InterviewFelice Mazzù
Union-coach Felice Mazzù: ‘Ik zal nooit een revanchard zijn. Wie in vergelding gelooft, stelt zichzelf niet in vraag’
De verrassende herfstkampioen in de hoogste voetbalklasse is dit jaar niet Club Brugge, Racing Genk of godbetert RSC Anderlecht, maar wel Union. Voluit Royale Union Saint-Gilloise, opgetrokken uit hoofdstedelijke charme, vervlogen voetbalsentiment en een stevige brok nostalgie. De troepen worden er met zachte hand geleid door Felice Mazzù (55), die drie maanden geleden zijn moeder verloor. ‘Dit is de op één na slechtste tijd van mijn leven.’
Drie jaar geleden – u was toen succesvol trainer van Sporting Charleroi – verklapte u in Humo dat u, zolang u bleef winnen, dezelfde ongewassen sokken en hetzelfde hemd droeg. Mag ik hieruit afleiden dat u er, gezien het succesvolle parcours van Union, niet veel properder op bent geworden?
Felice Mazzù (lacht): “Ik sta tegenwoordig iets vaker in trainingspak naast het veld. De velden in 1B vorig seizoen waren niet altijd van dezelfde kwaliteit als in 1A: ik stond er geregeld tot de enkels in de modder. Ik ben ook iets minder bijgelovig geworden. Maar we doen nog altijd dingetjes met de staf: voor elke match drinken we samen un petit café. En in de bus hebben we een bijzonder ritueeltje voor het vertrek, maar dat hou ik voor mezelf.”
U bent minder bijgelovig geworden, zegt u?
Mazzù: “Door het overlijden van mijn mama, drie maanden geleden. Dat heeft me met beide voeten hard op de grond gezet. Ik sta anders in het leven nu: ik zeg sneller waar het op staat. Wie zijn mama verliest, wordt ook met zijn eigen eindigheid geconfronteerd. Ik probeer nu meer plezier te scheppen in wat ik doe en het geluk te omarmen.”
U bent bang van de dood, zei u in een recent interview.
Mazzù: “Ook dat heeft te maken met haar overlijden. Je kunt proberen er niet aan te denken, maar het is niet omdat je iets niet wilt, dat het je ook lukt. Zolang je jong en onbekommerd bent, denk je niet aan de dood. Je hebt je beide ouders nog, tot er maar één meer overblijft en op een dag géén meer. Dat zijn momenten in een leven die je veranderen.”
Heeft uw moeders overlijden u ook anders naar het trainersvak doen kijken? In hetzelfde interview noemde u het ‘een verwoestend beroep’.
Mazzù: “Je staat voortdurend in de schijnwerpers. Van ’s morgens tot ’s avonds, elke dag. Als het slecht gaat, valt de pers je lastig. Als het goed gaat óók. Doet de ploeg het slecht, dan zijn de spelers kwaad. Doet ze het goed, dan willen ze allemaal spelen. En kom je thuis, dan eisen je vrouw en kinderen je aandacht op. Mensen denken dat het een fijn beroep is omdat je elke dag op televisie komt en veel geld verdient. Wat ze niet zien, is dat je elke dag in regen en wind op het veld staat na te denken over hoe je met je spelers, de pers, de bazen en je staf moet omgaan. Met je vrouw en kinderen ook, en nu ook met mijn vader. Dat is afmattend, want het houdt nooit op.
“Na tien jaar is niet alles aan het trainersvak even geweldig meer. De voetbalwereld is een artificiële wereld. Met weinig generositeit, loyauteit en echte communicatie, en veel jaloezie, slechte vrienden en mensen die doen alsof ze je vriend zijn, maar niet meer van zich laten horen als je ‘t moeilijk hebt.”
Dat klinkt niet alsof u er nog vrolijk van wordt. Doet u het nog wel graag?
Mazzù: “Ik zeg je alleen maar hoe ik tot mijn eigen scha en schande heb ervaren hoe de voetbalwereld echt werkt. Ik weet nu dat je alleen maar gelukkig kunt zijn als je je aanpast. Daar ben ik lang in tekortgeschoten. Nu kan ik dat beter.”
Is er een kantelpunt geweest?
Mazzù: “Ja. Mijn periode bij Racing Genk: die heeft voor de klik gezorgd. Maar die pagina is omgedraaid, ik heb geen zin om er nog op terug te komen.”
U was pas bij Genk toen u zei: ‘Als ik verander, wil dat zeggen dat ik twijfel. Ik twijfel nooit.’ Na uw ontslag enkele maanden later zei u: ‘Je kunt pas slagen als je honderd procent jezelf blijft.’ U hebt dus toch getwijfeld?
Mazzù (knikt): “Als je twijfelt, ondermijn je je persoonlijkheid. Je probeert te zijn als de anderen, en te doen wat anderen je opdragen te doen. Zo sluipt er twijfel in je hoofd. Dat wilde ik niet, maar het is wel gebeurd. En het heeft tot mijn mislukking geleid. Daarin heb ik mezelf ontgoocheld: dat ik er niet in ben geslaagd mezelf te blijven. Voor het eerst in 25 jaar carrière. Maar ook voor het laatst: het is een fout die ik niet meer zal maken.”
Hebt u zich afgevraagd waarom u ze gemaakt hebt?
Mazzù: “Ja, maar dat hou ik voor mezelf. Het belangrijkste is dat ik weer mezelf ben.”
Felice de clown
Na uw ontslag bent u zes maanden werkloos geweest.
Mazzù: “Die eerste maanden hebben me veel deugd gedaan. Het ontslag was een zware klap, maar zodra ik tot het besef kwam dat ik niet mezelf was geweest, voelde dat als een opluchting. Ik heb mezelf geanalyseerd, want het was míjn probleem: het is niet mijn stijl om de schuld op anderen af te schuiven. Gaandeweg heb ik ook gevoeld dat ik voor het voetbal gemaakt ben. Op het eind was ik ongeduldig om een nieuwe club te vinden.”
Dat werd Union. Een club in 1B die bijna een halve eeuw niet meer op het hoogste niveau had gespeeld, een oud, weliswaar charmant stadionnetje betrekt en vooral aan folklore doet denken.
Mazzù: “Precies wat ik zelf ook ben: een clown! (lacht) Ach, weet je: Brussel vervult me met nostalgie. Bij alle Brabantse en Brusselse clubs waar ik gewerkt heb – Ukkel, Eigenbrakel en White Star – heb ik me goed gevoeld. Union is een folkloristische club, dat klopt. Het heeft nog echte supporters, die altijd uitgelaten zijn en de ploeg nooit uitfluiten. Maar het is ook een club met een geschiedenis, met elf landstitels, en waar nog een familiale sfeer heerst. Precies wat ik nodig had na mijn periode in Genk. Union heeft me alles gegeven – vertrouwen en honderd procent carte blanche – wat ik nodig had om mezelf weer bijeen te rapen. Om weer de man te zijn die na een overwinning een dansje durft te plaatsen met de spelers. Dat was me niet bij elke club gelukt, de keuze voor Union en Brussel was dus heel bewust.”
De cynicus in mij is geneigd te denken dat u na zes maanden zonder werk eender wat zou hebben aangenomen.
Mazzù: “Da’s inderdaad bijzonder cynisch (lacht). Ik ben heus niet op het eerste, het beste aanbod ingegaan: ik heb voorstellen afgewezen, ook buitenlandse. Kijk, ook in de moeilijke momenten in een mensenleven straalt er altijd een ster aan de hemel die je gidst. In de goede, maar soms ook de verkeerde richting. Maar ook dat helpt je: door de mislukking ga je jezelf beter begrijpen, krijg je weer positieve energie en blijf je groeien. Velen dachten dat de carrière van Mazzù voorbij was. Dat hij nooit meer aan de top zou terugkeren. Prima! Het heeft me alleen maar gesterkt.”
Bent u uit op revanche?
Mazzù: “Néé! Ik zal nooit een revanchard zijn. Wie in vergelding gelooft, legt de oorzaak voor wat hem overkomen is bij de ander en stelt zichzelf niet in vraag. Hij is er alleen maar op uit te bewijzen dat het niet zijn fout is geweest. Ik vind dat ik ook mijn deel van de verantwoordelijkheid draag.”
U zou te bescheiden zijn, met een minderwaardigheidcomplex worstelen zelfs, las ik: ‘Mazzù is diep vanbinnen een eeuwige twijfelaar, die graag door iedereen geliefd wil zijn, die te veel belang hecht aan wat anderen over hem denken.’
Mazzù: “Ieder mens stelt er prijs op dat hij naar waarde wordt geschat. Ik ook. Maar ik hoef niet door iederéén geapprecieerd te worden. Uit hoe ik met mensen omga, leidt men kennelijk af dat ik een gebrek aan zelfvertrouwen heb. Wie dat zegt, begrijpt niet hoe ik functioneer.
“Beeld je in dat jij mijn diepe spits bent. De ene trainer zal je verplichten om te spelen zoals hij dat wil. Het is maar de vraag of hij zo het beste rendement uit jou zal halen. Ik pak het anders aan: ‘Jan, wat denk je van deze manier van spelen? Niet akkoord? Laten we samen naar een oplossing zoeken.’ Ik zal je laten meedenken en om je mening vragen. Voor velen getuigt dat van zwakte, want het wekt de indruk dat ik het zelf niet meer weet. Terwijl het ultieme doel niet is om de hele wereld te laten zien wie de baas is, maar het beste te halen uit de mensen met wie je werkt. Het kan me geen bal schelen om in de kranten te kunnen lezen: ‘Mazzù is de baas van Union.’ Veel mensen verwarren autoritair zijn met zelfvertrouwen.”
Vaak verbergt het net onzekerheid.
Mazzù: “Precies! Als er iets getuigt van een minderwaardigheidscomplex, is het net autoritair gedrag. Een trainer die zich op dezelfde hoogte zet als zijn speler in plaats van hem uit de hoogte te benaderen, straalt groot zelfvertrouwen uit. Mensen begrijpen dat niet altijd: in onze samenleving moet de baas een dictator zijn. Een chef! Maar zo haal je niet het beste uit mensen naar boven. Dat is wetenschappelijk bewezen.
“Ik heb een opleiding als leerkracht gevolgd, mijn broer is een prof filosofie en psychologie. Wij hebben vaak boeiende gesprekken met elkaar. Die hebben mij gevormd. Mijn kindertijd was ook anders dan die van vele van mijn leeftijdsgenoten – ánders, niet slechter. We hadden weinig geld thuis: wij kregen geen Levi’s-broeken, Nike-schoenen of Adidas-T-shirts. Ik heb altijd moeten opboksen tegen de gedachte dat anderen het beter hadden. Tegelijk ben ik me er altijd bewust van geweest dat die anderen daar niets aan konden doen. Waarom zou ik me dan tegen hen keren? Wilde ik door hen aanvaard worden, dan moest ik hen ook aanvaarden zoals ze waren. Van jongs af heb ik geprobeerd om me te verplaatsen in de ander. Dat is ook wat ik in mijn werk doe. Dat anderen daarin een minderwaardigheidscomplex zien, laat ik voor hun rekening.”
‘Wie te empathisch is, wordt algauw als zwak aanzien’, zei Dante Vanzeir in Humo. ‘Die evenwichtsoefening – tussen een vriend zijn van de spelers en erboven staan – is voor een trainer het moeilijkste wat er is. Felice Mazzù is iemand die voortdurend op die koord balanceert.’
Mazzù: “Dat heeft hij uitstekend verwoord (lacht). Het makkelijkst voor een trainer is een speler te zeggen dat hij niet zal spelen, en wegwandelen. Ik kies ervoor het gesprek aan te gaan: ‘Jan, je was niet goed op training, volgens mij is het beter voor de ploeg en voor jou dat je morgen niet speelt.’ Jij zal me antwoorden, en zo zijn we aan het praten. Het is makkelijker om als een dictator in het leven te staan, maar zo werkt het niet: een trainer moet openstaan voor zijn spelers en hen helpen.”
U had al kort met Vanzeir samengewerkt bij Racing Genk. Zijn keuze voor Union was een keuze voor u.
Mazzù: “Onze samenwerking in Genk heeft maar een maand geduurd, maar in die maand hebben we veel gepraat. Zo is er een heel open relatie tussen ons ontstaan. Stel dat ik hem had gezegd: ‘Dante, jij bent pas mijn vierde aanvaller, au revoir!’ Dan zou hij vertrokken zijn en hadden we elkaar waarschijnlijk nooit meer teruggezien. In de plaats daarvan heb ik hem uitgelegd dat hij ondanks zijn enorme kwaliteiten maar weinig zou spelen en zijn tijd zou verliezen bij Genk: ‘Ga naar een andere club, en de dag dat ik in een nieuw project stap, kom ik je halen. Deal?’ - ‘Deal, coach!’ Een jaar later bén ik hem gaan halen en vandaag is hij één van Belgiës beste aanvallers én Rode Duivel.”
Aanvankelijk zag u hem en Deniz Undav nog als elkaars concurrenten: u liet Union met slechts één spits spelen.
Mazzù (knikt): “Deniz speelde diep, Dante op de flank. In onze gesprekken vooraf had ik hem dat verteld: hij wist het. Trouwens, bij Beerschot had hij daar ook gespeeld, tot ieders tevredenheid. Alles was dus duidelijk en in de voorbereiding wonnen we negen van onze elf wedstrijden. Maar na een tijdje stokte Dantes productiviteit. Ik had hem kunnen dwingen om op die flank te blijven staan: ‘Of je speelt niet meer!’ Of ik kon het gesprek met hem aangaan: ‘Waarom is je rendement zo laag?’ Dat laatste is gebeurd en ik heb mijn mening bijgestuurd. Maar daarvoor moet je dus eerst luisteren. Nu speelt hij op zijn beste positie: die van tweede spits.”
Elke dag vrijen
Ondanks de riante koppositie van Union houdt u vol dat het behoud het hoofddoel blijft.
Mazzù: “Er zijn nog meer punten te verdienen dan het verschil tussen ons en de voorlaatste in de rangschikking bedraagt! Ik weet het: ik overdrijf (lacht). Maar het is te vroeg om nu al nieuwe doelen te stellen. Misschien kunnen we dat doen als we in januari nog in de top vier staan. Tot dan blijft elke wedstrijd er één waarvan we zoveel mogelijk proberen te genieten.”
Droomt u soms?
Mazzù: “Iedereen droomt.”
Van een titel?
Mazzù: “Van een titel, van Juventus, van een nationale ploeg, van elke dag vrijen met mijn vrouw – van zovéél! (lachje) Het probleem met dromen is dat je altijd weer wakker wordt en dan beseft dat de realiteit er anders uitziet. Dromen is goed voor de gezondheid en ik doe het graag, maar je hebt er geen controle over: je kunt niet opzettelijk dromen. Dus, nee: ik heb nog niet van een titel gedroomd. Hoe geweldig het ook is wat ons het voorbije anderhalf jaar allemaal overkomen is, het is slechts een momentopname: de grote clubs zullen nog opstaan.”
Beter doen dan wat u nu doet met dit Union, lijkt onmogelijk. Moet u er weg na dit seizoen?
Mazzù: “Alles kan altijd beter! Als je daar niet in gelooft, ga je ervan uit dat het alleen maar slechter kan gaan: daar put je geen energie uit. Union is een kleine club, maar wat klein is, kan groeien.”
Toen u drie jaar geleden bij Charleroi tot trainer van het jaar was verkozen, zei u: ‘Als men van mij verwacht dat het beter moet, of even goed, dan moet er kwaliteit bij. Je kunt niet blijven teren op mentaliteit en hard werk alleen.’
Mazzù: “Dat geldt ook voor Union. Misschien komt er kwaliteit bij in januari, en stelt ons dat in staat om nog beter te doen. Net zo goed is dit een seizoen zoals ik er maar één in mijn leven zal meemaken. Maar goed, die vraag stel ik me nog niet. Ik probeer in het nu te leven en me niet te laten verleiden tot uitspraken over de toekomst. Wie weet nu hoe morgen eruit zal zien?”
Houdt de vraag u bezig welke topclub u nog een kans zal geven na het echec bij Genk?
Mazzù: “Je m’en fou! In mijn laatste jaar bij Charleroi was ik er echt mee bezig om naar een grote club te vertrekken. Nu niet meer. Als het komt, komt het. En komt het niet, dan is dat maar zo. Niet erg. Ik zal naar mijn mama op het kerkhof blijven gaan en gelukkig proberen te zijn, waar ik ook ben. Het is zoals met mijn dansjes na een overwinning: wie ze graag ziet, kan naar de televisie blijven kijken. Wie er niet van houdt, moet de afstandsbediening maar nemen en haar afzetten (lacht).”
Union overleeft dankzij het geld van de eigenaars van Premier League-club Brighton & Hove Albion. Heeft hun netwerk u ook voor Union doen kiezen?
Mazzù: “Er ís geen link met Brighton! Alex Muzio en Tony Bloom hebben samen een bedrijf opgericht en daarmee Union gekocht. Brighton heeft daar niets mee te maken. Het klopt dat Bloom ook de voorzitter is van Brighton, maar Brighton is niet de levenslijn van Union. Ik heb hier nog op geen enkel moment over die club horen spreken. Het heeft dus ook nooit meegespeeld in mijn beslissing.”
TERUG NAAR CALABRIË
Hoe zult u terugkijken op 2021?
Mazzù: “Op sportief vlak zal het één van de mooiste, zo niet de mooiste periode uit mijn leven geweest zijn. Vooral omdat het allemaal in zo’n korte tijd is gebeurd: in anderhalf jaar tijd hebben we bijna alleen maar records gebroken. Maar daarnaast is het ook de op één na sléchtste periode uit mijn leven geweest. De slechtste was negentien jaar geleden: toen heb ik kort na de geboorte mijn dochtertje verloren. Drie maanden geleden heb ik ook mijn mama verloren.
“Wanneer ik op de club ben, overheerst het gelukzalige gevoel van het sportieve succes. Maar in de auto, als ik thuis ben of bij m’n papa – hij is 88 en alleen nu – overheerst het verdriet. Tussen die tegenstrijdige gevoelens word ik de hele tijd heen en weer geslingerd. Niets zal alles ooit weer goed kunnen maken. Gelukkig is er het voetbal: het zijn de momenten waarop ik vreugde ervaar. Ook de aanwezigheid van mijn mama helpt me, ook al is ze er niet meer. Ze was mijn eerste fan: als ze voor de televisie zat, als ik haar aan de telefoon had... Altijd sprak ze me moed in. Die herinneringen helpen me nog elke dag.
“De eindejaarsfeesten komen er nu aan. En haar verjaardag, op 24 december. Dat wordt zwaar. Ik zie het aan mijn papa. De eerste weken hield hij zich kranig, maar ondertussen heeft de eenzaamheid hem ingehaald. Ik bel hem elke dag, soms zelfs twee keer. En als ik langsga, zegt hij ’t me: ‘Weet je, fiston, ik sta op en er is niemand…’ Normaal zette mama de koffie, nu moet hij dat zelf doen.
“Toen ik Charleroi coachte, sprong ik voor elke wedstrijd thuis even binnen en dronk ik een koffietje met m’n mama – mijn ouders woonden vlak bij het stadion. Noem het een klein bijgeloofje. Nu ga ik zo vaak als ik kan naar het kerkhof. En dan bid ik met mijn mama. Kleine dingetjes zijn het, maar ze bieden houvast.”
Drie jaar geleden verklapte u in Humo dat u altijd twee foto’s op zak hebt: één van uw dochtertje en één van uw schoonmoeder, allebei overleden. Is daar nu een derde bij gekomen?
Mazzù: “Nee, die van mijn mama bewaar ik op mijn telefoon. Zo heb ik ze alle drie dicht bij mij.
“Mijn mama zit nog voortdurend in mijn gedachten. Dan denk ik aan vroeger, zoals aan de woensdagen waarop ik van school thuiskwam. Mijn vader was gaan werken, mijn broer studeerde al aan de hogeschool en mijn zus was nog klein. Dan bakte mijn mama frieten, voor mij alleen. Ook de avonden samen voor de televisie vergeet ik nooit. Hoe ze dan de koekjes waar ik zo verlekkerd op was voor mij haalde in de keuken. Of de keren dat we samen pizza bakten...”
In datzelfde interview noemde u het een levensdoel om met uw ouders naar Italië terug te keren, mocht u ooit een Italiaanse club kunnen trainen terwijl zij nog leefden. Blijft Calabrië aan uw ribben kleven nu uw mama er niet meer is?
Mazzù: “Mijn wortels hebben áltijd aan me getrokken. Ik heb mijn vader nu beloofd dat ik er na het seizoen met hem naar terugkeer. Met mama was dat onmogelijk geworden: zij was ziek en kon niet meer reizen. Het liefst zou ik mijn kinderen ook meenemen – door tijdgebrek ben ik nog nooit met hen in Calabrië geweest, en mijn zoon is al 19 – maar dat wordt moeilijk: juni is examentijd.”
Voor wie sloeg uw hart afgelopen zomer tijdens de EK-kwartfinale tussen België en Italië?
Mazzù: “Mijn hart slaat voor beide landen. Maar als ze tegen elkaar spelen, ben ik voor Italië. Tot mijn 18de had ik de Italiaanse nationaliteit. Ik ben Belg geworden toen ik naar de unief ging en heb hier ook mijn legerdienst gedaan. Ik was onderofficier van de veldartillerie en heb het commando gevoerd over een heel peloton miliciens. Schrijf dat ook maar op, voor zij die geloven dat ik aan een minderwaardigheidscomplex lijd (lacht).”
In 2018 verscheen uw biografie: Papa, ik beloof je dat op een dag… Vanwaar die titel?
Mazzù: “Mijn papa was een Italiaanse migrant die naar België is gekomen om er in de mijnen te werken. Probeer het maar eens: met 500 Belgische frank (12,50 euro, red.) op zak verhuizen naar een land dat je niet kent en daar dan proberen te overleven. Een huis hadden we niet, we woonden in een barak. En terwijl mama in de keuken stond, zat papa uren in de mijn om de studies van zijn kinderen te kunnen betalen. Als dan vijftig jaar later één van je kinderen prof is aan de universiteit, een ander ingenieur en de laatste een voetbaltrainer die elke dag met zijn naam in de krant staat, mag hij daar terecht fier op zijn. Als één van die drie dan ook nog eens een boek schrijft, is dat voor iemand afkomstig van een dorp met alleen maar olijfgaarden en fruitbomen helemáál het toppunt van een geslaagd leven! Vandaar de titel: Papa, ik beloof je dat ik op een dag jouw naam de eer zal bewijzen die hij verdient. Dat mijn papa fier kon zijn op de naam Mazzù, is in alles wat ik deed altijd mijn drijfveer geweest.”
Een maand na de publicatie overleed de journalist die je levensverhaal had opgetekend.
Mazzù: “In het leven kom je niet vaak iemand tegen die oprecht in je geïnteresseerd is. Jean (Derycke, red.) was een uniek en waarachtig mens, iemand tegen wie je dingen zei die je tegen niemand anders zegt. De gesprekken die we voerden, waren altijd open en eerlijk en nooit bedoeld om er de volgende dag een op sensatie belust artikel over te kunnen schrijven voor de krant. Het idee voor die biografie kwam van hem. Waarom niet, dacht ik. Ik zag het als een manier om eer te betuigen aan mijn ouders. Want dat we er geen geld aan zouden verdienen, wisten we. Trouwens, ik heb alle royalty’s aan zijn vrouw afgestaan.”
In een mooie hommage aan hem schreef u: ‘Ik mis je zelfgerolde sigaretten. Hoe moet dat nu na een wedstrijd, zonder die tabak van jou die me altijd zoveel genot heeft verschaft?’
Mazzù: “O, wat ik hield ik van die momentjes! Dan rolde hij er één voor mij en één voor zichzelf. Die rookten we samen op. Die momenten zal ik blijvend koesteren. Ook omdat ik het zelf niet kan, een sigaret rollen. Zo handig ben ik niet. Maar roken doe ik wel nog steeds. Niet goed, hè (lachje).”
Propere handen
Tot slot: twee maanden geleden viel ook uw naam in Propere Handen, het onderzoek naar vervalste wedstrijden en financiële sluiproutes in het Belgische voetbal. Scheidsrechter Sébastien Delferière zou u in 2017 hebben geïntroduceerd bij makelaar Dejan Veljkovic, met het oog op een transfer naar Club Brugge. Delferière, die al drie jaar geschorst is, zou voor die bemiddeling zelfs geld hebben gevraagd. Vindt u dat normaal?
Mazzù: “Daar kan ik kort over zijn: ik heb met die hele zaak níéts te maken. Het klopt dat ik Sébastien Delferière ken, en het klopt dat ik Dejan Veljkovic heb ontmoet. Meer is er niet over te zeggen, simpelweg omdat er verder niets is gebeurd. Ik zie Sébastien niet meer, we hebben alleen contact als het nodig is. De laatste keer was tijdens zijn voetbalkamp in ’s-Gravenbrakel, omdat ik daar peter van ben. We kennen elkaar, maar zijn geen vrienden.”
Later dat seizoen floot Delferière een wedstrijd van Charleroi, waarin hij AA Gent twee strafschoppen onthield. Dat kwam u en Charleroi goed uit.
Mazzù: “Daar antwoord ik niet op. Ik heb een advocaat: die zal te gepasten tijde wel reageren, mocht dat nodig zijn.”
Ook uw makelaar Mogi Bayat zat anderhalve maand in de cel. Hebt u beide vriendschappen in vraag gesteld?
Mazzù: “Helemaal niet! Is het een misdaad om iemand te kennen die ergens van wordt beschuldigd? Als je zelf recht in je schoenen staat, wat is dan het probleem? Stel dat ik jou al twintig jaar ken en jij pleegt een moord: zal men dan achter mij aankomen omdat ik jou ken? Ik kan daar toch niets aan doen? Kijk, ik denk hier liever niet over na, omdat ik er te weinig over weet. Ik ben bevriend met mensen om de gesprekken die we voeren, niet om wat ze doen. Dat is voor hun rekening. Als er een proces van komt, is dat hun probleem. Ik ben te oud geworden om me ook daar zorgen om te maken. Daarvoor is de tijd die me nog rest te kort geworden.”
© Humo