InterviewFlorian Vermeersch en Tom Boonen
Vermeersch en Boonen over Roubaix: ‘De heroïek, de halve lijken, dat zie je nergens anders’
Tom Boonen (41) en Florian Vermeersch (23) meten allebei 1,93 meter en wegen in topvorm zo’n 83 kilogram. ‘We zijn tweelingbroers, jong.’ Maar belangrijker: ze delen een liefde voor Parijs-Roubaix, de klassieker die zondag weer op het menu staat.
Hoe goed kennen jullie elkaar?
Boonen: “Niet. Het is de eerste keer dat ik Florian zie.”
Vermeersch: “Ik ben met Tom opgegroeid. Ik was fan. Ik ging vroeger naar de koers kijken met mijn vader en een maat. We vertrokken ’s morgens met de camionette naar de start, eerst koffiekoeken kopen en daarna als een zot rondcrossen in de Vlaamse Ardennen om de koers zoveel mogelijk te zien passeren. Wijze dagen.”
Wanneer is het idee ontstaan om zelf te gaan koersen?
Vermeersch: “Ik voetbalde, maar mijn vader was gek van koers. Op een dag had hij een fietsje zien staan bij de fietsenmaker in het dorp. Ik was meteen verkocht. Ik ben gestopt met voetballen en ben een opleiding gaan volgen bij de Vlaamse Wielerschool. Ik koers van mijn negen jaar.”
Wanneer is Florian je voor het eerst opgevallen?
Boonen: “Iemand had me al gezegd dat ik hem in de gaten moest houden, maar de eerste keer was in die Roubaix vorig jaar. Vier uur vol in beeld. Iedere trap die hij gaf, was er vol op. Ik zag een kerel met panache. Dan heb ik het over zijn kracht en over de manier waarop hij de finale reed. Op drie kilometer van Roubaix loopt er nog een stukje bergop, ideaal voor een laatste aanval. Ik zat in mijn zetel te roepen: ‘Nu, nu, nu! Gaan!’ En drie seconden later ging hij. Perfect gedaan. Helaas countert Colbrelli, maar qua timing en inzicht zat dat snor. Ik ben er ook van overtuigd dat hij Roubaix wint als Moscon niet in de weg rijdt in de sprint (de Italiaan werd gedubbeld op de piste, BA).”
Vermeersch: “Op dat moment heb ik dat niet zo ervaren, maar ik heb daar achteraf ook over nagedacht. Elke trap die je extra moet geven, is er een te veel.”
Welk gevoel overheerst een jaar later: trots of ontgoocheling?
Vermeersch: “Het is een mooie herinnering. Achteraf is het makkelijk zeggen dat ik dit of dat had moeten doen. Ik heb een voldaan gevoel, ik vind dat ik tactisch een goede koers en een goede finale heb gereden.”
Je ambitie voor dit voorjaar was een topresultaat in een kleinere klassieker, maar dat is niet gelukt. Hoe kijk jij naar de voorbije weken?
Vermeersch: “Het begon goed in de Omloop, ik reed mijn beste uurwaarden ooit en had het gevoel dat ik een stap vooruit had gezet. Maar na mijn val in Le Samyn heb ik lang gesukkeld met mijn rug. Ik ben vooral in beeld gekomen met valpartijen en pech. Frustrerend. Al moet ik daarmee kunnen omgaan. Hopelijk kan ik zondag het tij keren.”
Wat is een realistische verwachting?
Boonen: “De vrijheid die hij vorig jaar heeft gekregen om mee te gaan in de vroege vlucht zal hij niet meer krijgen. Florian zal het meer zelf moeten afdwingen.”
Vermeersch: “In de Vlaamse klassiekers moest ik proberen om vroeg mee te schuiven. Want eerlijk: als Van Aert of Van der Poel gaat, kan er geen twee of drie man volgen. Je mag jezelf niet wijsmaken dat je kunt wachten tot zij gaan om dan te zien wat er gebeurt. Dan koers je niet om te winnen. Dan laat je je naar de slachtbank leiden. Maar in Roubaix durf ik te wachten tot de grote mannen hun versnelling inzetten. Ik ben ervan overtuigd dat ik mee kan met de grote kanonnen als het ertoe doet.”
Boonen: “Ik zou het graag zien gebeuren. Dat is de volgende stap.”
Toen jij derde werd bij je debuut in Roubaix in 2002 riep Johan Museeuw je op het podium uit tot zijn opvolger. Had jij hetzelfde gedaan met Florian als je er vorig jaar bij was geweest?
Boonen: “Zeker niet.”
Omdat hij dat niet is?
Boonen: “Ik zou hebben gezegd: ‘Gij wordt ne goeien’, en gedaan. Het is geen cadeau voor een jonge gast als ze zoiets over je zeggen.”
Vermeersch: “Merci. Ik moet aan mijn eigen weg timmeren en ik weet niet hoe die gaat lopen. Buiten die Roubaix heb ik nog niets bewezen. Als Toms overwinningen de maatstaf zijn kun je niet vaak meer blij zijn. Dus liever niet.”
Boonen: “Terecht. Dan loop je al naast je schoenen nog voor je begonnen bent. Ik werd ook niet graag met Museeuw vergeleken. Maar jouw debuut in Roubaix kun je wel vergelijken met het mijne. En dan heb jij het beter gedaan dan ik. Ik was in 2002 niet meer in de running om te winnen na 240 kilometer. Museeuw had mij en Hincapie er toen afgereden.”
Parijs-Roubaix is voor jullie allebei de favoriete koers. Wat maakt de wedstrijd zo speciaal?
Boonen: “Roubaix winnen was een droom. Daar hing magie rond.”
Vermeersch: “De heroïek die erbij hoort, de uitgeputte lijven, de halve lijken die daar rondrijden: dat zie je nergens anders.”
Boonen: “Nergens ter wereld liggen de kasseien zo slecht. Op sommige stroken voelt het alsof je door een bak lijm rijdt. Die stenen werken zó tegen.”
Waar zit je grootste progressiemarge nog?
Vermeersch: “Mentaal, denk ik. Ik moet me sneller over een tegenslag zetten. Soms duurt het een tijdje voor ik weer 100 procent in mijn capaciteiten geloof. Twijfelen om mee te poefen met een ontsnapping terwijl ik makkelijk mee had kunnen zijn. Als dat later de juiste vlucht blijkt, kan ik heel boos zijn op mezelf. Niets is erger dan een goede uitslag mislopen omdat je de ballen niet had om mee te gaan.”
Boonen: “Ik ben het tegenovergestelde. Ik heb altijd heel goed gerelativeerd, successen en tegenslagen. Ik geloofde ook heel erg in mezelf. En ik had een speciale techniek: ik maakte mezelf altijd kleiner. Als ik met drie voorop reed, zelfs in mijn beste jaren, vertelde ik mezelf dat ik blij mocht zijn dat ik toch al zeker derde was. Mijn dag was al geslaagd, en dan kon ik evengoed maar proberen te winnen. Door alles klein en hanteerbaar te maken nam ik de stress weg. Ik was een soort psycholoog voor mezelf.”
Zou je een goede mental coach zijn?
Boonen: “Ik heb me daar de laatste jaren meer in verdiept. Ik heb sportpsychologie onderschat. Dat werd twintig jaar geleden als een zwakte beschouwd. ‘Oei, die moet naar een psycholoog, wat scheelt daarmee? We gaan er maar niet naast zitten of we krijgen dat ook.’”
Vermeersch: “Een mental coach is er niet alleen voor als het minder gaat. Hij kan je ook sterker maken in de koers. Een trucje om beter af te zien is je wedstrijd opdelen. Ik zie Parijs-Roubaix niet als starten in Compiègne en zes uur later aankomen op de piste. Neen, ik deel op in blokken. In het eerste deel trek ik me geen bal aan van wat er gebeurt, in deel twee begin ik op te schuiven, in deel drie wordt positioneren echt belangrijk, enzovoort. Telkens een andere fase, dat maakt de koers makkelijker verteerbaar.”
Boonen: “Ik deed dat ook als ik alleen op kop reed.”
Tom, jij keek in het verleden altijd met een kritisch oog naar Lotto-Soudal. Florian heeft er getekend tot 2024. Is dat een goede keuze?
Boonen: “Er is veel veranderd bij Lotto. Ze hebben een nieuwe schwung gevonden. Er zijn een paar ‘stukjes’ verdwenen die de boel wat tegenhielden en verziekten. Je ziet nu toch effect. Veel te lang mee gewacht.”
Jij gelooft in de nieuwe wind?
Boonen: “Absoluut. Florian heeft meer recht van spreken, maar mijn indruk is dat het allemaal wat verouderd en traag was. Ik denk dat de komst van Victor Campenaerts een goede zaak is. Hij is een slimme gast die oog heeft voor details en die het kan overbrengen bij de jonge gasten en de staf. Soms is één mens genoeg om de boel te keren.”
Vermeersch: “We zitten inderdaad in een positievere flow. Er is ook veel ingezet op teamgeest. Thomas De Gendt had het er onlangs over in een interview.”
Het afvoeren van het non-alcoholbeleid?
Boonen: “Maar tuurlijk! Bij QuickStep moesten alle nieuwe renners in december om beurt een avond wijn trakteren. Soms waren er zes of zeven nieuwe coureurs, dan waren wij de hele week zat. Dat is wat anders dan elke avond op je bedje liggen en tokkelen op je gsm. Iedereen weet dat je andere verhalen vertelt als je een paar glazen wijn op hebt. Na die eerste stage wist je wie kinderen had, hoe de vrouw van je ploegmaat heette, enzovoort. Héél belangrijk.”
Waarom moet Florian die dingen weten van zijn collega’s?
Boonen: “Als hij ooit het geluk heeft om een grote kopman te worden, moet hij mannen hebben die willen sterven voor hem. En dat wil je niet voor iemand die je niet kent. Ik heb heel mijn carrière een ploeg gehad die bereid was om dood te gaan om de koers te winnen. Oké, bij een Nick Nuyens wist je nooit wat je eraan had. Maar Filippo Pozzato heeft voor mij gereden. Zelfs Paolo Bettini, die geen gemakkelijke was. En ik deed zelf graag iets terug. Ik heb Pozzato Milaan-Sanremo cadeau gedaan. Je kunt iemand zijn leven veranderen daardoor. Hij heeft vijftien jaar geteerd op die ene dag, nu nog.”
Heb je nog tips voor Florian?
Boonen: (lacht) “Ik kan mijn geheime bandendruk voor Roubaix nog geven.”
Parijs-Roubaix, zondag vanaf 13.30 uur op Eén