AchtergrondRoyale Union Saint-Gilloise
Keert Union na 48 jaar terug naar eerste klasse? ‘Dit is een gevallen grootheid die opnieuw opstaat’
Uitgerekend tegen grote rivaal RWDM kan Royale Union Saint-Gilloise, kortweg Union, zich dit weekend van de titel in 1B verzekeren. Zo zou een grootheid van het Belgische voetbal na bijna een halve eeuw terugkeren naar de hoogste klasse – al kan het publiek helaas niet meevieren.
De Brusselsesteenweg in Vorst is een eerder rustige straat, in het groene zuiden van de hoofdstad. Aan de ene zijde bevinden zich het volkse café Chez Katy, het Braziliaanse restaurant Pimenta en een rist rijhuizen zoals je ze in elfendertig Brusselse straten tegenkomt. Aan de andere zijde ligt het Dudenpark en het statige, in rode bakstenen opgetrokken gebouw van het Joseph Marienstadion, waar ‘den Union’ zijn thuiswedstrijden speelt.
Het is op die dagen, wanneer het Club House zijn deuren opent, de luiken van de loketten omhooggaan en op straat pinten worden getapt, dat de Brusselsesteenweg tot leven komt. Of, zoals de Union Bhoys zingen: “Et quand vient le week-end / Au parc Duden / Je chante pour mon club / Allez l’Union!”
Het afgelopen seizoen is dat slechts twee keer gebeurd. Op 19 september 2020 sleept Union voor een klein aantal abonnees, onder wie steller dezes, een felbevochten 3-2-overwinning tegen Seraing uit de brand. Twee weken later zien evenveel geel-blauwe fans hoe hun club een 1-2-ruststand tegen Lommel ombuigt tot een 4-2-overwinning. Op een gelijkspel tegen Westerlo na wordt elke tegenstander in het Dudenpark weggespeeld – ook zonder publiek.
“Bij het begin van het seizoen dachten we dat we het beste team hadden”, zegt de Britse voorzitter Alex Muzio, “maar het is ongelooflijk dat we zo veel wedstrijden hebben gewonnen. We waren hoopvol dat we konden promoveren. We hadden niet gedacht dat het zo vroeg in het seizoen al zou gebeuren.” Om u een idee te geven: na 22 speeldagen telt het team van coach Felice Mazzu zeventien punten voorsprong op eerste achtervolger Seraing. De helft van de clubs in 1B scoorde minder dan het geel-blauwe spitsenduo Dante Vanzeir (19) en Deniz Undav (24) onder hun tweetjes.
De opkomst
Zaterdag kan Union, tegen grote rivaal RWDM, zich in het Dudenpark van de promotie naar de hoogste divisie verzekeren, na 48 seizoenen in de lagere regionen. Maar ook de belangrijkste wedstrijd van Union sinds de jaren dertig, zoals voetbalauteur Raf Willems de nakende derby omschrijft, zal zich in een leeg stadion afspelen.
“Er is nog altijd die ongelooflijke sfeer die in dat stadion hangt”, zegt Kurt Deswert, auteur van het boek Aftrap in Brussel. “Met die sfeer kun je je als supporter meteen identificeren. En nu is er ook succes. De supporters kunnen dan wel niet naar het stadion gaan, natuurlijk zijn ze wel tevreden. Het is alleen pijnlijk dat ze de overgang naar eerste niet kunnen vieren.”
Het was Guy Thys, hij die de Rode Duivels in 1986 naar een vierde plaats op het WK loodste, die in 1973 als coach op de bank zat voor de laatste Union-wedstrijd op het hoogste niveau. Het glorieuze Union, dat in 1897 werd opgericht met stamnummer 10 en voor de Tweede Wereldoorlog elf keer kampioen speelde, werd een relict uit het verleden. Deswert: “Het is vandaag moeilijk om je voor te stellen hoe groot Union vroeger was. Er zijn nog maar weinig mensen die de gloriedagen hebben meegemaakt.”
De sterkste periode van Union speelt zich nog voor de Eerste Wereldoorlog af, toen Union-sterspeler Louis Van Hege zeven seizoenen lang voor AC Milan uitkwam en de Italianen leerde voetballen. Van Hege was ook een van de vijf Unionisten die op het veld stonden toen België in 1920 olympisch kampioen voetbal werd. Er was nog de galawedstrijd uit 1904, toen Union tegen de officieuze nationale ploeg van Frankrijk mocht aantreden om de oprichting van de FIFA te vieren, en met 1-3 won. “In die periode was Union in heel Europa een naam als een klok”, zegt Willems. “En dat prachtige stadion liep toen vol met 25.000 supporters.”
De geschiedenis van Union zit vol legendarische hoogtepunten. Het bekendste is ongetwijfeld de laatste topperiode van de club, toen Union onder leiding van kapitein Jules Pappaert drie keer op rij kampioen speelde, in 1933, 1934 en 1935. Zestig wedstrijden bleef Union ongeslagen, de langste reeks ooit in het Belgische voetbal; het verhaal van ‘Union soixante’ is verweven in de bakstenen van het Joseph Marienstadion.
“Union is ook de enige Belgische club die een revolutie heeft ontketend”, voegt Deswert daaraan toe. Hij verwijst naar de tournee van Union door Belgisch-Congo, in 1957. In Leopoldville won Union tegen een team van Congolezen met 4-2. Omdat de witte scheidsrechter twee Congolese doelpunten had afgekeurd, ontstonden er rellen in en om het stadion. De Unionisten werden met stenen bekogeld en de sluimerende opstand tegen de kolonialen kwam in een stroomversnelling terecht. “Die club”, vat Deswert samen, “is larger than life.”
De teloorgang
Toch was het verval dan al ingezet. Een overwinning tegen AS Roma in de Jaarbeursstedenbeker van 1960 was een laatste opflakkering. “Die Europese wedstrijden brachten vooral veel kosten met zich mee”, legt Deswert uit, “en na de oorlog had Union de boot van het professionele voetbal gemist. Terwijl Anderlecht en Standard het Belgische voetbal vernieuwden, kwam Union in een spiraal van financiële problemen, het begin van een lange en langzame teloorgang.”
Union verdween uit de top van het Belgische en Europese voetbal, en deels uit het collectieve geheugen. Alleen in Brussel bleef de aanhang grotendeels behouden. “Ik heb Union nog in vierde klasse weten spelen tegen de ploeg van Nijlen”, herinnert Willems zich. Dat moet in het seizoen 1982-’83 geweest zijn. “Ze hebben toen met 1-0 verloren, maar ze hadden gigantisch veel fans bij, zelfs in vierde klasse.”
In de cafés van het Sint-Gillisvoorplein, zoals Brasserie Verschueren, Le Louvre en, jawel, L’Union, is Union altijd dé club gebleven. Wie zich daar met een geel-blauwe sjaal vertoont, raakt meteen met de stamgasten aan de praat. Achter de kassa van de plaatselijke videotheek hangt zelfs een uitgeknipt krantenartikel over de 0-3-overwinning tegen Anderlecht in de beker, in 2018; aan de muur van de inmiddels ter ziele gegaan brasserie La Boule d’Or hing een foto van Youssoufou Niakaté, de spits die toen een hattrick scoorde.
“De grens in het Brusselse voetbal heeft altijd in de buurt van het kanaal gelegen”, duidt Deswert. “Alles daarboven, in Molenbeek, Koekelberg en Jette, was voor Daring, later RWDM. Alles daaronder, in Brussel-centrum en vooral in de Marollen, was voor Union.”
De rivaliteit tussen de twee clubs kwam niet alleen naar voren in de Zwanzederby, maar werd ook vereeuwigd in de legendarische Brusselse klucht Bossemans en Coppenolle. Dit jaar speelden de twee teams voor het eerst in 35 jaar weer competitief tegen elkaar. RWDM won de Zwanzederby, een modderige veldslag in Molenbeek, met 3-1, terwijl Union in de twee andere matchen (2-1 en 0-1) aan het langste eind trok.
Na de gewonnen thuiswedstrijd tegen RWDM werden in het Dudenpark vuurpijlen afgestoken om de overwinning op de rivaal te vieren: een signaal dat de supporterskern van Union de laatste jaren weer tot leven komt. “De bekerwedstrijd tegen KV Mechelen, twee jaar geleden, was uitverkocht”, zegt voorzitter Muzio. “Ik denk dat we volgend seizoen opnieuw een paar uitverkochte wedstrijden zullen meemaken, als de supporters dan terug naar het stadion kunnen komen tenminste.”
De laatste jaren trekt Union heel wat nieuwe supporters aan. “Ik heb in 2017 samen met de Union-supporters een boek gemaakt ter ere van het 120-jarige bestaan”, vertelt De Swert. “Dan zie je dat zowel oude als nieuwe supporters zich heel erg verbonden voelen met de club.” Wie voet zet in het Dudenpark heeft het immers moeilijk om zich niet te laten verleiden tot de ouderwetse, bijna familiale charme die Union uitstraalt. Zeker nu dat nostalgische gevoel wordt gekoppeld aan hedendaags succes is de club een ideale thuishaven voor voetbalsupporters. “Als je in Brussel komt wonen en je identificeert je met de stad, kom je vroeg of laat ook bij het voetbal uit. Daarom kom je in het Dudenpark nog oude Marolliens tegen, maar ook ingeweken Vlamingen en eurocraten, en jonge bobo’s uit Sint-Gillis en Vorst.”
Verouderd stadion
Ook in de bestuurskamer is Union veranderd. In 2018 nam de Britse miljonair Tony Bloom, eigenaar van Brighton & Hove Albion, de club over. Deswert: “Union groeide al onder de vorige voorzitter, Jürgen Baatzsch, en heeft met Bloom een nieuwe stap gezet. De groei is heel geleidelijk gebeurd. De club is verder geprofessionaliseerd en de onderbouw – de jeugdopleiding en de community building met de supporters – wordt heel goed verzorgd. Union wil niet zomaar naar eerste klasse gaan, ze willen daar blijven en er een rol van betekenis spelen.”
Muzio: “Het eerste doel is om in 1A te blijven. Hopelijk kunnen we een goed seizoen draaien om daar nadien op verder te bouwen. Onze ultieme ambitie reikt verder dan de promotie, maar we doen de zaken stap per stap en seizoen per seizoen. Al denk ik dat we de ploeg en de staf hebben om meteen in 1A mee te draaien.”
Alleen het stadion, dat zo’n groot deel van de charme van den Union herbergt, kan nog een euvel zijn. Drie vierde van de tribunes zijn niet overdekt, een hele zijde bestaat uit ouderwetse staanplaatsen en er is geen plaats voor een viploge. “Het Joseph Marienstadion is Belgisch erfgoed, maar het brengt ook problemen met zich mee”, erkent Muzio. “Er is weinig parking, er is weinig ruimte om uit te breiden. We zijn in overleg met de gemeente, maar we kijken ook naar andere opties dan het Joseph Marien, als dat nodig zou blijken.” Ook het trainingscentrum, dat zich nu in Lier bevindt, moet terug naar Brussel komen. Een termijn kan de voorzitter op zulke plannen niet plakken.
Hoe dan ook wil Union, na 48 jaar, opnieuw zijn stempel drukken op het hoogste niveau van het Belgische voetbal. “Union zal niet voor een luttele 3.000 supporters spelen”, denkt Deswert. “Ze zullen zich weer kunnen spiegelen aan andere traditieclubs als Anderlecht, Beerschot en Antwerp. Dit is een gevallen grootheid die opnieuw opstaat en op veel sympathie zal kunnen rekenen van neutrale supporters.”
Zo zal de anders zo gezapige Brusselsesteenweg tijdens de weekends van het seizoen 2021-’22 weer tot leven komen. En zo zal middenvelder Mathias Fixelles, met vijf seizoenen in het geel-blauwe shirt de cultspeler die ook het nieuwe Union nodig heeft, zich weer kunnen opwerpen als de dirigent van een Brussels supporterskoor dat na de wedstrijd hun liefde voor hun stad, hun stadion en hun club bezingt. “Bruxelles, ma ville, je t’aime / Je porte ton emblème / Tes couleurs, dans mon coeur / Et quand vient le week-end / Au parc Duden / Je chante pour mon club / Allez l’Union!”