WielrennenTour de France
Slovenië heerst in de Tour: ‘We hebben lang het karma van verliezers gehad’
Twee Slovenen zetten de Tour de France naar hun hand. Zondag en volgende week begeven Primoz Roglic en Tadej Pogacar zich weer op hun favoriete terrein: de berggebieden. Slovenië, nooit een groot wielerland, draagt de twee op handen.
Massaal zitten de Slovenen deze dagen voor de televisie, duimend voor hun landgenoot en geletruidrager Primoz Roglic (30). Aan enthousiasme ontbreekt het zijn twee miljoen landgenoten niet, vertelt de Sloveense wielerjournalist Miha Hocevar. Aan wielerkennis wel. “Veel mensen vragen zich af waarom hij niet meedoet aan de massasprints.”
De televisiekijkers hebben sinds vorig weekeinde nog meer reden om zich te verheugen en te verbazen deze Tour de France, want in de Pyreneeën bleek de pas 21-jarige Tadej Pogacar een van de belangrijkste uitdagers van Roglic, de kopman van Jumbo-Visma. Na de bergetappe van gisteren naar de Puy Mary bezetten de Slovenen zelfs de eerste twee plaatsen in het algemene klassement. Ook zondag op de Grand Colombier (17,4 kilometer aan 7,1 procent) wordt veel van het duo verwacht.
“Ze worden overal op handen gedragen”, zegt Maaike Boogaard, een Nederlandse wielrenner die al enkele jaren uitkomt voor een Sloveense ploeg. “Zeker Pogacar is nu de shit.” Haar ploeggenoot Urska Zigart is de vriendin van het jonge talent. Toen hij afgelopen zondag de tweede Pyreneeën-rit won, vierde Zigart het na afloop met hem via Facetime. Boogaard en haar andere ploeggenoten, bezig aan de Ronde van de Ardèche, juichten in de achtergrond mee.
Een buitenvolk
Wielrennen is een veel beoefende sport in het land, weet Boogaard, die een flink deel van het jaar met haar Sloveense vriend op zo’n twintig minuten rijden van hoofdstad Ljubljana woont. “Soms lijkt het wel alsof iedereen een racefiets heeft. Sowieso zijn ze erg sportgericht, in ieder geval de mensen die ik ken. Ze gaan in het weekend met de familie langlaufen, wandelen of mountainbiken.”
Datzelfde zegt Miha Hocevar, verslaggever bij Delo, de tweede krant van het land. “We zijn een buitenvolk.” De fiets wint al ruim vijftien jaar aan populariteit in Slovenië. “Vroeger was alpineskiën hier de nationale sport, maar dat wordt steeds minder.” Die verandering heeft twee oorzaken, denkt hij. “We hebben de laatste jaren steeds prutwinters met nauwelijks sneeuw. Daarnaast is het skiën steeds duurder geworden.”
De resultaten van Roglic en Pogacar hebben de opkomst van het wielrennen versterkt. Boogaard: “Als ik hier train, zie ik allerlei renners in een Jumbo-pakje. Het is echt een hype.” Hocevar: “Je merkt het ook op de populaire mountainbikeroutes in de buurt van Ljubljana. Die zijn nu elke dag heel erg druk.”
De eerste wedstrijd na de coronastop werd georganiseerd door Pogacar. Dat geeft aan hoe hecht het Sloveense wielerwereldje is. De 22-jarige Boogaard won die wedstrijd, de Pokal Tadeja Pogacarja, bij de vrouwen. “Het was een klein rondje over een industrieterrein, vergelijkbaar met een criterium in Nederland.” De naamgever zelf werd bij de mannen negende.
Het land leent zich perfect voor de wielersport, meent Boogaard. “Je kunt er supermooi trainen.” Voor renners is er voor elk wat wils: van vlakkere gebieden rond de hoofdstad en aan de Adriatische kust tot de serieuze beklimmingen in de Julische Alpen in het noorden van het land.
Mooi fietsland of niet, dat kan het succes van Roglic en Pogacar niet verklaren. “Deze twee jongens zijn een statistische afwijking”, zegt Hocevar. “Er zijn wereldwijd maar een man of vijftien die het in zich hebben om de Tour de France te kunnen winnen. We hoopten al een hele tijd dat wij er één van zouden hebben en nu hebben we er ineens twee.”
Slovenië telt twee miljoen inwoners en slechts negen profrenners. Dat valt in het niet bij de grote wielerlanden. Zo heeft Italië 134 beroepsrenners en België meer dan honderd. “En van die negen rijden er vijf de Tour”, zegt Tomaz Grm, voorzitter van de Sloveense wielerbond, trots. Naast Roglic (Jumbo-Visma) en Pogacar (UAE Emirates) gaat het om Matej Mohoric (Bahrein-McLaren), Jan Polanc (UAE Emirates) en Luka Mezgec (Mitchelton-Scott). Grm heeft voor de lol berekend wat die verhouding zou betekenen voor Italië. “Die zouden dan 75 renners in de Tour moeten hebben.” Het zijn er zestien.
Niet langer knechten
Ook in de breedte is het verschil groot. De Sloveense wielerbond heeft ongeveer 1.600 licentiehouders. Cycling Vlaanderen had in 2019 liefst 6.354 competitierijders en verstrekte in totaal 76.267 vergunningen. Dit jaar startten zeventien Belgen in de Tour.
Slovenië is sinds halverwege de jaren tachtig elk jaar wel vertegenwoordigd in de Tour, maar voor Roglic en Pogacar was er nooit een renner die mocht hopen op de eindzege. “Dat lag ook aan hun mentaliteit”, meent Hocevar. “Ze reden nooit voor de overwinning.” Dat gold breder in de Sloveense sport. “We hebben lang het karma van verliezers gehad.”
Het afgelopen decennium vond een omslag plaats. De basketballers werden in 2017 Europees kampioen en er waren individuele wereldtitels voor Janja Garnbret in het sportklimmen, voor motorcrosser Tim Gajser en dubbel olympisch goud voor alpineskiër Tina Maze. Tel daarbij de successen van ijshockeygrootheid Anze Kopitar, tweemaal winnaar van de Stanley Cup, en het werd de Slovenen duidelijk dat ook zij grote prijzen kunnen pakken.
In het wielrennen was Janez Brajkovic een wegbereider. Hij won in 2010 de Dauphiné en werd in 2012 negende in de Tour. “Toen wist de jongere generatie dat winnen tot de mogelijkheden behoorde”, zegt Hocevar. “Het wielrennen zelf veranderde ook. Vroeger reden de meeste Slovenen in Italiaanse ploegen waar ze moesten knechten voor Italiaanse kopmannen. Nu niet meer.”
De meeste Slovenen zijn tegenwoordig in dienst bij Bahrein-McLaren, Pogacar rijdt voor UAE Emirates. “Daar maakt het de sponsoren niet uit welke nationaliteit de kopman heeft”, constateert Hocevar. “We waren nog wel even bang dat Roglic bij zijn overstap naar Jumbo zou moeten knechten voor Nederlandse jongens, maar dat is gelukkig niet gebeurd.”
Het is lastig om op basis van Pogacar, tweede in het klassement, en Roglic iets over het Sloveense wielrennen in het algemeen te zeggen, vindt de wielerjournalist. De twee zijn onderling al onvergelijkbaar. “Roglic is een fenomeen. Wat hij doet is niet te bevatten.” Hij was tot zijn 22ste schansspringer en stapte daarna pas op de fiets. “Niemand weet hoe goed hij nog kan worden. Ja, hij is al dertig, maar eigenlijk is hij nog een jonge renner.”
Pogacar is wel echt een product van het Sloveense wielrennen. Hij begon als negenjarige met fietsen. “Hij was geen supertalent”, herinnert bondsvoorzitter Grm zich. “Vooral in de criteriums waren er jongens die beter waren. Maar hij was heel erg gefocust. Dat is nog steeds zo. Als hij een koers in gaat, verandert hij volledig. Dat zag je in de Pyreneeën. Daar toonde hij zijn koerskarakter.”
De fans hebben de twee renners in hun hart gesloten omdat ze voldoen aan het Sloveense ideaalbeeld. Hocevar: “We hebben de naam harde werkers te zijn en dat geldt zeker voor Roglic en Pogacar. Zij doen alles tot op de millimeter.” Een ander aspect spreekt hun landgenoten ook aan, weet Grm. “Ze blijven bescheiden. Het zijn geen showmannen.”
Dopingspook
Zoals altijd wanneer renners plots goede resultaten boeken, duikt die ene vraag op: is er doping in het spel? Terwijl Roglic in de Giro van vorig jaar twee etappes won en als derde in het eindklassement eindigde, werd zijn landgenoot Kristijan Koren uit de koers genomen. Zijn naam was opgedoken in Operation Aderlass, het Oostenrijkse dopingonderzoek naar de Duitse sportarts Mark Schmidt. Ook renner Borut Bozic bleek betrokken.
“Elk land heeft problemen met doping”, zegt Hocevar. “Slovenië is geen uitzondering. Maar het is de oude generatie die gekke dingen deed. Pogacar en Roglic zijn exponenten van een nieuwe generatie wielrenners.” Hij wijst erop dat de misstappen van Koren en Bozic plaatsvonden in 2012 en 2013. Pogacar was toen veertien jaar oud. “En Roglic moest bij wijze van spreken zijn eerste fiets nog kopen.”
Ziet de toekomst voor het Sloveense wielrennen er nu rooskleurig uit? Dat is niet zomaar gezegd, want de basis is smal. “De wielerclubs hebben het moeilijk, zeker qua sponsoring”, zegt Hocevar. Grm bevestigt dat. “Dat geldt voor alle sporten in Slovenië. We zijn een klein land dus is het marketingtechnisch niet zo aantrekkelijk om te sponsoren. Het bereik is tenslotte maar beperkt.”
De opkomst van Roglic en Pogacar is volgens de journalist dan ook niet toe te schrijven aan Sloveens sportbeleid. “Hun succes hebben ze aan zichzelf te danken, niet aan het systeem.” Het is niet te verwachten dat er snel weer twee zulke hoogvliegers zullen doorbreken. Hocevar: “We hebben er dertig jaar op gewacht en zullen straks misschien weer dertig jaar moeten wachten. Het is dus te hopen dat ze nog een tijdje meegaan.”