NieuwsChampions League
Met Luis Díaz loopt bij Liverpool wederom een transferparel rond
Door een 2-0-achterstand na rust om te buigen in een 2-3-zege bij Villarreal heeft Liverpool de finale van de Champions League bereikt. Uitblinker in de terugwedstrijd was invaller Luis Díaz, het zoveelste symbool van Liverpools succesvolle transferbeleid.
Halverwege de return moet er enige consternatie in de kleedkamer van Liverpool zijn geweest. Immers, een week eerder mocht de Spaanse underdog nog van geluk spreken dat het ‘maar’ bij 2-0 bleef op Anfield. Nu gingen de Engelsen met een 2-0-achterstand op Villarreal de rust in.
Maar in de tweede helft keerde de wedstrijd snel. De hoofdoorzaak: invaller Luis Díaz (25). De rappe Colombiaan mocht dan wel het nieuwste gezicht in de selectie van Liverpool zijn, hij domineerde zeker niet voor het eerst bij zijn nieuwe club.
Met een schitterende solo, waarbij hij drie Spaanse tegenstanders het bos instuurde met kapbewegingen, maakte hij bijna de 2-2 via een wereldgoal. Uit het eerstvolgende Engelse balbezit maakte hij die alsnog, door acrobatisch op een voorzet van Trent Alexander-Arnold raak te koppen.
Een revelatie, noemde BBC-analist Chris Sutton hem na afloop. “Je verwacht geen wonderen van jongens die net binnen zijn gekomen bij deze club”, vertelde manager Jürgen Klopp vorige maand lachend aan Sky Sports. “Maar voor Díaz lijkt die wet niet geheel op te gaan.”
In de return tegen Villarreal was Díaz goed voor vier geslaagde dribbelacties en vier schoten, in beide categorieën het meeste van alle spelers op het veld – dat alles in slechts in 45 minuten. Zijn rake kopbal in de 67ste minuut was de tiende goal waarbij hij als Liverpool-speler was betrokken, en dat terwijl hij in februari nog werd aangetrokken als vijfde aanvaller in de pikorde.
Moneyball
Het verhaal van Díaz lijkt op dat van veel van zijn nieuwe ploeggenoten. Als mid-twintiger trok Liverpool hem aan, nadat hij enkele seizoenen bij een Europese subtopper (in dit geval Porto) dominant spel had vertoond. En net als bij medeaanvallers Mohamed Salah (42 miljoen euro), Sadio Mané (41 miljoen), Roberto Firmino (41 miljoen) en Diogo Jota (44 miljoen) werd Díaz weliswaar voor een fors bedrag gekocht (45 miljoen), maar bij lange niet voor de 150 à 200 miljoen die jonge wereldsterren als Erling Haaland of Kylian Mbappé moeten kosten.
Het past perfect in de transferstrategie die Liverpool in het zeer succesvolle tijdperk onder Klopp sinds 2015 hanteert. Na decennialang achter de feiten – en vooral: achter concurrenten Manchester United en Arsenal – aan te hebben gelopen, is Liverpool zijn concurrenten voorbijgestreefd door telkens weer de juiste speler voor de juiste prijs te halen.
Moneyball wordt het met een uit het Amerikaanse honkbal geleende term genoemd. Op basis van intensief scoutwerk en complexe datamodellen identificeert Liverpool specifieke sterren in wording, die telkens net wat ondergewaardeerd zijn qua marktwaarde. Elk jaar probeert het twee of drie van zulke krachten aan de selectie toe te voegen.
Slechts één keer hield Liverpool zich niet aan deze transferwet. Voor Virgil van Dijk (85 miljoen) betaalde het vier jaar terug een recordsom. Maar met de Nederlandse aanvoerder als steunpilaar bouwt Liverpool gestaag verder aan het relatief goedkope sterrenensemble. En Van Dijk staat voor de derde keer in vijf jaar in de finale van de Champions League.