InterviewNafi Thiam
Nafi Thiam: ‘Ik vertrek niet naar Tokio om tweede te worden’
Het ene jaar is het andere niet, zegt Nafi Thiam, en dus wil ze in 2020 de scepter heroveren die ze in 2019 op het WK moest afstaan. In Zuid-Afrika zet de zevenkampster vandaag de voorbereiding op Tokio in.
Drie jaar is Nafi Thiam (25) intussen samen met de Limburgse tienkamper Niels Pittomvils. Als dat geen gelegenheid is om het interview voor de verandering in het Nederlands te doen. Ze lacht: “De dag dat ik perfect Nederlands spreek, geen probleem. Mijn mama denkt dat ik het nu al zou kunnen, maar ik wil zeker zijn dat ik me juist uitdruk en dat ik niet mis begrepen word.”
Op het WK 2019 haalde je zilver. Hoe waren de reacties?
Nafi Thiam: “Positief eigenlijk. De mensen zagen welke problemen ik tijdens het jaar had en begrepen dat een medaille dan een goed resultaat is. De enige negatieve commentaren kwamen van de media. Veel mensen waren niet te spreken over hoe dat zilver werd voorgesteld, als een nederlaag of een ontgoocheling. Het raakte me niet, hoor. Ik vond het vooral een beetje belachelijk.”
Deed het goed om die brede steun te ervaren? Je was daar toch bevreesd voor.
“Ik zou niet zeggen bevreesd, want ik doe niet aan atletiek en ik train niet hard om anderen te plezier maar om mijn eigen doelen te bereiken. Ja, het was prettig om te merken dat mensen me niet alleen steunen wanneer ik win, maar ook in moeilijke momenten.”
Je bent wereldkampioen af. Zal de druk daardoor straks minder groot zijn?
“Het zou me zeker niet slecht uitkomen als ik op de Spelen arriveer zonder dat label van topfavoriet. Uiteraard wil ik succesvol zijn want ik doe er tenslotte veel voor, maar ik trek niet in oorlogsmodus naar Tokio. Dat was nooit mijn ingesteldheid. Dan kun je niet sereen aan een competitie beginnen. Elk jaar beter worden, dat is wat mij drijft als atleet.”
Je ziet jezelf niet als favoriet voor goud in Tokio?
“Zoals de zaken er nu voor staan, neen. Ik ben niet de atleet die het WK won en bijna 7.000 punten scoorde. Op papier is Katarina Johnson-Thompson de belangrijkste kandidaat. Iedereen kijkt nu naar ons tweeën, maar je weet nooit dat zich nog een derde in de strijd mengt.”
Hoe heb je die nederlaag in Doha verteerd?
“Hoezo nederlaag?”
Je won niet.
“Dat is een verschil, hé. Er valt niets te verteren: na het jaar dat ik kende, zie ik dat zilver als een overwinning. Ik heb ook nooit gedacht dat ik onoverwinnelijk was of tot het einde van mijn carrière alles zou winnen. Ik heb altijd geweten dat er nog sterke meisjes waren. Johnson-Thompson draait al jaren mee en dit keer stond ze er toen het moest. Ik heb de opofferingen gedaan die nodig waren, ik heb het advies van de dokter gevolgd en de oefeningen gedaan die de kinesist me gaf. Elk jaar geef ik me 100 procent, zodat ik het stadion zonder spijt kan verlaten. Dit jaar was ik niet de beste. Zo erg is dat niet. En het is niet omdat Johnson-Thompson het WK won dat ik dit jaar niet kan winnen. Ik vertrek in elk geval niet naar de Spelen om tweede te worden.”
2019 was het moeilijkste jaar uit je carrière. Leg eens uit waarom.
“Omdat ik écht in vorm was toen ik in januari een scheur in mijn kuit opliep. Ik kon twee maanden niet lopen. Je herbegint dan met lopen maar je voelt nog pijn, je springt maar je bent bang dat die spier weer lost want mijn blessure is uit het niets gekomen, tijdens mijn opwarming. Pas tijdens de stage in april kon ik weer voluit gaan. Als je weet dat er in oktober een WK aankomt, dan is het mentaal lastig om te beseffen dat je vertraging hebt opgelopen.
“Op de Décastar in Talence ging het beter, op mijn elleboog na. Voorts had ik heel de zomer last van mijn rug en mijn pezen. Ik heb me soms afgevraagd of ik het WK wel zou halen. Het scheelde niet veel of ik had een streep onder het seizoen getrokken want ik was het echt beu. Het was de ene klap na de andere. Ik schat dat ik één maand met een gerust gemoed kon trainen. Alle andere maanden had ik pijn of was ik onzeker.”
Je techniek bij het speerwerpen is niet altijd optimaal en dat veroorzaakt telkens die pijn in je elleboog. Is het een optie om met een externe specialist op die beweging te werken?
“Jazeker, maar eerlijk gezegd zie ik niet direct tot wie ik me in België moet wenden. We kennen het technische probleem, Roger (Lespagnard, haar trainer, VH) spreekt me daar elke training op aan. Ik kan ook geen zeven weken naar het buitenland trekken om me alleen toe te leggen op het speerwerpen, ik moet zeven onderdelen oefenen. Het is geen kwestie van niet willen, het is praktisch niet makkelijk te organiseren. Sowieso mag ik voorlopig niet gooien op training dus we hebben nog tijd om erover na te denken.”
Die elleboog blijft toch een zorg voor de Spelen?
“Ja en neen.”
Het WK heeft je toch niet gerustgesteld?
“Er is een verschil. Na de interclub in mei, waar ik me opnieuw blesseerde aan mijn elleboog, moest ik zes weken rust in acht nemen en dan zes weken revalideren. Ik heb wel gegooid in juni – de dokter zei dat het mocht – en dat heeft me verder verzwakt. Met als resultaat dat ik nog meer tijd nodig had om te herstellen en die tijd had ik niet tot het WK. Tussen het WK in Doha en Tokio zitten tien maanden, dat moet wel volstaan.”
Je staat al jaren aan de top, bent uitgegroeid tot een belangrijke sportfiguur in België en in het buitenland. Weegt dat statuut op jou?
“Neen, omdat ik er niet bij stilsta dat ik een voorbeeld moet zijn, of dat ik moet opletten met wat ik doe, of dat ik altijd en over elk thema een mening moet hebben. Ik zal zeggen wat ik te zeggen heb als ik daar zin in heb. Ik voel me niet verplicht om te zwijgen of me te uiten omdat ik een rolmodel zou zijn. Integendeel zelfs, het is belangrijk om eerlijk te zijn en geen vals beeld te creëren.”
Welk thema sprak je het afgelopen jaar dan hard aan?
“Dat er meer over de vrouw in de sport wordt gepraat. Op het WK keerden verschillende atleten terug na bevalling en ze waren succesvol. Dat houdt me bezig, want in de sport heb je geen enkele zekerheid als je een gezin sticht, terwijl dat in een gewone job wel het geval is. Een sporter die zwanger wordt, moet beseffen dat het misschien fin de carrière is en dat ze op zoek zal moeten naar een nieuwe job. Ik wil doorgaan tot de Spelen van 2024, ik zal dan bijna 30 jaar zijn. Misschien wil ik erna wel kinderen. Moet ik dan helemaal stoppen? Dat is een groot vraagteken en daarom ligt dat thema me nauw aan het hart. Door het besluit van sponsors om atletes toch te betalen tijdens hun zwangerschap werd er een grote pas vooruitgezet, al blijft er nog veel te verbeteren.”