InterviewRode Duivels
‘Net als Jelle denk ik soms: ik had langer moeten blijven. Ik kon uitgroeien tot een Feyenoord-icoon’
De landskampioenen zijn bekend, de Europese bekerfinales gespeeld, en toch blijft de bal rollen. De Rode Duivels mogen aan de bak in een nieuwe Nations League-campagne, te beginnen met een derby der Lage Landen tegen Nederland, straks in het Koning Boudewijnstadion. We spraken met drie voormalige internationals met een Nederlands verleden: Thomas Buffel (41, ex-Feyenoord), Maarten Martens (37, ex-AZ) en Jelle Van Damme (38, ex-Ajax). ‘Het wordt interessant: Oranje heeft een goede mix van ervaring en talent, bij ons loopt een generatie op haar laatste benen.’
België-Nederland? Van Damme trekt een verbaasde grimas: ‘Wannéér is dat, zeg je?’ Buffel, droog: ‘Wanneer jij op Ibiza zit.’ Beide ex-spelers begroeten elkaar hartelijk, maar het is de derde bij wie de tongval een onmiskenbaar Nederlandse achtergrond verraadt: Martens speelde er het langst – ruim negen jaar – en vorige zomer is hij er ook als trainer aan de slag gegaan, bij Jong AZ, zijn oude club: ‘Noem mij gerust een halve Nederlander.’
Horen jullie af en toe nog iemand uit Nederland?
Thomas Buffel: “Paul Bosvelt, mijn aanvoerder bij Feyenoord, stuurt me nog geregeld een berichtje. En onlangs kwam ik Alfred Schreuder (afgelopen seizoen trainer van Club Brugge, red.), met wie ik één jaar heb samengespeeld, tegen op de dijk in Knokke. Dan gaat het meteen over vroeger: ‘Weet je nog…’”
Jelle Van Damme: “Ik onderhoud mijn sociale contacten minder goed. Als ik iemand van Ajax hoor, is het er één van den bureau – en niet Marc Overmars, hè (lacht).”
Maarten Martens: “Onlangs sprak ik Louis van Gaal, mijn trainer bij AZ. Ik was één van de genomineerden voor trainer van het jaar in de Nederlandse tweede klasse, en hij reikte de prijzen uit. Dat deed hij op zijn Van Gaals: ‘Niet toevallig zitten er twee van mijn spelers bij.’ (lacht)
“Eerder in het seizoen had ik hem al teruggezien, toen ik met Jong AZ (dat hij sinds vorige zomer traint, red.) tegen Jong Telstar moest spelen. Andries Jonker is daar trainer, die was destijds zijn assistent bij Barcelona. De wedstrijd stond in het teken van Spieren voor Spieren, het goede doel waarvan Van Gaal ambassadeur is. Die dag was hij voor één keer coach van Telstar. Na al die jaren stonden we plots als trainer tegenover elkaar (grijnst). Telstar heeft gewonnen, met 1-0.”
Sinds vorige zomer is hij weer bondscoach van Oranje, voor de derde keer al.
Martens: “Je kunt de beste spelers oproepen, dan moet je ze ook de beste coach geven. Louis van Gaal zal altijd tegenstanders hebben, die vinden dat hij te veel zelfvertrouwen etaleert. Maar hij is ook een warme man, en een uitstekende trainer: achter alles wat hij doet, zit een idee. Hij doet niet aan bezigheidstherapie, je traint bij hem zoals je speelt. Zijn oog voor detail is buitengewoon. Als iets niet in orde is, zul je het geweten hebben. Ook eensgezindheid vindt hij belangrijk: je moet samen lunchen en je als ploeg presenteren.
“Hij is ook geïnteresseerd in jou als mens, omdat hij ervan overtuigd is dat je dan pas de beste versie van jezelf wordt. Als hij je iets vraagt, is dat uit oprechte interesse. En hij doet het net zo goed bij het nummer 16 als bij een basisspeler. Zo krijgt hij iedereen mee in zijn verhaal.”
Jij bent een fan van hem.
Martens (lacht): “Hij heeft mij naar AZ gehaald. Daar zit zijn voorliefde voor technisch vaardige voetballers met een goed spelinzicht vast voor iets tussen. Ik merkte snel dat hij een boon voor me had. Na een paar trainingen noemden de andere spelers me al een typische Van Gaal-voetballer: ‘Let maar op, straks zegt-ie het zelf.’”
Na het WK in Qatar eind dit jaar zal Ronald Koeman hem opvolgen.
Van Damme: “Mijn coach bij Ajax! Maar ik had vooral een goede band met zijn assistent, Ruud Krol. Die is ook linksachter geweest, net als ik.”
Martens: “Ik heb Ronald Koeman vier maanden meegemaakt bij AZ als opvolger van Louis van Gaal, maar een groot succes is dat niet geworden. Hij is snel ontslagen omdat het niet werkte.”
Van Damme: “Ik heb tweeënhalf jaar met Ronald Koeman gewerkt. We hebben toen een titel en een beker gewonnen. Ik speelde niet iedere week, maar voor mijn leeftijd wel genoeg. Ik kon nergens beter zijn om mezelf als voetballer en als mens te ontwikkelen.
“In die tijd moest je wel spelen als je in aanmerking wilde komen voor de nationale ploeg. Onbewust ging ik daar rekening mee houden, en ik heb toen een gesprek met Koeman en Van Gaal gehad. Zij waren tevreden over mij, maar Maxwell was een stevige concurrent voor mijn positie. Een geweldige Braziliaan, dus nam ik een besluit: als hij zou blijven, ging ik weg. Ik ben toen naar Southampton vertrokken. Een maand later scheurde Maxwell zijn kruisband en moest hij negen maanden aan de kant blijven. Als ik niet was weggegaan, had ik het nieuwe seizoen als basisspeler kunnen starten en in de Champions League kunnen spelen. Maar dat is praat achteraf. Ik heb geen spijt, maar ik had me nooit door de nationale ploeg mogen laten leiden.”
Thomas, jij hebt hetzelfde meegemaakt bij Feyenoord. Na twee mooie seizoenen zag de nieuwe trainer Ruud Gullit het niet in je.
Buffel: “Misschien was ik beter naar hem gestapt: ‘Komaan, ik heb de voorbije twee seizoenen dertig doelpunten gemaakt, en jij zet me op de bank?’ Maar ik durfde niet. Te jong, niet mondig genoeg. Sommigen vonden dat ik dan ook niet meer opgesteld kon worden in het nationale elftal. Aimé Anthuenis heeft me toen in bescherming genomen, en ik scoorde twee keer tegen Noorwegen. Maar de druk nam toe. En toen Glasgow Rangers met een mooi contract aanklopte, ben ik vertrokken. Ik ben nochtans een clubspeler: ik heb negen jaar bij Genk gespeeld. Dat had ook bij Feyenoord gekund. Ik speelde er al sinds mijn 16de, eerst een jaar bij de jeugd en daarna in het eerste elftal, maar ik was fysiek nog niet opgewassen tegen mannen als Van Gobbel en Bosvelt. We werden kampioen, en ik had een keer of twee op de bank gezeten. Maar niemand zal me om die titel herinneren. Na dat seizoen ben ik uitgeleend aan Excelsior. Mentaal was dat lastig, maar het werd een mooie tijd en we zijn zelfs gepromoveerd naar de Eredivisie.
“Uitgerekend in dat jaar won Feyenoord de UEFA Cup (de voorloper van de Europa League, red.). Daar heb ik door die uitleenbeurt naast gegrepen. Soms wringt dat, ja. Ondanks mijn fantastische doorbraak houd ik aan mijn periode bij Feyenoord geen prijs over, en dat is wat de mensen onthouden. Net als Jelle denk ik soms: ik had langer moeten blijven. Ik had echt kunnen uitgroeien tot één van de clubiconen van Feyenoord.”
Jij bent in 2009 wel landskampioen geworden met AZ, Maarten.
Martens: “In mijn derde seizoen. En toch heeft mijn eerste jaar bij AZ het meest indruk op mij gemaakt, zelfs al grepen we overal naast: we gingen eruit in de kwartfinale van de Europa League, we verspeelden op de laatste speeldag de landstitel, en we verloren ook de bekerfinale. Maar voor mij was het één grote droom. Ik maakte kennis met een trainer die de hele tijd met mij over Rivaldo sprak. Hoe die was bij Barcelona, waar Van Gaal met hem had gewerkt, en net als ik bij AZ het voorwerp uitmaakte van de discussie of hij nu beter was als nummer 10 of op links. Als 21-jarige doet dat iets met je, geloof me.
“Ons tweede seizoen was slecht. Je voelde dat sommige spelers moeite hadden met de aanpak van Van Gaal. Dat kwam hem ter ore en vijf wedstrijden vóór het einde van het seizoen kondigde hij zijn afscheid aan. Op dat ogenblik was ik geblesseerd, net als aanvoerder Stijn Schaars. Terwijl we samen revalideerden, hadden we het er vaak over: dat we zijn veeleisendheid net nodig hadden. En wie dat niet begreep, was misschien niet op zijn plaats op het hoogste niveau. Met die boodschap zijn Stijn en de viceaanvoerder naar de directie gestapt: ‘Jullie halen de factor kwaliteit weg, terwijl het misschien de groep is waarin doorgeselecteerd moet worden. Wij willen dat hij blijft.’ Dat heeft Van Gaal als een enorm compliment ervaren. Op een persconferentie heeft hij dat vervolgens op zijn manier ingekleed: ‘Als de spelersgroep kan aantonen dat ze Louis van Gaal waard zijn, blijf ik misschien toch!’ (lacht) Van de laatste vijf wedstrijden hebben we er vier gewonnen. En hij is gebleven.
“Bij de start van het nieuwe seizoen sprak hij de groep toe: ‘De twee grootste transfers hebben we al: Stijn en Maarten zijn weer fit.’ Met zo’n korte, simpele uitspraak wist hij telkens weer spelers te raken en voor zich in te nemen. Daar is hij zó goed in. Toch begon het seizoen in mineur: de eerste twee wedstrijden verloren we. Als we de derde verloren, thuis tegen PSV, zou hij ontslagen worden. Dat wisten we, en hij ook. Maar we wonnen die en hebben het hele seizoen niet meer verloren: we speelden kampioen.”
In flatje gedumpt
Waarom hebben jullie ooit voor Nederland gekozen?
Buffel: “In mijn jeugd was er nog geen Play Sports. Op Canal+ zag je alleen de klassiekers uit de grote competities. In Nederland was dat Ajax tegen Feyenoord, in de ArenA of de Kuip. Daar droomde ik van, niet van de Premier League of de Primera División. Ik ben er trots op dat ik ben doorgebroken bij Feyenoord.”
Van Damme: “Ik zat met mijn broer thuis bij mijn ma in de zetel te kijken naar een reportage over Ajax op Canal+. De kleedkamer kwam in beeld, en mijn broer en ik stootten elkaar aan: ‘Hoe fantastisch moet het zijn als je daar kunt zitten!’ Vier maanden later zat ik er.”
Je was er niet de enige Belg: ook Jan Vertonghen, Thomas Vermaelen, Toby Alderweireld en Tom De Mul verhuisden van Germinal Beerschot naar Amsterdam.
Van Damme: “Ik zat al bij Jong Ajax toen de club de halve finale van de Nederlandse beker bereikte. Ik speelde die dag supergoed. Een week later maakte ik mijn debuut in de eerste ploeg. Het is voor mij sneller gegaan dan voor de andere Belgen. Zij trainden mondjesmaat met ons mee.”
Maarten, jij bent pas op je 20ste naar Nederland gegaan.
Martens: “Ik zat goed bij Anderlecht. Ik kreeg er een goede opleiding, de voetbalfilosofie zat me als gegoten en ze geloofden in mij. Maar toen het duidelijk werd dat ik niet aan spelen toe zou komen, ben ik naar RKC vertrokken.”
Ook Jan Vertonghen en Thomas Vermaelen werden er even gestald door Ajax.
Martens: “Thomas kwam in de winterstop bij ons, op het oefenkamp in Suriname. Hij was meteen m’n roomie. Zijn koffer was niet op de bestemming geraakt, hij stond daar dus zonder schoenen (lacht).
“Thomas was niet de man van wie je dacht dat hij een grote carrière zou hebben. Hijzelf nog het minst, denk ik. Met Thomas beleefde je de grootste lol, maar op het veld liet hij het nooit afweten: zo agressief, zo explosief. Een echte leider.”
Van Damme: “Op dat vlak ben ook ik in mijn Nederlandse periode gevormd. Nederlanders zijn direct, zo kom je het verst in het leven. Belgen draaien rond de pot, terwijl ik vind dat je tegen kritiek moet kunnen. Daarom kan ik het zo goed vinden met Nederlanders.
“Ik moet wel toegeven dat ik de eerste maanden maar één ding wilde: terug naar huis! Ik werd in een flatje gedumpt: ‘Bekijk het maar.’ Dan kan het twee kanten op: je maakt de klik, of je gaat eronderdoor.”
Buffel: “Wat dan kan helpen, is dat het sportief snel goed gaat. In mijn geval was dat zo. Anders was ik ermee gestopt.”
Martens: “Ik was een verlegen jongen, maar in de jeugdelftallen van Anderlecht was ik wel de aanvoerder. Op het voetbalveld zat ik in mijn comfortzone: daar deed ik mijn mond open. In Nederland ben ik ook naast het veld opener en socialer geworden. Als je je niet laat horen, raak je ondergesneeuwd.”
De opleidingen in Nederland stonden lange tijd hoger aangeschreven.
Buffel (knikt): “Dat was ook voor mij de belangrijkste afweging. In België had je toen nog geen scholen die met clubs samenwerkten en er zo voor zorgden dat er meer getraind kon worden. Bij Feyenoord moest ik plots acht trainingen per week afwerken, in plaats van drie. De trainers hadden ook zelf op hoog niveau gevoetbald. Maar België heeft nu wel een enorme inhaalbeweging gemaakt.”
Dikke Dembélé
Zo goed het de Rode Duivels nu vergaat, zo slecht was het in jullie periode. Tussen 2002 en 2014 ontbrak België op alle grote toernooien.
Buffel: “Het EK 2004 hebben we op een haar na gemist. Als we tegen Bulgarije een strafschop hadden gekregen voor een fout op Mbo Mpenza, mochten we wél naar het EK en zouden we in de kwalificaties voor de volgende toernooien in haalbaardere poules terechtgekomen zijn. Nu lootten we Spanje, werden we tweede in de groep en misten we ook het WK van 2006.”
Van Damme: “Zo kom je in een vicieuze cirkel terecht. Wie er toen allemaal opgeroepen is! Er was geen basiselftal meer. Bovendien was de sfeer rond de ploeg erg negatief: de Vlaamse pers had haar favorieten, de Waalse pers ook. Mijn 35 caps hadden er makkelijk dubbel zoveel kunnen zijn. Ik slikte weleens een ontstekingsremmer om er toch bij te kunnen zijn, maar dat deed ik op den duur niet meer. Ook de clubs stonden bij iedereen op de rem: ‘Blijf maar hier en neem een weekendje rust.’ Dan zeg ik af, hè.”
Martens (schudt het hoofd): “Opgeroepen worden is toch iets om trots op te zijn. Maar ik moet toegeven dat de Rode Duivels niet top waren. Ook tegen de kleinere landen hadden we het moeilijk, en het publiek stond niet achter ons. Ik heb maar één van mijn negen interlands gewonnen, met als dieptepunt een 1-1 gelijkspel tegen Luxemburg, nota bene de interland waarin Eden Hazard debuteerde. Je zag wel hoe uitzonderlijk goed hij toen al was, maar de mix was niet goed: we misten enkele spelers van 28 of 29 jaar die de ploeg konden dragen. Iemand als Walter Baseggio, bijvoorbeeld, naar wie ik als jeugdspeler van Anderlecht enorm opkeek.”
Na Aimé Anthuenis gooide René Vandereycken vanaf 2006 het roer helemaal om. Hij liet ons kennismaken met jonge Belgen uit de Nederlandse competitie, die wij nooit eerder hadden gezien omdat ze als kind al waren vertrokken.
Buffel: “René Vandereycken heeft voluit voor de toekomst gekozen. Maar het is nog een lange weg geworden, met verschillende bondscoaches.”
Van Damme: “Ik herinner me nog haarscherp de allereerste training van Mousa Dembélé. Vincent Kompany, die toen al de leading man was, probeerde de bal af te pakken. Trekken, sleuren: alles haalde hij uit de kast, maar hij kon er niet aan. Mousa, met z’n dikke billen en kont, was de allerbeste: echt niet normaal. Als hij elk seizoen tien goals had gemaakt, had hij bij Real Madrid of FC Barcelona gespeeld.”
Buffel: “Het viel mij vooral op dat de nieuwe spelers een stuk balvaardiger en balvaster waren. Bij de oudere generatie waren sommigen de bal liever kwijt dan rijk. Ik was zelf een combinatiespeler, dus ik wilde me weleens meten met die jonge kerels.”
Als aanvoerder van de nationale belofteploeg liep je er al tussen toen die generatie voor het eerst van zich liet spreken op de Olympische Spelen van 2008, waar ze brons pakte.
Martens: “En in 2006 hebben we het EK voor beloften nipt gemist. We hebben toen wel Spanje geklopt, dankzij een doelpunt van de jonge Vermaelen. Bij de Spanjaarden deden Ramos, Iniesta en Fàbregas mee. We wisten uiteraard nog niet hoe groot die zouden worden, maar Iniesta had wel al in het eerste elftal van Barcelona gespeeld, Ramos zou debuteren bij Sevilla, en Fàbregas draaide al mee bij Arsenal.
“Toen we een jaar later, op het volgende EK, gelijkspeelden tegen Nederland en dat vlak voor de Spelen opnieuw deden, ook al waren we duidelijk beter, dacht ik: wow! En er bleven maar nieuwe en steeds betere spelers bij komen: Marouane Fellaini, Kompany, Dembélé – die laatste kende ik van bij AZ. En Tom De Mul stak echt boven iedereen uit. Ik wist dat hij bij Ajax speelde, meer niet. Maar wat een speler! Iets zei me dat we een kans maakten op de Spelen, en we haalden brons.
“Achteraf is daar wat lacherig over gedaan. Ik herinner me een uitspraak van Wesley Sonck: dat het maar een soort jeugdcompetitie is, die Olympische Spelen. (lacht) Wesley zegt altijd wat hij denkt, en hij had wel gelijk. Maar we kwamen stilaan toch in de buurt van de absolute top. En uiteindelijk hebben we die ook bereikt. Zeker toen er spelers hors catégorie bij zijn gekomen, zoals Eden Hazard en Kevin De Bruyne. Spelers die je nodig hebt als je de wereldtitel wilt ambiëren.”
Tegen Spanje moest bondscoach Frank Vercauteren kiezen tussen jou en Eden Hazard.
Martens (lacht): “Eden was een stuk jonger, en ik speelde met AZ voor de titel. Ik had mijn ervaring voor op hem. Frank Vercauteren moest kiezen tussen de plichtsgetrouwe speler die ik was, en de speler met meer individuele kwaliteiten. Hij heeft toen voor Hazard gekozen. Ik begreep hem wel, maar enkele spelers hadden wel laten verstaan dat ze liever mij erbij hadden gehad – Wesley heeft me dat ooit verteld.”
Tot slot: wat zijn vandaag de waardeverhoudingen tussen Oranje en de Rode Duivels?
Van Damme: “De voorbije jaren wist je bij de Rode Duivels altijd wie er speelde als iedereen fit was, nu niet meer. Bij Nederland is dat wel het geval. Oranje heeft een goede mix van ervaring en talent. Bij die jonge gasten zitten enkele toppers die wij nog niet goed kennen omdat we de Nederlandse competitie minder goed volgen dan vroeger.”
Martens: “Kerels als Jurriën Timber, Ryan Gravenberch en Cody Gakpo worden absolute toppers.”
Buffel: “Het is jaren stil geweest rond het Nederlandse elftal, maar nu staat er een nieuwe generatie klaar. Memphis Depay speelt bij Barcelona, Frenkie de Jong ook. Matthijs de Ligt zit bij Juventus en Virgil van Dijk bij Liverpool. Dat doet denken aan de Rode Duivels van enkele jaren geleden: ze speelden allemaal bij absolute topclubs. Vooral achterin heb je een stevig blok bij Oranje, terwijl het bij de Duivels nog zoeken is naar een nieuw evenwicht. Maar in de spits en op het middenveld hebben we met Romelu Lukaku en Kevin De Bruyne wel nog exceptionele spelers.
“Het wordt een interessante wedstrijd. Bij ons loopt een generatie op haar laatste benen. Ik zie nu van heel dichtbij hoe Roberto Martínez (Thomas Buffel is assistent-bondscoach bij Jong België, red.) op alle posities andere spelers overweegt. Hij volgt ze van heel nabij op, en er zijn gesprekken met hun entourage en hun clubs. Hij wil niet dat de Rode Duivels kwaliteitsverlies lijden op de volgende toernooien.”
Martens: “Ik kijk vooral naar Charles De Ketelaere. Of Yari Verschaeren nog zal groeien, is giswerk. Maar van Charles heb ik het gevoel dat hij echt wereldtop wordt. Hij heeft alles waar de moderne voetballer over moet beschikken. Toen ik hem bij de U16 leerde kennen (Maarten Martens was vijf seizoenen jeugdtrainer bij Club Brugge, red.), was hij nog aan het groeien, hij oogde slungelachtig en speelde niet veel. Maar in zijn hoofd zit het goed, en hij was toen al vinnig en snel. Zijn explosiviteit maakt hem zo goed, ondanks zijn lengte.
“Schrijf maar op: Charles De Ketelaere behoort tot de categorie van Eden Hazard en Kevin De Bruyne. Maar de Rode Duivels zullen meer dan één zo’n speler nodig hebben om het niveau van de afgelopen jaren te kunnen handhaven.”
‘UEFA Nations League: België – Nederland’, VTM, vrijdag 3 juni, 20.25 uur
© Humo