AnalyseVoetbal
Onze man ziet hoe het Belgisch voetbal zich zal moeten heruitvinden na de Nederlandse njet over de Beneliga
De Nederlandse clubs trekken de stekker uit de Beneliga. Een streep door de dromen van Bart Verhaeghe en Wouter Vandenhaute. Het Belgisch voetbal zal zich op een andere manier moeten heruitvinden. Dringend. Want in 2024 verandert alles.
De Nederlandse topclubs hadden er een volle dag voor uitgetrokken. Ajax, PSV, Feyenoord, FC Utrecht, Vitesse en AZ zaten woensdag samen om voor eens en altijd te beslissen of ze zin hadden in een tweelandencompetitie met België. Neen, dus. Naar verluidt was Ajax het idee nog het meest genegen. Algemeen directeur Edwin van der Sar had dat de voorbije weken, maanden en jaren ook zo laten doorschemeren naar de Belgische topclubs.
Afgelopen weekend nog, bij een koffie met een vertegenwoordiger van een G5-club. Maar het draagvlak bij de andere Nederlandse ploegen was niet groot genoeg. Zij zagen vooral problemen. Regelgeving die niet op mekaar is afgestemd. Een Belgisch minimumloon voor niet-EU-spelers dat in Brussel vijf keer lager ligt dan in Amsterdam. En, vooral, de verdeling van de Europese tickets. Het Nederlandse clubvoetbal zit in de lift. Straks hebben onze noorderburen misschien twee tickets voor de Champions League. België is net zijn enige rechtstreekse vertegenwoordiger kwijtgespeeld.
De Belgische topclubs - en dan vooral Club Brugge, Anderlecht en Racing Genk - zagen de voordelen van een Beneliga. Schaalvergroting. Een betere tv-rechtendeal. Een sterkere competitie die ons land zou toelaten om op sportief vlak nog een (beperkte) rol van betekenis te spelen in Europa.
UEFA-voorzitter Aleksander Ceferin luisterde deze maand wel toen een delegatie van Belgische en Nederlandse clubs het idee voor een Beneliga kwam pitchen. Harde beloftes kon hij evenwel niet maken. “We luisteren geïnteresseerd naar jullie plannen”, klonk het. Ex-werknemers van het UEFA-hoofdkwartier weten dat dat Slovaaks is voor: ‘We wachten tot de ballon zelf ontploft.’ Of tot Nederland de naald bovenhaalt.
Bart Verhaeghe, de voorbije jaren de grote motor achter de Beneliga-droom, zal ongetwijfeld hard gevloekt hebben. Net als Wouter Vandenhaute, die de voorbije maanden als officieuze leider van de Pro League een voortrekkersrol heeft gespeeld in de gesprekken binnen en over de landsgrenzen over de toekomst van ons voetbal.
Verhaeghe en Vandenhaute geloofden oprecht in het potentieel van de ‘split competition’, zoals die op tafel lag. Die kwam ook tegemoet aan de wensen van de kleinere clubs. Een louter Belgische competitie voor Nieuwjaar, waardoor alle kleine ploegen nog steeds tegen Club Brugge, Anderlecht of Antwerp zouden uitkomen. Na de winterstop een gemengde competitie tegen de best geklasseerde Nederlandse ploegen.
De Beneliga was nooit perfect. Er zouden altijd verliezers geweest zijn - met name bij de kleinere clubs. Maar het valt te hopen dat het Nederlandse njet niet betekent dat de Pro League kiest voor meer van hetzelfde. Een wildgroei aan profclubs, waarvan meer dan een kwart niet leefbaar zijn. Een gewrongen competitieformat dat een typisch Belgisch compromis is. Een keuze voor de weg van de minste weerstand, en te zelden voor ambitie voor de toekomst.
Ook zonder de Nederlanders moet het Belgisch voetbal zich dringend heruitvinden. Beneliga of niet: het Europese voetbal zal drastisch veranderen in 2024. De Super League is niet weg. Hij zal terugkomen. In een andere verpakking, maar de inhoud zal in grote lijnen dezelfde blijven. Er zullen in Europa enkel nog kruimels overblijven voor de Belgische clubs.
Als de Beneliga niet het antwoord was. Wat dan wel?