AchtergrondWielrennen
Waarom ook dit jaar (allicht) geen Italiaan zal winnen in Sanremo
Zaterdag tijdens Milaan-Sanremo is de fiets nog eens koning in het land dat kampioenen als Fausto Coppi, Gino Bartali en Franceso Moser voortbracht. Vandaag stelt Italië het zonder WorldTour-team en doen Italianen niet meer mee voor de prijzen in grote rondes. Waar ging het mis?
Filippo Ganna is tweevoudig wereldkampioen tegen de klok en olympisch kampioen op de piste, Sonny Colbrelli kroonde zich tot Europees kampioen en won Parijs-Roubaix en Elisa Balsamo was de snelste in Leuven en de nieuwe wereldkampioene. Noem een vierde trefwoord in de categorie ‘hedendaagse Italiaanse wielersterren’ in De slimste mens en je moet al even nadenken.
Natuurlijk zijn er nog vele verdienstelijke Italiaanse renners. Denk aan Matteo Trentin, vechtersbaas Gianni Moscon, Davide Ballerini die vorig jaar de Omloop won en Alberto Bettiol die in 2019 de Ronde van Vlaanderen op zijn palmares bracht. Vergeet ook Vincenzo Nibali niet: tweevoudig winnaar van de Giro (2013, 2016) en goed voor eindwinst in de Tour (2014) en de Vuelta (2010). Maar die exploten liggen alweer even achter ons.
“Het ontbreekt ons aan echt grote sterren”, legt Gianni Savio de vinger op de wonde. Hij is teambaas van Drone Hopper-Androni Giocattoli en ontdekker van Egan Bernal. “Het is jammer om dat te zeggen, maar Marco Pantani was de laatste grote Italiaanse wielerster. Hij had de uitstraling, behaalde resultaten. Iedereen keek naar hem op en het wielrennen floreerde in die periode. Marco zat aan het verboden spul, viel van zijn voetstuk en sindsdien verkeert het wielrennen in Italië in een negatieve spiraal, want er waren daarna nog andere schandalen. Het kapitaal verdween uit de koers.”
Dopingerfenis
Wielrennen was een bezoedelde sport, maar zette intussen wel stevige stappen. Dopinggevallen zijn vandaag eerder uitzondering dan regel. “Het zijn inderdaad affaires van decennia geleden, maar het heeft ons lange tijd parten gespeeld”, weet wielerjournalist Ciro Scognamiglio van La Gazzetta dello Sport. “Er is vandaag niet meer dezelfde interesse in de sport als in de jaren negentig of begin 2000 met naast Pantani ook toppers zoals Mario Cipollini, Paolo Bettini en Michele Bartoli. Koers is nog belangrijk, maar niet meer zoals voorheen. Voetbal is de eerste sport, daarna volgt formule 1 en dan, bij momenten, krijgt wielrennen aandacht.”
“Er zijn nog veel steengoede renners, maar niemand heeft de aantrekkingskracht van Pantani”, is Savio duidelijk. “Nibali bijvoorbeeld heeft meer grote rondes gewonnen, maar is geen nationale held in Italië, wat je voorheen met Pantani wel had. Wielrennen had een negatieve connotatie, en dat werk je niet zomaar weg.”
Hoge belastingen
Er is niet alleen het gebrek aan grote sterren, met Lampre-Merida verdween eind 2016 de laatste Italiaanse WorldTour-ploeg. Italië, hét wielerland bij uitstek met voorheen Saeco, Mapei, Liquigas en Fassa Bortolo, moet het nu stellen met procontinentale teams met duizend-en-een kleine sponsors op hun shirt. Ja, er is nog het Italiaanse Segafredo dat als cosponsor fungeert bij Trek, maar die ploeg heeft een Amerikaanse licentie en de meeste centen komen van over de Atlantische Oceaan.
Volgens oud-renner Paolo Bettini hoef je niet ver te zoeken om een oorzaak te vinden. “Het antwoord is zonneklaar”, stelt hij. “Er zijn geen grote Italiaanse ploegen omdat de belastingen veel te hoog zijn. Stel, je wilt investeren in een grote ploeg, dan loopt de overheid met te veel geld weg. Ik heb het geprobeerd, het lukt gewoon niet.” Bettini verwijst naar zijn poging om een WorldTour-team op poten te zetten in 2013 met F1-renner Fernando Alonso. “Dat project mislukte en daarna probeerde ik het met andere sponsors, maar zonder succes.”
“Wanneer je in Italië een ploeg wilt oprichten en 10 miljoen euro wilt investeren, dan moet je ongeveer datzelfde bedrag nog eens aan de overheid storten”, legt wielerjournalist Scognamiglio uit. “Er bestaan geen systemen waardoor het fiscaal interessant wordt om een wielerploeg te sponsoren. Het rendeert niet. Neem dat samen met het gebrek aan grote namen, de dalende interesse voor de sport en Italiaanse sponsors zijn minder geneigd om te investeren.
“Uiteraard kun je niet voorbij aan de coronacrisis, maar het is niet dat er totaal geen geld is in Italië. Je hebt nog steeds grote Italiaanse bedrijven zoals Ferrero (bekend van Nutella, Tic Tac en Kinder Bueno, red.) en Luxottica (brillen van merken zoals Oakley en Ray-Ban, red.). Zij zouden een WorldTour-team kunnen sponsoren, maar ze doen het niet omdat de wil er gewoonweg niet is. Het is momenteel niet aantrekkelijk om in het wielrennen te investeren.”
Fietsconstructeurs
Van de achttien WorldTour-teams koersen er anderzijds wel vier op Italiaanse fietsen. Ineos Grenadiers rijdt met Pinarello, UAE Team Emirates doet het met Colnago, Cofidis met De Rosa en tot slot heb je Willier bij Astana-Qazaqstan. Bianchi verdween vorig jaar van het hoogste niveau nadat het contract met Team BikeExchange niet verlengd werd. Van de voorbije tien edities van de Tour de France, behalve de Specialized van Nibali in 2014, koerste de eindwinnaar op een Italiaans merk, hetzij Pinarello, hetzij Colnago.
“Dat klopt”, zegt oud-renner Alessandro Petacchi, “maar die merken hebben niet de financiële slagkracht om een ploeg te dragen zoals vroeger het Zwitserse BMC van Greg Van Avermaet en Philippe Gilbert of zoals Trek vandaag. Bovendien is het voor fietsconstructeurs interessanter om zich te binden aan meerdere ploegen. Kies je voor één team en het draait minder, dan vertaalt zich dat wellicht ook in de verkoop van de fietsen. Specialized zit bij meerdere ploegen, dus kun je meer uithangborden, zoals Peter Sagan en Julian Alaphilippe in je winkel plaatsen bij die fiets.”
“Bovendien, in welke mate zijn dat nog Italiaanse fietsmerken?”, nuanceert Scognamiglio. “Colnago is in handen van een bedrijf uit Abu Dhabi, Pinarello maakt deel uit van een internationaal investeringsfonds dat ook eigenaar is van andere luxeproducten zoals Louis Vuitton. Bij beide bedrijven staan geen Italianen meer aan het hoofd, dus de link met het Italiaanse wielrennen is minder groot en de stap om te sponsoren is niet snel gezet.”
Hoopvolle signalen
Is het dan al kommer en kwel? Neen, zeker niet. Jaar na jaar veroveren Italiaanse jongeren medailles op WK’s en EK’s op de piste en op de weg. “Er stromen nog altijd renners door, maar de vijver waaruit we putten is wel kleiner geworden”, stelt Savio vast. “Net zoals in andere landen zijn ouders minder happig om hun kinderen op de weg te laten fietsen.”
“Wielrennen is gevaarlijker dan voetbal, atletiek of tennis. Je kunt geblesseerd geraken, maar je wordt niet dodelijk van de weg gemaaid”, voegt Sonny Colbrelli toe. “Dus er is wel wat meer overtuigingskracht nodig om hen aan fietsen te zetten.”
De Europese kampioen looft het werk van de Italiaanse wielerfederatie. “Italië is een groot land en de jeugdploegen stellen niet zoveel voor. Veel jongeren blijven te veel in hun eigen regio hangen en koersen niet voldoende tegen andere sterke renners. Dankzij projecten van de federatie doen ze trainingsstages in het buitenland, koersen ze meer samen als team en dat werpt zijn vruchten af op kampioenschappen. Daar moeten we blijven op inzetten en dan zal het tij hopelijk keren. Als er meer goede Italiaanse renners opstaan, zullen sponsors ook meer geneigd zijn om zich daaraan te binden.”
Scognamiglio geeft ook lof aan de federatie en dan vooral aan de man die van 2014 tot eind vorig jaar bondscoach was: Davide Cassani. “Hij heeft het Italiaanse wielrennen naar een hoger niveau gebracht en ik geloof er sterk in dat hij dé man is die nieuwe sponsors naar het wielrennen kan brengen. Hij is bezig met een project zoals Alpecin-Fenix bij jullie in Vlaanderen, een kleine ploeg die intussen de allure heeft voor de WorldTour. Als hij dat voor elkaar brengt, dan is de stap naar een licentie op het allerhoogste niveau niet ver. De eerstkomende vijf à zeven jaar zie ik geen Italiaanse renners de Tour of Giro winnen, maar op de lange termijn kan dat misschien weer wel mits we blijven inzetten op de jeugd.”