AchtergrondWielrennen
Remco Evenepoel over zijn Giro-debuut: ‘Nu beklaag ik het me dat ik de roze trui heb laten liggen’
‘Het irriteert me dat de mensen altijd hetzelfde zeggen.’ Remco Evenepoel heeft voor het eerst gesproken sinds zijn opgave in de Giro. De kritiek op zijn stuurmanskunst ergert hem. Zelf heeft hij belangrijkere zaken geleerd. ‘Om een perfecte grote ronde te rijden, heb je een perfecte voorbereiding nodig.’
In de Telefacts-documentaire ‘Ik ben Remco’ vertelde Evenepoel voor het eerst over zijn val en opgave in de Giro. Voor de camera overloopt hij zijn verwondingen. “Mijn knie ligt nog serieus open. Dat had ik niet verwacht, want het leek eerder een brandwonde. Ik heb een snee in mijn hand. Aan mijn ene elleboog heb ik ook een paar sneeën en mijn andere elleboog staat dik. Ze dachten eerst dat die was gebroken of dat er een barst in zat. Op mijn rechterzijde heb ik een sneetje. En mijn bil is helemaal blauw, maar dat ga ik niet tonen, dat ga ik de mensen besparen.”
Tot daar de fysieke schade. Ook mentaal liep Evenepoel een krasje op. “Die val was een domper op de feestvreugde”, vertelt hij. “Dat was het laatste wat ik had gehoopt: dat ik uit de Ronde van Italië ging moeten stappen door een val.”
Er is veel gezegd en geschreven over die valpartij op de vangrail in rit 16, op weg naar Sega di Ala. Maar wat gebeurde er precies? “Voor die bocht reden we al een minuut 90 kilometer per uur en tien seconden zelfs bijna 100 per uur”, vertelt Evenepoel. Om maar te zeggen dat het hard ging. Hij zat aan het wiel van Tony Gallopin toen een paar tientallen meters voor hem een groepje renners neer ging. “Je hoort wel geluiden, maar je kan niet ver vooruit kijken omdat je moet opletten dat je niet op het wiel van de renner voor je rijdt. Gallopin remt en ik moet uitwijken, maar omdat ik met zo veel snelheid uit zijn wiel kom en al in de lijn van de bocht zit, kan ik niet meer corrigeren.”
“Uiteindelijk kom ik vrij snel van die vangrail. Ik sta recht en wil mijn fiets pakken, maar dan komt Nieve nog af. Die rijdt vol in mijn rug. Aan 60 of 70 kilometer per uur. Dat was een slag waar ik groggy van was. Het is een klein wonder dat ik niets gebroken heb.”
Na een verplichte controle door de koersdokter, die checkt of hij geen hersenschudding heeft, kruipt Evenepoel terug op de fiets. Even later stopt hij om zich ook te laten onderzoeken door de eigen ploegdokter. “Op mijn hand kreeg ik een grote ijszak waardoor ik de pijn in het begin niet voelde. Ik wilde voortdoen, omdat ik de Giro heel graag wilde uitrijden, maar ik kon mijn stuur niet meer vasthouden op die laatste klim. Ze hebben me moeten duwen tot boven.”
Dat was het einde van zijn Giro, maar daarmee was het verhaal nog niet afgelopen. Van overal kreeg Evenepoel goed bedoelde raad en confronterende kritiek over zijn stuurmanscapaciteiten. “Het irriteert me een beetje dat de mensen altijd hetzelfde zeggen. Het is gemakkelijk om te zeggen dat ik een stuurfout maakte, maar in zo’n bocht en aan die snelheid is het een groot verschil of je ze ziet vallen of niet. En ik zag ze niet liggen, tot het moment dat ik uit het wiel van Gallopin kwam.”
Evenepoel is overtuigd dat er weinig mis is met zijn stuurkunsten. “In diezelfde afdaling waren er al zo veel technische passage geweest, dus als ik niet zou kunnen sturen of niet zou kunnen dalen, had ik er al lang afgelegen. En zo zijn er nog afdalingen geweest. Ik had net het gevoel dat ik dag na dag beter begon te dalen. Op training kan je een afdaling niet vol doen, dus het is in de koers dat je het moet leren, en ik begon me weer comfortabel te voelen.”
“Die grindwegen is iets anders, daar voelde ik me niet op mijn gemak. Ook omdat ik toen een slechte dag had.”
Daar is hij dus niet blind voor. Hij beseft dat er nog verbetering mogelijk is. “Ik ben zeker bereid om aan mijn sturen te werken. Als je de absolute top wil bereiken, moet je in alles heel goed zijn. Dat is nu één van mijn mindere punten, samen met explosiviteit.”
Maar om nu te zeggen dat zijn stuurmanskunsten het beeld van zijn hele Giro hebben bepaald, vindt Evenepoel niet juist. Hij heeft andere lessen getrokken. “Ik heb alles nog eens bekeken: het is exact twee maanden geleden dat ik mijn eerste training van vier uur afwerkte. Dan weet je dat de basisvorm en -inhoud niet groot genoeg zijn om te presteren. Dat is geen schande. De grootste les is dat je een perfecte voorbereiding moet hebben om een perfecte grote ronde te kunnen rijden.”
“Met zo’n korte voorbereiding is een renner niet capabel om drie weken lang op het allerhoogste niveau elke dag hypergeconcentreerd en hypergefocust door te komen. Dat vergt energie en mijn lichaam was daar nog niet klaar genoeg voor.” Wat hem gesloopt heeft: “Het slechte weer en de opeenstapeling van vermoeidheid. Misschien heeft het een heel jaar nodig voor ik weer op mijn topniveau kom.”
“Maar ik kan mezelf heel weinig verwijten. Ik heb alles tot in de puntjes uitgewerkt wat de ploeg, mijn trainer en de dokters gezegd hebben om te doen.”
En toch is er iets wat knaagt. “Ik denk dat ik blij mag zijn met de eerste tien dagen van mijn Giro. Ik stond tweede voor de rustdag en had de kans om het roze te pakken. Die heb ik misschien laten liggen. Dat beklaag ik me een beetje.”