WedstrijdverslagNokere Koerse
Robeet profiteert in Nokere van malaise bij Deceuninck-QuickStep
Dertien teams uit de WorldTour stonden aan de start van Nokere Koerse. Toch ging de zege naar een procontinentale renner: Ludovic Robeet. Hij was de sterkste van een vroege vlucht.
Mark Cavendish, goed voor dertig ritzeges in de Tour, sloeg bij de laatste doortocht van de Huisepontweg tegen de grond. Op zes kilometer van de streep waren de winstkansen van Deceuninck-QuickStep weg. “Cavendish bleef even hangen aan het wiel van een andere renner”, wist sportdirecteur Rik Van Slycke. “Wij wachtten tot de laatste kasseistrook om te zien of Cavendish niet in de problemen kwam. De ronde voordien had hij daar terrein moeten prijsgeven, maar in een groepje van tien kon hij snel weer aansluiten. In dat groepje leek hij meer op zijn gemak.” Cavendish haalde wel nog de streep.
Twee kilometer verder werd ook Jannik Steimle door een val uitgeschakeld. De Duitser van Deceuninck-QuickStep werd naar het ziekenhuis van Oudenaarde overgebracht. Van Slycke: “We verloren Iljo Keisse na fietswissel. Terugkeren lukte hem niet meer. Daardoor waren we al snel een belangrijke pion kwijt.”
Ook Jasper Philipsen, een andere favoriet, bleef teleurgesteld achter. De sprinter van Alpecin-Fenix werd zelfs door de jury gediskwalificeerd en teruggezet naar plaats 33.
Modelploegmaat
Zo stond uiteindelijk een nobele onbekende op het hoogste schavotje van Nokere Koerse. Dat is nog gebeurd: Jens Keukeleire (2010) en Fabio Jakobsen (2018) kwamen hier ooit piepen en maakten nadien naam. Ludovic Robeet, uit Nijvel, is al 26. Hij won twee jaar geleden een etappe in de Italiaanse rittenkoers Coppi & Bartali.
Na een vlucht van 150 kilometer had Robeet nog voldoende jus in de benen om de Fransman Damien Gaudin, ooit vijfde in Parijs-Roubaix, af te schudden. “Een veel mooiere zege dan die in Italië twee jaar geleden, want in eigen land en in een eendagskoers”, glunderde Robeet, die binnen zijn team Bingoal-Wallonie Bruxelles het etiket van modelploegmaat heeft.
“Ik ging er altijd van uit dat we op een bepaald moment zouden worden ingelopen. Aan het einde van een zware koers is iedereen moe. Ik ook, maar meestal kan ik dan wel wat extra pijn verdragen. Wachten op een sprintduel op Nokereberg durfde ik niet, want in een sprint met twee ben ik altijd tweede.”