ReactieLotte Kopecky
Kopecky zakt er helemaal door: ‘Teleurstelling na teleurstelling’
‘Niet eens top tien. Dit is niet waarvoor ik naar hier gekomen was.’ Lotto Kopecky (25) was er het hart van in, die zestiende plaats vond ze maar niets. Haar WK is een grote desillusie. ‘En dat is mijn eigen schuld.’
Kopecky probeerde zich sterk te houden na de finish in Leuven, maar het leek alsof ze vocht tegen de tranen. Het kan ook gewoon de vermoeidheid geweest zijn. Ze haalde de schouders op. “Het is teleurstelling na teleurstelling”, zei ze. “Op de duur kan je wel makkelijker relativeren.”
Het leek net het omgekeerde. Deze tik leek extra hard aan te komen. Ze had zich veel voorgesteld van dit WK in eigen land, maar het wil dit seizoen maar niet lukken op de grote momenten. In de Ronde van Vlaanderen had Kopecky een topdag, maar werd ze genekt door kettingproblemen. In de olympische wegrit was ze super, maar belandde ze net naast het podium. In de olympische ploegkoers en het omnium viel ze letterlijk weg. En nu dit.
Het scenario was eigenlijk gunstig voor haar. Ze is rap, dus in een sprint had ze kans, maar Kopecky kwam niet meer aan spurten toe. Leeggereden? “Bwa, ik wist op drie kilometer van het einde al dat ik het mocht vergeten. Ik zat te ver achteraan. Er was geen ruimte meer om op te schuiven. Al dat draaien en keren in die straatjes, telkens vol optrekken na elke bocht: ik had mijn sprint al drie keer gereden.”
Niet meer kunnen opschuiven: dat is ook een teken dat het vet van de soep is, maar Kopecky zocht de oorzaak elders in de koers: bij de laatste twee beklimmingen van de Wijnpers kwam ze telkens in de problemen. “Ik had nochtans het gevoel dat ze me er daar niet gingen afrijden als ik bij de eerste vijf had kunnen opdraaien en vol had kunnen doorrijden. Maar mijn positie was slecht, ik zat twee keer te ver. Dan moet je remmen bij het opdraaien en de inspanning die je dan moet doen, is moordend.”
Een goede Jolien D’hoore zette in de voorlaatste ronde de situatie nog recht voor haar. De groep brak op de Wijnpers en Kopecky belandde in het tweede deel, met zo’n vijftien seconden achterstand, maar D’hoore reed zich leeg voor haar kopvrouw. In de laatste ronde bleven 25 rensters over, Kopecky hing nog net aan het staartje, en daar bleef ze de finale vijf kilometer hangen. “Het is gewoon mijn eigen fout”, zei ze, boos op zichzelf. “Ik had vooraan moeten zitten.”
Waarom dat niet lukte – als het dan niet was omdat ze niet meer beter kon – kon ze niet vertellen. “Het was raar, want op andere hellingen had ik dat probleem niet. Die afdaling naar de Wijnpers lag me gewoon niet: daar reden ze me telkens voorbij.”
Zou het niet kunnen dat ze gewoon dat ene procentje topvorm tekortkwam? Na haar val in Tokio moest ze tien dagen van de fiets blijven met een barst in de rib en een gekneusde heup. Speelden die gemiste trainingen haar parten op het WK? “Zou kunnen, maar ik ga het daar niet op steken, want ik voelde me wel goed vandaag.”
Wat had Kopecky liever anders gezien? “Ze hadden het harder mogen maken onderweg, zodat we met een meer uitgedunde groep naar de meet gingen. Meer individu tegen individu. Nu zag je dat Italië en Nederland het tempo hoog hielden en de sprint aantrokken. Dat maakte het voor mij moeilijk om nog op te schuiven.”
De hoge snelheid was dus een groter probleem dan de pure lastigheid van de koers. Waarmee Kopecky niet wilde zeggen dat het een makkelijk parcours is. “Het is een slopende koers”, zei ze. “De lus in Overijse valt mee, maar hier in Leuven is het elke keer maximaal optrekken, dat maakt de benen kapot.”
Volgend weekend wacht haar nog Parijs-Roubaix, de allereerste editie voor vrouwen. Ook een koers die haar uitstekend moet liggen. “Maar daar wil ik nu nog niet aan denken”, zuchtte ze. De ontgoocheling om het WK was nog te groot. “Eerst dit. Morgen zien we wel weer.”