InterviewJohan Bruyneel
‘Toen ik tijdens mijn depressie iemand nodig had, was Lance er’
De nieuwe en veelbesproken documentaire over Lance Armstrong bewijst andermaal: The Boss is één van de meest fascinerende én polariserende figuren uit de sportgeschiedenis. Voor de ene is hij een psychopaat, voor de andere één van de beste wielrenners aller tijden. Johan Bruyneel, zijn ex-ploegleider met wie hij nog steeds een onafscheidelijk duo vormt, heeft de voorbije jaren hetzelfde woelige parcours afgelegd als zijn poulain. Hij heeft een bittere strijd gestreden, ook met zichzelf. Maar het stof heeft hij van zich afgeklopt. ‘Ik ben fier dat ik nog altijd rechtop sta.’
Op het terras van zijn huis in een buitenwijk van Madrid verbetert Johan Bruyneel (55) het huiswerk van zijn 11-jarige zoon Christian. Op de achtergrond hoor ik dochter Victoria dwingend vragen waar de oplader van de iPad ligt. Ze spreken Engels met elkaar, stel ik vast via de Skype-verbinding. Pas sinds kort is Bruyneel herenigd met zijn kinderen. Meer dan twee jaar hebben ze elkaar niet gezien of gesproken: ze zijn de inzet van een vechtscheiding met zijn ex-vrouw, die in Londen verblijft.
Bruyneel: “Mijn gezin is het enige wat nog telt voor mij. Het voelt fantastisch om mijn kinderen allebei bij mij te hebben. Eindelijk (zucht).
“Ik ben fulltime huisvader: ik kook voor hen en we proberen zo veel mogelijk dingen samen te doen, om de verloren tijd in te halen. Alhoewel, mijn dochter is 16: alles wat ik voorstel is saai of ouderwets (lacht). Met Christian ga ik elke avond mountainbiken. Overdag volgt hij de lessen van zijn school in Londen online.”
Op de beelden die je me stuurde, zag ik dat je zoon dezelfde sierlijke pedaaltred heeft als jij destijds.
Bruyneel: “Ik ben niet objectief, maar ik vind ook dat hij goed op zijn fiets zit. Hij wil later niet koersen, al heeft hij de voorbije jaren veel naar wielerwedstrijden gekeken – zelfs naar mijn vroegere overwinningen. Dat kom ik nu pas te weten.”
Wat vind je van die nieuwe ESPN-documentaire over Lance Armstrong?
Bruyneel: “Ik heb niet gekeken: het zou alleen maar mijn dag verpesten. Ik ben het kotsbeu om naar moraalridders als Jonathan Vaughters of David Zabriskie (ex-ploegmaats van Armstrong, die als eersten over zijn dopinggebruik getuigden, red.) te moeten luisteren. Wat ze uitkramen is hypocriet. Ze wentelen zich in een slachtofferrol en proberen hun dopinggebruik in onze schoenen te schuiven.”
Waarom houdt iedereen nog rekening met hun versie van de feiten?
Bruyneel: “Het is me een raadsel. Vaughters (tegenwoordig ploegleider, red.) wordt nu aanzien als een groot tegenstander van doping, terwijl hij als renner één van de grootste dopeurs van het peloton was. Toch is hij weggekomen zonder straf. Hij was één van de spilfiguren in het USADA-dossier (het onderzoek van het Amerikaanse antidopingagentschap naar gebruik van verboden middelen binnen Armstrongs ploeg, red.)
“Weet je, ik heb naar geen enkele documentaire over dat hele USADA-onderzoek gekeken, laat staan de boeken erover gelezen.”
Dat verbaast me wel van de controlefreak Bruyneel.
Bruyneel: “Al die verhalen zijn een eigen leven gaan leiden, en ik heb vastgesteld dat ik er geen enkele invloed meer op heb. Het is al 21 jaar geleden dat Lance zijn eerste Tour won, en nog altijd is hij een hot topic. Dan moet het toch zijn dat we iets bijzonders gerealiseerd hebben? Lance is een onwaarschijnlijk figuur, met veel charisma: hij laat niemand onberoerd. Frank Vandenbroucke was ook zo. Alleen is het bij zulke sterke persoonlijkheden wel zo: je moet eerst in de miserie raken voor de mensen je sympathiek vinden. Wat nu een beetje het geval is bij Armstrong.
“Trouwens, Lance en ik zijn nog meer naar elkaar toegegroeid als vrienden sinds de affaire.”
Hoe verklaar je die band?
Bruyneel: “We zitten op dezelfde golflengte. Mannen als Vaughters, Tyler Hamilton en ook George Hincapie zijn mietjes, dat zijn geen mannen met ballen. En van dat soort jankers moet ik niet veel weten: ik kan daar gewoon niet tegen. Zelfs als mijn zoon begint te zeuren om niets tijdens het fietsen, krijg ik het. Lance is net zo.
“Helaas: om de bijval van het volk te hebben, moet je een janker zijn. Als ik de getuigenissen in het USADA-dossier las, leek het alsof ik voortdurend iedereen had geïntimideerd. Maar ik kan me niet herinneren dat ooit te hebben gedaan. Ik heb wel altijd gezegd hoe het in elkaar zat, en dat ze niet zo kinderachtig en flauw moesten doen. Ik ben streng, maar rechtvaardig. En renners met problemen konden altijd op mijn hulp rekenen.”
‘Topsport is niet voor moraalridders’, vertelde je me ooit.
Bruyneel (knikt): “Wij wilden winnen, en deden alles wat daarvoor nodig was. In de periode dat we alles wonnen, zeiden ze me weleens: ‘Zou je geen journalist meenemen op trainingskamp, dat zal jullie imago ten goede komen.’ Maar ik vond altijd: ik ben hier om te winnen, niet om graag gezien te worden. Dat is achteraf een fout gebleken. Hadden we het wel gedaan, dan was ons veel ellende bespaard gebleven.”
Is deze documentaire een manier van Armstrong om weer in de gratie van het publiek te komen? Net zoals zijn bezoek aan Jan Ullrich vorig jaar, toen die in een ontwenningskliniek in Duitsland zat?
Bruyneel: “Nee, je moet er geen strategie achter zoeken. En wat Ullrich betreft: Lance heeft Jan écht willen helpen. Er deden verontrustende berichten de ronde. We gingen te rade bij Ullrichs ex-ploegmaat Andreas Klöden. Die zei ook dat het één grote catastrofe dreigde te worden, met niks dan drank, drugs en hoeren. Nadat hij een prostituee had bedreigd, is Jan opgenomen. Lance heeft hem opgezocht. Toen hij terugkwam, was hij volledig van de kaart: ‘Johan, hij overleeft het niet, hij gaat dezelfde weg op als Pantani.’”
In de documentaire begon hij zelfs te huilen toen hij het erover had.
Bruyneel: “Dat waren oprechte tranen, hij was toen net terug van dat bezoek. Je vliegt daar ook niet zomaar naartoe, hè. Hij heeft Jan aangeboden om zich in de Verenigde Staten te laten behandelen.”
‘I love him: Jan Ullrich was de belangrijkste persoon in mijn leven’, zei Armstrong.
Bruyneel: “Wij waren alleen met hem bezig. Hij was de enige die ons kon kloppen: op fysiek vlak was hij de gelijke van Lance. Hij vormde als rivaal ook onze grootste motivatie: we gingen slapen met Ullrich, en stonden met hem op. Het schijnt dat het nu beter met hem gaat.”
Lance Armstrong is een goed mens.
Bruyneel: “Ik ben overtuigd van wel. Ook al noemen sommigen hem een psychopaat of een narcist. Maar je moet een onderscheid maken tussen de killer die hij was op de fiets, en de mens ernaast. Alleen zijn familie en vrienden krijgen die laatste versie te zien. Ik verzeker je: bij hen wordt hij iemand helemaal anders. Hij heeft de laatste jaren dingen gedaan voor mij die ik nooit zal vergeten. Toen het moeilijk ging en ik iemand nodig had, was Lance er. Als één van de enigen.”
PARIA
Is het zo’n zware periode geweest?
Bruyneel (stil): “Ja, ik heb de bodem gezien.”
Heb je professionele hulp moeten zoeken?
Bruyneel: “Ja. En in tegenstelling tot wat je misschien van mij zou verwachten, vond ik dat niet moeilijk. Eens je hebt aanvaard dat je een depressie hebt, is professionele hulp zoeken net hetzelfde als naar de dokter gaan voor een kwaal. Nu weet ik wat de signalen zijn en kan ik die opvangen.”
Hoe lang heeft je depressie geduurd?
Bruyneel: “Járen. Het is ongeveer een jaar na het USADA-onderzoek begonnen. Ik had in niks nog zin, alles was te moeilijk. Op den duur kon ik ook niks meer, alsof er een loden gewicht om mijn schouders hing: ik sliep de hele dag. Maar op die moeilijke momenten heb ik geleerd: there is always a next level, zowel naar omhoog, als naar omlaag. Nu ben ik op de weg terug naar boven, ik heb geen antidepressiva meer nodig. Het is achter de rug.”
Heb je een aanwijsbare oorzaak?
Bruyneel: “Na de dopingaffaire in 2012 is mijn leven als een kaartenhuisje in elkaar gestort. Mijn huwelijk liep op de klippen, ik had op de koop toe een zwaar ski-ongeval, ik werd levenslang geschorst en voor de buitenwereld werd ik een paria – niemand wilde nog met mij geassocieerd worden.”
Ben je gelouterd uit die periode gekomen?
Bruyneel: “Het is een grote levensles geweest. Ik heb geleerd anders naar de dingen te kijken: meer de zaken te relativeren, te genieten van kleine dingen. Zoals de schoonheid van de natuur. Eigenlijk heeft fietsen me er bovenop geholpen.
“Ik had jaren in een bubbel gezeten waarin we enkel aan winnen dachten – al de rest was daar ondergeschikt aan. Ik heb wel spijt van hoe we ons gedragen hebben. Ik heb me hautain en arrogant gedragen tegenover veel mensen – zo van: ‘Wij zijn hier om de Tour te winnen, wat kom jij hier eigenlijk doen.’ Als ik dat kon veranderen, zou ik het meteen doen. Het is de roes van het succes die met mij aan de haal ging.”
Valt die schade nog te herstellen?
Bruyneel: “Onze enige echte slachtoffers zijn Filippo Simeoni, Christophe Bassons (twee ex-renners die door Armstrong werden geviseerd nadat ze openlijk over dopinggebruik in het peloton hadden gepraat, red.) en Emma O’Reilly (verzorgster die door Armstrong voor prostituee en alcoholiste werd versleten nadat ze tegen hem had getuigd, red.), maar Lance en ik hebben alles bijgelegd met hen. Zij willen ook dat de bladzijde wordt omgedraaid. Aan de rest – mensen zoals ex-ploegmaat Frankie Andreu en zijn vrouw Betsy (die door Armstrong werden geviseerd na getuigenissen over zijn dopinggebruik, red.) – hebben wij geen verantwoording af te leggen. Ik kreeg gisteren nog een bericht van Emma O’Reilly: ze voelt zich nog altijd slecht over wat er is gebeurd. Haar getuigenissen na haar ontslag als verzorgster van ons team hebben alles in gang gezet. Ze voelt zich nu gebruikt, en vindt dat wij te zwaar zijn gestraft.”
Er is ook nog ex-ploegmaat Floyd Landis die met zijn rechtszaak tegen Lance pas echt de ondergang inluidde. De wrok bij Armstrong blijft groot.
Bruyneel: “Ook bij mij. Hij is degene die het meeste schade heeft berokkend. Landis roept daarvoor allerlei excuses in, maar het voelde allemaal heel kwaadaardig aan. Het was niet: ik ga hen aanklagen voor het welzijn van de wielersport. Nee, hij wilde doelbewust Lance beschadigen, en had persoonlijk geldgewin voor ogen. Als renner was hij ook altijd kwaad op de hele wereld. Die boosheid gebruikte hij op de fiets.”
Net als Armstrong. In de documentaire getuigde zijn stiefvader Terry Armstrong: ‘I drove him like an animal.’ Tussendoor gaf hij hem geregeld een pak slaag en leerde hem winnen ten koste van alles. Zit daar de verklaring voor Armstrongs legendarische woede en stalen karakter?
Bruyneel: “Ik denk het wel. Van kleins af aan heeft Lance altijd gevoeld: ‘Het is mijn moeder en ik tegen de rest van de wereld.’ Hij voelde zich verantwoordelijk voor haar en wilde haar een beter leven geven. Hij moest al op héél jonge leeftijd een oplossing vinden voor de slechte situatie waarin ze zaten. Dat vormt iemands karakter.”
Aan zijn ogen kon je zien dat hij veranderd was, hij leek nederiger. Alhoewel andere passages weer het absolute tegendeel lieten vermoeden.
Bruyneel (lacht hard): “Ik zie het zo voor mij! Lance is zeker tot inkeer gekomen, en hij ís veranderd. Maar hij zal tot het eind van zijn dagen een competitiebeest blijven. In alles. Dat krijg je er niet uit. Eddy Merckx is net hetzelfde. Het mag iets kleins zijn: ze zullen proberen te winnen.”
DUBBELLEVEN
Een vraag die ze in de docu iedereen voor de voeten werpen: wanneer heb je voor de eerste keer doping genomen?
Bruyneel: “In mijn derde jaar als prof. Ik had de finale van een grote koers gereden, en een oude soigneur van de ploeg zei me: ‘Dit is cortisone, de oudere renners nemen het allemaal, de tijd voor jou is ook rijp.’ Ik voelde meteen het effect, zoals wanneer je voor het eerst een glas bier drinkt: dat stijgt ook meteen naar je hoofd. Medicatie brengt je in een ongelooflijke roes.”
Vanaf dan leefde je met de leugen. Had je moeite met het dubbelleven dat je moest leiden?
Bruyneel: “Nee, het was de gewone gang van zaken. Er werd niet getest op cortisone, dus je kon er niet mee gepakt worden. Het was wel doping, maar in mijn hoofd vond ik van niet.
“Alles was ook algemeen geweten in het milieu: ik heb meegemaakt dat de renners met een thermos vol ampullen epo naar de koers kwamen – er waren geen taboes. Als ploegleider werd het heel anders vanaf 1999: de buitenwereld mocht het niet zien. Maar in de koers bleef alles hetzelfde. Als er een renner van een andere ploeg overkwam, vroeg die meteen: ‘Hoe zit het hier met doping?’ Er kwamen veel vragen van journalisten, maar eens je erin zit, kun je moeilijk op een persconferentie toegeven dat je team zich dopeert.”
Er hangt een tragiek over de renners van de jaren 90 en begin 2000. Het lijkt ‘een verloren generatie’, want hun prestaties worden gereduceerd tot epo en bloeddoping. Hoe moeten we daarnaar kijken?
Bruyneel: “Heel simpel: alle kampioenen uit de wielergeschiedenis waren de beste van hun generatie. In de jaren 90 had iedereen toegang tot dezelfde middelen: bloeddoping en epo. Greg LeMond zegt altijd: ‘I’m the only clean winner.’ Dikke bullshit! Hij heeft altijd voor Franse ploegen gereden, zij waren les rois de la cortisone. Je kunt je toch niet inbeelden dat hij nooit iets heeft genomen? Hij heeft gewonnen van Hinault en Fignon, die toegegeven heeft te hebben gepakt. Wereldtoppers die zich gedopeerd hebben, kun je niet kloppen zonder zelf iets te nemen. Maar: LeMond was de beste van zijn generatie, net zoals Hinault, Anquetil, Merckx en Indurain. En dus ook Lance.”
Armstrong zou zonder doping ook zeven keer de Tour hebben gewonnen?
Bruyneel: “Daar ben ik zeker van, op voorwaarde dat de rest ook clean reed. Iedereen in de wielersport weet dat doping niet het verschil heeft gemaakt. We hebben al die Tours gewonnen op basis van talent, visie, strategie en een minutieuze voorbereiding.
“Ik zag onlangs een filmpje waarin Lance als 15-jarige de beste triatleten van de wereld op hun donder gaf. Ongelooflijk hoe getalenteerd hij was. Wereldkampioen Mark Allen zei in het interview achteraf: ‘Hij moet vooral zijn ego onder controle zien te houden.’ En hij had gelijk, want het vuur brandde toen al in Lance, die jongen zat vol branie: ‘Ik wil de beste ter wereld worden, en overal winnen.’ Het unieke aan Lance was dat hij zowel mentaal als fysiek zo sterk was.”
NET ALS BJARNE
Hoe voelde het toen zo goed als iedereen uit de wielerwereld je liet vallen?
Bruyneel: “Het is vooral de hypocrisie die het meest pijn heeft gedaan. Als ik sommige ex-collega’s bezig hoor op televisie, denk ik: doe wat je wilt, maar zwijg vooral over doping. Neem nu ploegleiders Marc Madiot, Vincent Lavenu en Jean-René Bernaudeau – de éminences grises van het Franse wielrennen. Zij blijven me afrekenen op mijn verleden, maar wat zij hebben uitgespookt, is zogezegd vergeven.”
Je hebt ooit Marc Madiot een spuit zien zetten in de koers, heb je me eens verteld.
Bruyneel: “Ik reed mijn eerste buitenlandse rondje als tweedejaars prof. Ik hing helemaal uitgewrongen tussen de volgwagens, maar deed alles om die ronde uit te rijden. De dopingcontrole gebeurde via lottrekking, die ze half koers bekendmaakten via Radio Tour. Madiot liet zich afzakken tot aan de volgwagen van zijn ploegleider Cyrille Guimard, hoorde dat hij er niet bij was, rolde zijn mouw op en zette zich une flechette, zoals ze dat zo mooi zeiden, in zijn bovenarm. Hij is naar voren gereden, en is niet meer van kop af gekomen. Dat beeld is me mijn hele leven bijgebleven. En dat zijn dus de mannen die mij en Lance blijven veroordelen.”
Hoe verklaar je dat jullie er niet mee zijn weggekomen, en zoveel anderen wel?
Bruyneel: “Armstrong heeft zeven keer de Tour gewonnen: dat is te veel. En onze arrogantie heeft ook niet geholpen. Mocht Lance gewoon gezwegen hebben zoals de rest, was er niks gebeurd. Hinault, Fignon en Indurain zijn ooit óók beschuldigd. Alleen: zij hebben gezwegen. Als je in de tegenaanval gaat, creëer je nog meer vijandigheid. En op een bepaald moment moet er een voorbeeld worden gesteld, en dat waren wij.”
‘Een handig schandaal’, noemde iemand onlangs de affaire-Armstrong.
Bruyneel: “Wij zijn blijkbaar de grote schuldigen van alles wat is misgegaan in het wielrennen. Maar nu moet je mij eens uitleggen wat het verschil is tussen mij en Bjarne Riis. We zijn allebei van 1964 en hebben in dezelfde periode gekoerst. Hij heeft de Tour gewonnen, maar voor de rest zaten we min of meer op hetzelfde niveau. Ik koerste bij een Spaanse ploeg, hij bij een Italiaanse – op vlak van doping waren er geen verschillen. Alhoewel: ik heb nooit een hematocriet van 60 gehad (lacht). Ook als manager hebben we zo goed als hetzelfde parcours gereden. Ik werkte met Ferrari, hij met Fuentes. Alleen juridisch is er een verschil: het Deense antidopingagentschap heeft de verjaring van de feiten gerespecteerd. Bij mij is dat niet gebeurd, met als gevolg dat ik levenslang geschorst ben, en hij nog altijd mag meespelen. Vergis je niet, ik ben blij voor Bjarne: hij is een goeie manager.
“Het stoort me wel dat Tour-baas Christian Prudhomme en UCI-voorzitter David Lapartient hem met open armen ontvangen: ‘Hij verdient een tweede kans, de feiten dateren van lang geleden.’ Maar goed ook dat hij een tweede kans krijgt, want hij zal dezelfde fouten zeker niet begaan. Alleen is zijn situatie krek dezelfde als de mijne.
“Als ze je kop willen, maak je geen schijn van kans. Die van Bjarne moesten ze niet hebben: in Denemarken hebben ze te veel respect voor hun Tour-winnaar om hem van zijn voetstuk te halen.
“Twee jaar geleden heb ik nog bij het sporttribunaal TAS mijn levenslange schorsing aangevochten. Dat had ik beter niet gedaan, want het heeft me een fortuin gekost. Ik heb onlangs die facturen van mijn advocaten nog eens bekeken: ik werd er ziek van, ik mag dat niet meer doen.”
Jouw riante verloning van bij Astana destijds is goed van pas gekomen.
Bruyneel (wuift weg): “Dat geld is allang op.”
Ze hebben je wel ooit strafvermindering aangeboden.
Bruyneel: “In 2013 heeft een antidopingagentschap van een land dat ik niet zal noemen – ik hou het voor in mijn boek dat volgend jaar zal verschijnen – voorgesteld om mijn levenslange straf tot één jaar te reduceren. In ruil moest ik hun belastende informatie bezorgen over een belangrijk persoon in het wielrennen, zodat ze hem aan het kruis konden nagelen. Ik heb het niet gedaan, maar heb het spel wel tot op zekere hoogte meegespeeld. Het had ook weinig zin: het WADA zou toch beroep aantekenen tegen zo’n strafvermindering. Maar ik heb wel alle correspondentie en contracten bijgehouden, als bewijs tot wat ze in staat zijn als ze iemand willen pakken. In de wielrennerij is geen correcte rechtspraak mogelijk.”
BIDON CHAMPAGNE
Waar droom je nog van? Jouw expertise en hart liggen bij het wielrennen.
Bruyneel: “Opnieuw ploegleider of manager worden zie ik niet zitten: daarvoor kan ik me niet meer motiveren. Maar ik kan de wielersport op andere manieren helpen. Ik heb alles meegemaakt, ook de periode die nooit meer mag terugkomen. En stropers worden de beste boswachters, toch? Schorsing of niet, ik word nog vaak om advies gevraagd door mensen uit het wielrennen – renners, ploegleiders, bestuurders en organisatoren. Ik heb zeker nog een waarde.”
Welke rol zie je dan voor jezelf?
Bruyneel: “Misschien kan ik een goede UCI-voorzitter zijn. Waarom niet? Het is een utopie, dat besef ik ook wel. Ik zou het met mijn ervaring alleszins beter doen dan Lapartient, die nog niks gedaan heeft voor het wielrennen.
“Ik heb in het verleden al vrijwillig meegewerkt aan dopingdossiers van de UCI, en alles gezegd wat ik wist, maar ze hebben mijn advies in de wind geslagen.
“We zullen wel zien. Ik heb een bedrijfje waarmee ik aan sport consultancy doe, en dat loopt.”
Heb je nog contact met Michele Ferrari? Rudy Pevenage verklaarde aan Cyclingnews dat hij nog altijd actief is onder de welluidende bijnaam ‘Testarossa’.
Bruyneel: “Nee, het contact is verwaterd. Ik vind hem nog steeds één van de briljantste bewegingswetenschappers die de sport ooit heeft gezien. Ik weet niet of hij nog actief is, maar het zou mij niet verbazen: er is vraag naar mijn advies, dus ben ik zeker dat ze ook naar hem stappen.”
En naar Fuentes?
Bruyneel: “Dat zou kunnen, al zegt Rudy van niet. Ik heb dat interview ook gelezen. Hij zegt daarin dat Lance en ik Ullrich hebben aangezet tot doping. Dat is echt van het laagste van het laagste. Ik kan Rudy niet meer serieus nemen, die is slecht bezig.”
Hij ergert zich eraan dat jullie met de UCI in de slag zaten. Daarin heeft hij toch gelijk?
Bruyneel: “Dat klopt niet. Het is wel zo dat toenmalig UCI-voorzitter Hein Verbruggen graag had dat Armstrong op de troon zat. Hij wilde zo het wielrennen mondiaal doen groeien, en daar is hij in geslaagd. Maar we werden nooit beschermd: er zijn nooit positieve epo-testen onder de mat geveegd.”
Hebben jullie het UCI geen machine geschonken om epo te detecteren?
Bruyneel: “Nee. Verbruggen klaagde tijdens een meeting over een gebrek aan middelen, en daagde Lance uit: ‘Doe met al je geld eens iets terug voor de wielersport.’ Lance is niet van gisteren: het is altijd beter om op een goed blaadje te staan bij de grote baas. Hij heeft geld geschonken, en daar is – achteraf – testapparatuur mee gekocht.”
Momenteel zijn ze aan het hertesten op stalen van de Tour van 2016 en 2017.
Bruyneel: “Ze controleren hoogstwaarschijnlijk op ITPP en HIF’s – producten die de aanmaak van lichaamseigen epo stimuleren. Waar rook is, is vuur. Als ze erop testen, hebben ze informatie in handen dat het effectief is gebruikt.”
Het is de nasleep van dopingaffaire Aderlass.
Bruyneel: “Welke renners waren bij Aderlass betrokken? Allemaal onbekenden. Als zíj het al nemen, wat denk je dat de grote renners dan doen?”
Er is toch een mentaliteitswijziging bij de huidige generatie renners?
Bruyneel: “Mentaliteitswijziging, allemaal goed en wel. Maar als er echt op het scherp van de snee wordt gestreden... Je gaat altijd op zoek naar iets waarmee je beter presteert dan de rest. Of het nu materiaal, medicatie of voeding is. Ik at rauwe lever met zout, omdat ik Roger De Vlaeminck hetzelfde had zien doen op tv. Of ik dronk een klein pulleke champagne in de finale, zoals Freddy Maertens – maar van zattigheid kon ik nog amper recht rijden. Dat zijn onschuldige anekdotes, maar ik wil zeggen: competitie verandert je manier van denken. En je mag er zeker van zijn dat er de dag van vandaag ook nog gebruikt wordt. Ik beschuldig niemand, maar de snelheden liggen wel een stuk hoger dan in de periode dat iedereen aan de epo zat.”
Ik zou je cynisch kunnen noemen.
Bruyneel: “Nee, dat ben ik niet. Het is echt wel cleaner dan vroeger, maar ik heb de laatste jaren wel bepaalde dingen uit de oude doos gezien. Ook bij het ‘zuivere’ Team Sky. Hun astmamiddelen zijn echt véél meer dan een gewone puffer. Hun coach Shane Sutton heeft verklaard: ‘We hebben het systeem gebruikt zoals we konden.’ Is dat dan geen doping?
“Het peloton zit vol gewiekste kerels. Ooit heb ik Tyler Hamilton zien vallen zonder erg, maar hij liet zich wél verzorgen aan de wagen van de dokter, om een voorschrift voor een cortisone-inspuiting te kunnen krijgen.”
Hamilton kon met een gebroken sleutelbeen de Tour uitrijden, en zelfs een rit winnen.
Bruyneel: “Dat was een grote farce. Toen hij in de Pyreneeën die rit won, stak hij aan de meet plots zijn beide handen in de lucht. Dat moet je eens proberen met een gebroken sleutelbeen. Ik ken geen grotere komediant dan Hamilton.”
Hoe kijk je naar de wielerwereld na alles wat je beleefd hebt?
Bruyneel: “Ik denk dat de wielersport een afspiegeling is van het leven, maar dan van het harde leven. Je krijgt er niks cadeau.
”Weet je, als jongetje uit Izegem droomde ik van de koers, en al die dromen zijn uitgekomen. Dan kun je alleen maar dankbaar zijn. (Begint te hoesten) Dat is van mijn allergie, ik ga cortisone moeten nemen (lacht).”
Wie wint de Tour?
Bruyneel: “Egan Bernal. De komende jaren wordt hij de beste ronderenner. Er is een nieuwe, fantastische generatie opgestaan, met ook nog Tadej Pogacar en Remco Evenepoel. Die jongen is een fenomeen. Ongezien. Hij zal zeker een grote ronde winnen. Dat wordt genieten.”
‘Lance’ – De tweedelige documentaire is in België te bekijken via streamingdienst ESPN Player.
© Humo