. Zo komen mythes tot stand: als een steentje dat van een besneeuwde helling rolt en gaandeweg steeds meer met zich meesleurt.

Sint Nicolaas, de bisschop die keer op keer veranderde in wat anders: van beschermheilige tot kindervriend tot kerstkind tot de vrolijke rood-witte dikzak die u rond deze dagen in de etalages ziet.

“Het voortdurend veranderen en aanpassen van legendes is precies de reden waarom we ze ons vandaag nog herinneren”, zegt English. “Mensen beseffen niet dat tradities juist móéten veranderen om te kunnen blijven bestaan.”

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234