InterviewJelle Spruyt
Trainer Jelle Spruyt: ‘Het was al vroeg duidelijk dat Swings een uitzonderlijk talent was’
Al van toen Bart Swings nog een prille tiener was kon hij rekenen op de diensten van Jelle Spruyt. En dus is zijn trainer ook apetrots op de atleet die zich voortaan olympisch kampioen mag noemen. ‘Als je weet wat Bart er allemaal voor doet... Hij verdient dat goud.’
In Pyeongchang was Jelle Spruyt er vier jaar terug zelf nog bij toen Bart Swings naar olympisch zilver schaatste, maar voor Peking paste hij. De leraar had geen zin in quarantaines en bubbels en “elke dag pizza eten in het olympisch dorp omdat dat daar nog het lekkerste is”. En dus keek hij vanochtend vanuit zijn bed op tv hoe Swings eerst zijn halve finale en nadien ook de finale domineerde.
“Bart belde me nog even na zijn halve finale. Hij klonk heel zelfzeker. Hij ging achter alles en iedereen aan rijden, zei hij, terwijl hij meestal uitkiest wie hij wel en wie niet zal counteren: ‘Ik voel me goed, ik weet wat ik ga doen.’ Ik was zelf te nerveus om naar de start te kijken. Ik ben dan maar een koffie gaan zetten. Mijn vrouw, die het gezicht van Bart nogal goed kan lezen, zei me: ‘Bart ziet er kalm uit’ en ook zijn kinesist Maarten zei me intussen al dat hij Bart nog nooit zo rustig had geweten. Meestal is Bart nogal nerveus voor een race.”
Bart reed inderdaad alles dicht. Vreesde je dat hij tekort zou komen in de spurt?
“Ik had je al geappt dat Lee ging winnen - fout, dus (lacht). Maar niemand nam over van Bart dus ik zag de bui al hangen. Ik wist wel dat er een medaille in zat, maar winnen, dat leek me lastig te worden. Gelukkig ging Bergsma in de aanval en zo trok hij Bart mee op gang. In de slotronde zat hij goed in de rug van Lee en had hij genoeg over om hem in te halen. Maar het was duidelijk dat Bart heel goed zat. Anders zie je dat hij twijfelt om mee te gaan, maar nu twijfelde hij nooit. Hij reed alles toe.”
Hoe moeilijk is het om zonder ploegmaat zo’n race in handen te kunnen houden?
“Het is niet alleen lastig om het alleen te doen, maar vooral wanneer je topfavoriet bent. Ze bleven allemaal achter hem rijden, niemand van de andere favorieten ondernam wat. Buiten dan de Nederlanders die met Kramer en Bergsma niet anders konden omdat die het niet in de sprint kunnen afmaken. Ik had aan Martin (ten Hove, zijn Nederlandse coach van team IKO die wel in Peking is, VH) nog gezegd: zeg aan Bart dat hij ervoor zorgt dat het tempo niet te laag ligt. Anders is de kloof bij een demarrage veel te groot. Maar Bart heeft alles perfect gedaan en als je dan fysiek zo sterk bent, dan kan je winnen.”
Het was het meest voorspelde goud in de meest onvoorspelbare discipline.
“Ja, maar Bart staat bijna altijd op het podium in de massastart, of hij is er toch altijd dichtbij. Dat weten al zijn concurrenten ook. Dus als je in Bart zijn buurt blijft, dan rijd je negen kansen op tien in de medailles. In die zin is het voorspelbaar. Maar het volstaat dat een ander je even aantikt of je ten val komt en dan stopt het. Of dat een complete nobody aanvalt en vooruit blijft omdat niemand countert. Dat is de onvoorspelbare factor.”
In welke mate haalt Bart nu zijn voordeel uit het skeeleren, waar hij gewoon is om situaties in het peloton te lezen?
“Dat tactisch inzicht is wat Bart tien keer beter maakt dan de meeste jongens. Hij heeft er veel ervaring opgedaan in het inschatten van de anderen. En Bart beschikt ook over veel wapens, terwijl een kerel als Mantia alleen op zijn sprint kan rekenen. Bart heeft de snelheid om in de top drie te sprinten, maar ook het vermogen en de conditie om gaten dicht te rijden of om zelf aan te vallen. Lee zou dat ook kunnen, maar die doet dat nooit. Bart heeft, van alle jongens die in Peking meerijden, echt wel het grootste koersintellect.”
Is dat een gave of kwam dat met de jaren?
“Het is een combinatie. Je moet uiteraard heel oplettend zijn. Bart kijkt in de voorronde heel goed hoe zijn tegenstanders het doen en praat daar dan met mij over. In de halve finale zag hij dat Mantia minder sterk was dan gewoonlijk. Dat is zeker een aanleg die er van kleinsaf aan zit, maar hij deed op het hoogste niveau ook veel ervaring op. In de belangrijke races, of dat nu in het skeeleren of schaatsen is, neemt hij bijna altijd de juiste beslissingen. In Peking nam hij zelfs geen enkele verkeerde.”
Bart gaf op voorhand aan dat alleen het goud voldeed. Legde hij zich niet wat veel druk op? Hij zou niet de eerste zijn die dan kraakt.
“Neen. In Pyeongchang was het niet anders. Natuurlijk is dat makkelijk gezegd: ik ga voor goud, zeker als dat goud dan binnen is (lacht), maar Bart is niet naar Peking gegaan om derde of vierde te worden. In 2009 al, toen we voor het eerst met Sport Vlaanderen rond de tafel zaten, waren we daar duidelijk in: in 2018 gaan we voor een medaille. 2014 was al niet slecht, met een vierde en vijfde plek en dan in 2018 komt dat zilver er. Keigoed. Zoals verwacht. Maar we wonnen niet en daar doe je het toch voor. En dan kan je vier jaar later niet naar Peking gaan met het idee: het is al goed als ik een medaille win. Neen, dan ga je voor goud. Als het dan brons wordt, maar je hebt er alles voor gedaan, oké, maar de insteek was: goud.”
Swings heeft er ook alles voor gedaan.
“Klopt. In België kan hij niet schaatsen. Hij moest elke keer naar Heerenveen of Inzell. Doe het maar, zeker met die coronatoestanden... Bart huurde een appartementje vlakbij de schaatshal Thialf. Jason Suttels (jong talent uit het skeeleren, VH) deed dat ook, maar na één winter had hij er genoeg van. Maar Bart heeft altijd een duidelijke focus: ik doe dit om dat te bereiken. Daarom vind ik het zo mooi dat hij na al die jaren eindelijk beloond wordt. Hij heeft er veel voor gelaten. Dat kan niet iedereen opbrengen.”
Hij werd er zowaar emotioneel van. Zo kennen we Swings niet.
“Naar de buitenwereld toe is hij altijd wat gereserveerder en in interviews wikt hij altijd zijn woorden, maar in het gewone leven is hij wel uitbundig, hoor. Ik had wel gedacht dat hij geëmotioneerd zou zijn. Het zou raar zijn mocht hij zeggen: oké en dan nu een koffietje graag (lacht). Hij is olympisch kampioen, in de sport kan je niets hoger bereiken.”
Hij is de eerste olympische kampioene voor België sinds 1948. Hij won zelfs het eerste individuele goud op de Winterspelen. Historisch dus. Sta jij daarbij stil?
“Neen, ik ben vooral blij dat Bart is beloond voor al zijn harde werk. Hij verdient dat echt, na alle druk die hij zich al die jaren heeft opgelegd. En wie weet duikt zijn naam later wel op in sportquizzen. (lacht)”
Je traint hem als sinds zijn twaalfde. Wanneer wist je dat hij wat bijzonder in zich had?
“Toen hij acht was. Ik was zelf nog aan het skeeleren en ik zag zo’n klein manneke een move doen om Wannes Van Praet (ex-Belgisch schaatskampioen, VH) in te halen. ‘Zie hem eens doen’, dacht ik. Dat is me altijd bijgebleven. En ook later deed hij nog zaken waarvan ik dacht: ‘Nou...’ Toen Bart 14 was, kwam een Amerikaanse coach eens kijken, bij wie zijn broer Ferre trainde. Bart, die vier jaar jonger is, reed Ferre los naar huis. Het was al vroeg duidelijk dat Bart een uitzonderlijk talent was...”
En zag je ooit een olympisch kampioen in hem?
“Toch toen de massastart op het olympisch programma kwam, voor 2018. En toen hij dan zilver pakte in Pyeongchang, wist ik wel dat goud in Peking tot de mogelijkheden behoorde.”
Daar gaf hij alles voor op, inclusief de individuele afstanden, waar de kloof met de concurrentie steeds groter werd.
“Ja, maar eigenlijk schaatst Bart niet slechter op de afstanden, de anderen werden gewoon veel sneller. In 2018 won Kramer goud op de 5.000m met een tijd van 6:09. Nu zijn er vier die zo’n tijd halen. Die jonge mannen rijden gewoon superhard. Als je puur naar de resultaten kijkt, dan zijn zijn 7de (5.000m), 13de (1.500m) en 10de (10.000m) plek slechter dan vier jaar terug. Maar als je weet dat zijn tijd op de 10.000m zijn beste in vier jaar was, dan weet je wel dat hij fysiek in orde is.”
Daar zit net zijn kracht: zijn grote motor, zijn capaciteit om snel te recupereren tijdens de wedstrijd zelf.
“Ja. Hij hoort op dat vlak bij de besten. Toen Bergsma twee rondjes op kop reed, was dat ideaal voor Bart. Hij kon zo zijn benen even laten rusten. In het skeeleren heb je in de puntenkoers een ronde zonder sprint en dan weer eentje met sprint. Daar zit ongeveer 15 seconden tussen dat je kan recupereren. Dus één minuut in de rug van Bergsma, dat is een wereld van verschil voor Bart. Dat vertragen en versnellen is echt in zijn voordeel. Terwijl de individuele afstanden, dat zijn tijdritten die je continu op je limiet moet rijden.”
Het vraagt wel een ijzeren discipline om zo voor je sport te leven zoals Bart Swings dat doet, niet?
“Ja. Hij let op alles. Hij eet nooit wat verkeerd. Vroeger wel, dan durfde hij al eens te stoppen in de Burger King langs de autostrade in Duitsland. Maar nu... nooit meer. Hij eet gezond, drinkt niet. Soms bestelt hij een kriek, door de sociale druk, en dan lach ik hem uit dat hij een vrouwendrankje neemt (lacht), maar dan drinkt hij dat met lange tanden op. En nooit meer dan eentje. Hij gaat op tijd slapen. Hij verzorgt zich goed. Blessures heeft hij nooit, buiten wat pijntjes zoals toen hij op training eens van zijn fiets werd gereden en hij zijn heup blesseerde. Maar die nauwgezetheid kan soms ook een valkuil zijn, zoals in 2014 toen hij echt overdreven fel met zijn gewicht bezig was. Dat was op het randje van een eetstoornis. Hij was toen heel mager. En soms is hij te fel met de technische kant van het schaatsen bezig. Als het dan even minder gaat, dan voelt hij zich meteen ook minder goed.”
Hij is van nature uit een perfectionist dus?
“Ja. Het moet bij Bart altijd goed zijn, hij zal er niet met zijn klak naar gooien. Als ik zijn trainingsschema een dag te laat doorstuur, zal hij altijd informeren waar het blijft, maar dat hoort erbij.”
Het olympisch goud is binnen, het doel bereikt. What’s next?
“Eén keer winnen, dat is ‘makkelijk’. Blijven winnen, dat is de uitdaging. Dat was in het skeeleren niet anders. De eerste keer dat hij de wereldtitel won, was mooi, maar hij moest het herhalen. En Bart is ook heel gemotiveerd, zijn hele leven is erop gericht. Hij gaat zeker niet op zijn lauweren rusten omdat hij olympisch kampioen is of met tien kilo overgewicht op zijn eerste training staan (lacht).”
Je bent zelf mee de architect van zijn succes. Haal je veel voldoening uit zijn goud?
“Zeker als ik de commentaren lees op zijn prestaties op de afstanden... Ik denk dan: je zou eens moeten weten wat Bart er allemaal voor gedaan heeft. Mensen denken dat het allemaal vanzelf komt, ze zien de opofferingen niet. Ik ben vooral ongelooflijk blij voor Bart dat hij kon tonen wat hij allemaal in zijn mars had.”