NieuwsWielrennen
Soudal-QuickStep bijt tanden stuk op Philipsen in De Panne
Indrukwekkend nummertje van Jasper Philipsen in Brugge-De Panne. Soudal-QuickStep was numeriek in het voordeel, maar wat doe je als die ene tegenstander zo sterk is? Vloeken.
Beeldje van vlak na de finish in De Panne: Fabio Jakobsen baande zich snel een weg door de mixed zone. Het gezicht stond op onweer, de journalisten werd geen blik gegund, de cameraman kreeg een por met de elleboog. Jakobsen, een vriendelijke en goed opgevoede jongen, besefte meteen dat dat niet fraai van hem was en excuseerde zich in het voorbijrijden. Maar het was overduidelijk: de kopman van Soudal-QuickStep was niet content.
Jakobsen had de eerste waaier gemist. Wanneer het er echt toe deed, in de laatste vijftig kilometer, waren hij en zijn ploeg wel op de afspraak. Met vier waren ze vertegenwoordigd in de kopgroep van twintig renners: Jakobsen, Bert Van Lerberghe, Davide Ballerini en Yves Lampaert. “We hadden altijd moeten winnen”, zei Lampaert, gevolgd door een diepe zucht.
Op vijftien kilometer van de finish, vlak bij de beruchte Moeren, waar het altijd waait, liep het grondig fout. “De bedoeling was om daar met zijn vieren vooraan te zitten op die smalle baantjes”, zei Lampaert. Maar hij was de enige. De tactiek was nochtans duidelijk. “We hadden afgesproken om samen te blijven en voor Jakobsen te rijden.”
Alarmbellen
Philipsen voelde het momentum en trok stevig door. Alle alarmbellen gingen af. Lampaert was mee, Olav Kooij zat snel op het wiel en met veel moeite maakt ook Frederik Frison nog de oversteek. Waar waren de ploegmaats van Lampaert? “Wij zaten te ver”, zei Van Lerberghe in naam van de drie anderen. “Tja, hoe gebeurt dat? Dat is koers. Maar als het gebeurt, is het vloeken.”
“Philipsen heeft daar persoonlijk het gat gemaakt”, sprak Lampaert. Hij was onder de indruk. Op honderd kilometer van de finish was het ook al Philipsen zelf geweest die het peloton een eerste keer in waaiers had getrokken.
Lampaert zat klem. Hij posteerde zich achteraan in het groepje en zocht naar een kansje, want misschien was er nog iets mogelijk. Voor hem stoomden zijn metgezellen door, ze draaiden voorbeeldig rond met hun drieën. “Dat moest onvermijdelijk krachten kosten”, wist Lampaert. Achter hem reden Ballerini en Van Lerberghe zich ondertussen de ziel uit het lijf om Jakobsen terug te brengen. Zo bleef er druk op Philipsen en co., die niet op adem konden komen.
Démare weggewaaid
Maar het was niet genoeg. “Wij waren de enigen die wilden rijden”, zei Van Lerberghe. “Er zaten nog rappe mannen, maar blijkbaar waren die content met de vijfde plaats.” Het was van niet kunnen. Theuns, Groenewegen, Démare: ze werden er één na één uitgewaaid. Het duo van Soudal-QuickStep reed dus echt wel fors door, maar vooraan waren ze gewoon sterker.
Philipsen controleerde alles. “Hij had alles in de gaten”, zei Lampaert. De West-Vlaming overwoog een late uitval, maar wanneer Frison dat in zijn plaats probeerde, zag hij het zinloze van dat idee in. “Philipsen zat meteen op zijn wiel.”
Lampaert gokte dan maar op zijn spurt, hij had nog wat in de benen. Op 250 meter zette hij fors aan, maar Philipsen reageerde opnieuw meteen. De kopman van Alpecin-Deceuninck had ook nog overschot, schoot voorbij Lampaert en hield Kooij duidelijk af. De beste man in koers won. “Misschien had ik de sprint niet zelf mogen lanceren, misschien had ik hun actie moeten afwachten”, bedacht Lampaert. “Maar had het iets uitgemaakt? Ik denk niet dat er iets tegen Philipsen te beginnen was.”