Maandag 29/05/2023
Judoka Ray Marinx: ‘We mogen best wat gehard worden. Als je ergens wilt raken, moet je ervoor willen werken. dat leer je hier wel.'

Reportage

Jongeren op de topsportschool: ‘Mis ik niet te veel van mijn jeugd?’

Judoka Ray Marinx: ‘We mogen best wat gehard worden. Als je ergens wilt raken, moet je ervoor willen werken. dat leer je hier wel.'Beeld SISKA VANDECASTEELEE

Ze doen wat ze graag doen, maar krijgen niets voor niets. De topsportschool is keihard werken. Maar is de druk niet te groot? Vroeg opstaan, vroeg gaan slapen, trainen tot de schoolbel gaat: het leven zoals het is op de topsportschool.

Lien Lammar

Ray Marinx (16): ‘Soms heb ik écht zin in een pakje friet’

Ray maakte drie jaar geleden de overstap naar de topsportschool Judo in Antwerpen. Hij is aangesloten bij Judoclub Koksijde.

“Ik ben heel toevallig met judo begonnen. Op een ‘dag van de sportclub’ in de lagere school kwam er een meisje in haar judopak opdagen. Ik vond dat zo cool dat ik dat ook wilde doen. Ik was als kind nogal een wildebras; zat nooit stil, was altijd buiten aan het ravotten. In judo kon ik al mijn energie kwijt. Ik had het geluk dat mijn club in Ardooie aan veel toernooien deelnam, zelfs af en toe in het buitenland, waardoor ik snel progressie maakte.

“Op wedstrijden hoorde ik van andere judoka’s wel eens iets over de topsportschool. Dat je de kans krijgt om tijdens de schooluren en niet alleen erna te trainen, gaf voor mij de doorslag om naar hier te komen. Een topsport­statuut geeft je de flexibiliteit om sport en school te combineren, maar vraagt ook discipline en wilskracht. We worden niet afgebeuld, maar onze trainers zijn streng als het nodig is. Ik vind dat goed, we mogen best wat gehard worden. Als je ergens wilt raken, moet je ervoor willen werken. Dat leer je hier wel.

“Er zijn al eens dagen dat ik geen zin heb om te trainen, of net zoals mijn vrienden van buiten de topsportschool naar een fuif wil gaan, maar aan opgeven heb ik nog niet gedacht. Daarvoor is de passie voor judo te groot. Het is een allesomvattende sport waarbij je zowel fysiek als mentaal sterk moet staan. Je hebt kracht nodig, maar ook tactisch inzicht, een goede conditie, lenigheid én zelfvertrouwen. Het is niet omdat je de sterkste bent dat je gaat winnen. Je kunt met zoveel dingen het verschil maken.

“Ik ben zelf heel competitief, wil altijd winnen. Vroeger kon ik heel kwaad worden als dat niet lukte. Nu kan ik die emoties beter onder controle houden, al voel ik nog altijd spanning voor een wedstrijd. Het blijft een gevecht, één tegen één. De stress die dat met zich meebrengt, daar heb ik lang mee geworsteld. Op school krijgen we weinig mentale training, en dat mis ik soms wel. Het is vooral door de ervaring die ik de voorbije jaren heb opgedaan, dat ik beter met stress en teleurstellingen kan omgaan.

'Op moeilijke momenten kan ik altijd rekenen op mijn ouders. Ze zijn mijn grootste steun.’ Beeld SISKA VANDECASTEELEE
'Op moeilijke momenten kan ik altijd rekenen op mijn ouders. Ze zijn mijn grootste steun.’Beeld SISKA VANDECASTEELEE

“Ook op het gebied van voeding ontbreekt er voldoende begeleiding. Voor een competitie moet ik soms wat afvallen, maar dat moet ik op eigen houtje zien te bereiken. Wat ik dan vooral doe, is de weken ervoor gezonder en minder eten en drinken, en nog meer bewegen. Als het echt nodig is, eet en drink ik de laatste dag niets meer tot aan de weging. Het lukt me altijd wel, maar het is soms lastig. Dan heb ik écht zin in een cola of een pakje friet. Meestal kan ik mezelf wel bedwingen, omdat ik weet waarvoor ik het doe. Ik wil later geen spijt hebben dat ik niet hard genoeg mijn best gedaan heb. Daarom neem ik ook aan zo veel mogelijk internationale stages deel, iets waarvoor Roeland Decroo van mijn huidige club ­Koksijde zich enorm inzet.

“Op moeilijke momenten kan ik altijd rekenen op mijn ouders. Ze zijn mijn grootste steun. Zeker het voorbije jaar hebben ze me veel geholpen. Toen door de coronacrisis alle lessen en wedstrijden wegvielen, had ik vaak moeite om gemotiveerd te blijven om thuis verder te trainen. Mijn ouders gaven me dan het nodige duwtje in de rug. Het jaar van corona was het jaar waarin ik hoopte te presteren. Eind november had normaal het Europees kampioenschap U18 in Riga plaatsgevonden. Ik maakte zeker kans om te gaan, maar de selectietoernooien in maart en april zijn allemaal weggevallen, waardoor ik mezelf niet eens heb kunnen bewijzen. Ik hoop dat de competities snel weer mogen starten, zodat ik mijn trainingen kan omzetten in resultaat. Om dan verder te werken naar wat iedereen hier wil bereiken: de top.”

Mirthe Van Parys (16): ‘De eerste twee weken heb ik alleen maar gehuild’

‘Als ik een racket en een shuttle zie liggen, heb ik direct zin om te spelen. Het is een microbe.’ Beeld SISKA VANDECASTEELEE
‘Als ik een racket en een shuttle zie liggen, heb ik direct zin om te spelen. Het is een microbe.’Beeld SISKA VANDECASTEELEE

Mirthe zit in het vijfde middelbaar op de topsportschool Badminton in Antwerpen. Ze is aangesloten bij de Brugse BC, maar speelt momenteel in eerste nationale bij Hebad BC.

“Badminton wordt vaak gezien als een camping­sport. Een beetje slaan tegen een pluimpje, meer niet. Weinig mensen weten wat badminton écht is: een intensieve en explosieve sport. Je moet snel zijn, een goede stabiliteit hebben en veel kracht, zowel in je armen als in je benen. Ik kan niet goed uitleggen waarom ik het zo graag doe. Als ik een racket en een shuttle zie liggen, heb ik direct zin om te spelen. Het is een microbe.

“Ik ben op mijn zevende begonnen, omdat mijn broer ook badminton speelde. Ik was er goed in én vond het superleuk. Op mijn tiende begon ik al na te denken over de topsportschool, maar toen ik twee jaar later de kans kreeg, was het toch een heel lastige stap. Ik was een echt mama’s- en papa’s-kindje, en plots moest ik op internaat. De eerste twee weken heb ik alleen maar gehuild, ik verging van de heimwee. Elke dag belde ik wenend naar huis. Het heeft niet veel gescheeld of ik was gestopt, maar ik heb doorgezet. Gelukkig, want nu ben ik hier heel graag.

“Ik wil internationaal zo ver mogelijk raken, en dan is de topsportschool de beste weg. We trainen achttien tot twintig uur per week, twee keer per dag. Soms staan we om half­acht ’s morgens al op het veld. Dat zijn lange dagen, maar ik ben het gewend. Veel tijd voor andere dingen is er niet. Naar feestjes gaan of het stad intrekken met vriendinnen doe ik amper. Volgens mijn leeftijd zou ik alcohol mogen drinken, maar dat doe ik niet. Dat zijn opofferingen, maar ik ga daar niet over zeuren. Dat hoort erbij als je voor topsport kiest. Op school krijgen we ook trainingen die ons mentaal sterker moeten maken. We leren bijvoorbeeld hoe je rustig kunt blijven wanneer je een stomme fout hebt gemaakt tijdens een wedstrijd, of hoe je jezelf kunt oppeppen na een slechte rally. Ik ben blij dat we die begeleiding krijgen.

“Als topsporter komt er veel op je af, dat kun je niet allemaal in je eentje verwerken. Het eerste jaar had ik heel veel stress door de combinatie van sport en studeren. Dan was ik er op de training soms niet 100 procent bij omdat ik al dacht aan het schoolwerk dat ik nog moest doen. Intussen weet ik dat het altijd wel goed komt. Mijn jongste zus Lieke zit nu ook op de topsportschool voor badminton, in het eerste middelbaar, en bij haar merk ik dezelfde spanning. Het is fijn dat ik dan in de buurt ben om haar te helpen en gerust te stellen. Ik weet hoe overweldigend het soms voelt.

'Van badminton alleen kun je niet leven, tenzij je tot de wereldtop behoort. Daarom wil ik sowieso verder studeren.' Beeld SISKA VANDECASTEELEE
'Van badminton alleen kun je niet leven, tenzij je tot de wereldtop behoort. Daarom wil ik sowieso verder studeren.'Beeld SISKA VANDECASTEELEE

“Door corona zijn er voorlopig geen grote toernooien om naartoe te werken, maar de grootste drijfveer blijft: beter en beter worden. In het dubbelspel ben ik al Belgisch kampioen geworden. In het enkelspel eindigde ik al vier keer op de tweede plaats. Natuurlijk ben ik dan teleurgesteld, maar tegelijkertijd ook trots omdat ik er toch al vier jaar bij ben. Op internationale toernooien heb ik al een paar keer in de kwart- en halve finale gestaan. Ik wil het hoogst haalbare bereiken, maar ben ook realistisch. Van badminton alleen kun je niet leven, tenzij je tot de wereldtop behoort. Daarom wil ik sowieso verder studeren. Rechten, of iets met politiek, dat interesseert me wel.

“Als ik na het zesde middelbaar – hopelijk – op elite­niveau mag gaan spelen, wil ik er alles aan doen om mijn sport en studies te combineren. Ook daar worden we op voorbereid. Wat als ik niet bij de elite mag? Dat nieuws zou hard aankomen, maar ik zou het wel kunnen plaatsen. Een topsportschool is een omgeving waarin je al vroeg zelfstandig moet worden. Vroeger was ik echt een heel verlegen meisje, ik durfde amper iets te zeggen. Nu durf ik wél mijn eigen mening te geven, en kan ik die ook op een goede manier formuleren. Mocht ik mijn droom niet kunnen waarmaken, zal ik dit niet bekijken als zes verloren jaren. Ik heb hier veel meer geleerd dan alleen maar badminton.”

Bo Hollebosch (16): ‘Soms vraag ik me af waarom ik dit allemaal doe’

'De leerkrachten houden echt rekening met ons drukke schema. Als we niet naar de les kunnen komen, sturen ze de leerstof door.' Beeld SISKA VANDECASTEELEE
'De leerkrachten houden echt rekening met ons drukke schema. Als we niet naar de les kunnen komen, sturen ze de leerstof door.'Beeld SISKA VANDECASTEELEE

Bo is topsportgymnast Acro aan de topsportschool in Gent. Ze vormt een trio met Lise De Meyst en Kim Bergmans.

“Het leven aan de topsportschool ligt me wel. Ik houd van de discipline en de sfeer, en zit graag op internaat. Van heimwee heb ik nooit veel last gehad. Ik ben het van jongs af aan gewend om op stage te gaan met de turnclub, en dagenlang van huis te zijn. In de lagere school trainde ik al meer dan twintig uur per week. Ik deed eerst artistieke gymnastiek, maar toen ik op mijn twaalfde de vraag kreeg om naar hier te komen, ben ik overgestapt naar acrogym.

“Nu train ik nóg meer – 28 uur per week – maar de combinatie met school is veel gemakkelijker geworden. De leerkrachten houden echt rekening met ons drukke schema. Als we niet naar de les kunnen komen, sturen ze de leerstof door, en als je door een wedstrijd niet genoeg tijd hebt gehad om te studeren voor een toets, kan je die naar een andere dag verzetten.

“Als je kiest voor de topsportschool, kies je voor een ander leven. Ik sta elke dag om halfzeven op, en sta tot halfzeven ’s avonds in de turnzaal. In het begin was ik vaak oververmoeid, maar intussen is mijn lichaam het gewoon. Alleen met het vroege opstaan heb ik soms nog wat moeite. Zaterdag is de enige dag dat ik niet moet trainen. Zondag zou van mij ook een rustdag mogen zijn, maar onze trainers denken daar anders over. (lacht) Ik kan gerust zeggen dat ik een goed contact heb met mijn trainers, maar je moet tegen een stootje kunnen. Dat strenge trainingsregime uit de artistieke gymnastiek, dat kennen we bij acrogym ook. Sergey, onze hoofdcoach, is een Rus. Zijn aanpak is vaak hard, want hij wil zijn gymnasten naar de top krijgen. Ik vind dat normaal, zelfs nodig. Als je daar niet tegen kunt, moet je geen topsport doen.

“Ik voel me thuis hier, maar toch zijn er momenten dat ik me afvraag waarom ik dit allemaal doe. Ben ik niet te veel van mijn jeugd aan het missen? Ik ben soms jaloers op vriendinnen buiten de topsportschool die samen weggaan en kunnen eten en drinken wat ze willen. Als bovenpartner moet ik op mijn eten letten, en daar worstel ik soms mee. In de refter moet ik mezelf verbieden om een dessertje te nemen, terwijl veel van mijn vrienden dat wél mogen. Dat vind ik echt moeilijk. Ik heb zelf gevraagd of ik hierin door een diëtist kan worden begeleid, net zoals mijn vriendinnen van toestelturnen.

'Ik ben soms jaloers op vriendinnen buiten de topsportschool die samen weggaan en kunnen eten en drinken wat ze willen.' Beeld SISKA VANDECASTEELEE
'Ik ben soms jaloers op vriendinnen buiten de topsportschool die samen weggaan en kunnen eten en drinken wat ze willen.'Beeld SISKA VANDECASTEELEE

“De coronacrisis heeft voor een ongewoon sportjaar gezorgd, waarin we soms wekenlang niet of nauwelijks konden trainen. Mentaal vond ik de nieuwe lockdown van november een zwaardere klap dan de eerste. Opnieuw geen perspectief, opnieuw afwachten. Ik voel dat ik nog wat stijf ben, maar ik ben al blij dat we opnieuw mogen trainen. We krijgen hiervoor een uitzondering omdat we toewerken naar het WK en EK. Kim, Lise en ik vormen pas sinds maart een trio – Kim vervangt mijn vroegere onderpartner Yana ­Vastavel – maar het gaat goed, we boeken vooruitgang. Dat helpt om gemotiveerd te blijven als ik toch eens twijfel. Ook het feit dat ik hier zoveel vrienden heb, maakt het de inspanning waard om verder te doen.

“Ik zou heel graag nog Europees kampioen en wereldkampioen willen worden, én goud behalen op de World Games. Ik kijk nu al uit naar de wedstrijden, die hopelijk mogen doorgaan. Nog twee jaar alles geven, en dan stop ik er waarschijnlijk mee. Dan begin ik een nieuw leven, zonder topsport. Ook daar kijk ik naar uit.”

Vitja Lutsenko (12): ‘In China staan mijn leeftijdgenoten veel verder’

‘Mijn papa kent het wereldje en geeft me tips. mijn mama zorgt ervoor dat ik mezelf niet onderschat, maar ook niet overschat.’ Beeld SISKA VANDECASTEELEE
‘Mijn papa kent het wereldje en geeft me tips. mijn mama zorgt ervoor dat ik mezelf niet onderschat, maar ook niet overschat.’Beeld SISKA VANDECASTEELEE

Vitja zit sinds september op de topsportschool Tafeltennis in Leuven. Hij speelt bij TTK Merksplas.

“Ik heb lang getwijfeld of ik naar de topsportschool zou gaan. Vooral het internaat schrikte me af. Ik was bang dat het te streng zou zijn. Toen tijdens de lockdown in maart alle trainingen en toernooien werden stopgezet, heb ik van de tijd gebruikgemaakt om goed over mijn keuze na te denken. Na gesprekken met een sportpsycholoog en een vriend die al op de topsportschool zat, heb ik uiteindelijk besloten om het te proberen. Nu voel ik me goed hier, maar ik heb toch even op mijn tanden moeten bijten. Naar het eerste middelbaar én op internaat was een grote aanpassing. De eerste week dacht ik de hele tijd: was ik maar thuis. Ik heb intussen wel wat nieuwe vrienden gemaakt, maar de zondagavond, wanneer ik naar Leuven moet vertrekken, vind ik nog altijd een moeilijk moment.

“We trainen 23 uur per week, meestal vanaf acht uur of halfnegen ’s morgens. Na school trainen we nog eens van vier tot zes, na het avondeten is het tijd om voor school te werken. Het is een intensief programma. ’s Avonds kruip ik om half­tien al in mijn bed. Dat klinkt vroeg, maar ik ben vaak zo moe dat ik als een blok in slaap val.

“Mijn papa speelde vroeger ook pingpong. Hij is geboren in Oekraïne, en heeft daar en in Rusland veel toernooien gedaan. Hij kent de tafeltenniswereld goed, en geeft me vaak tips over techniek of tactiek. Mijn mama kent niet zoveel van pingpong, maar ze kan me als geen ander tot rust brengen als ik stress heb of me opjaag tijdens een competitie. Zij zorgt ervoor dat ik mezelf niet onderschat, maar ook niet overschat.

'Voor ik op de topsportschool zat, had ik soms geen zin om te trainen. Nu denk ik: ik ben hier nu, ik moet het beste van mezelf laten zien.' Beeld SISKA VANDECASTEELEE
'Voor ik op de topsportschool zat, had ik soms geen zin om te trainen. Nu denk ik: ik ben hier nu, ik moet het beste van mezelf laten zien.'Beeld SISKA VANDECASTEELEE

“Mijn ouders hebben me zelf laten beslissen of ik naar de topsportschool wilde gaan of niet. Ze steunen me waar ze kunnen, want ze weten dat ik het niet altijd gemakkelijk heb. Ik heb veel minder vrije tijd dan de meeste twaalfjarigen. In de lagere school heb ik veel verjaardagsfeestjes moeten missen. Er was altijd wel een training, stage of toernooi. Als de buurkinderen in onze straat komen vragen om mee buiten te spelen, ben ik bijna nooit thuis.

“Toch heb ik geen spijt van mijn keuze. Ik ben nog meer gemotiveerd dan vroeger. Voor ik op de topsportschool zat, had ik soms geen zin om te trainen. Nu denk ik: ik ben hier nu, ik moet het beste van mezelf laten zien. Ik droom van een plaats in de top twintig van de wereld. Als ik heel hard strijd, moet dat lukken, al heb ik nog een lange weg te gaan. In landen als China en Japan staan spelers van mijn leeftijd al veel verder. Je hoort soms verhalen van kinderen die van hun trainer twee uur moeten lopen wanneer ze een match verliezen. Zo streng hoeft het voor mij ook weer niet. Hoewel, als het mij in die top twintig kan brengen, heb ik het er misschien wel voor over. Ik ben nog jong, ik heb nog veel tijd om mijn doel te bereiken. Vrienden en familie vragen me nu al vaak wanneer ik op tv zal komen. Ze zijn trots op mijn talent en geven me vaak complimenten, maar ik blijf met mijn voeten op de grond. Daar zorgt mijn mama wel voor.”

Estée Cattoor (16): ‘Op een dag wil ik bij de Red Flames spelen’

'We hebben een strakke planning. Opstaan, trainen, school, opnieuw trainen: elke dag ziet er bijna hetzelfde uit.' Beeld SISKA VANDECASTEELEE
'We hebben een strakke planning. Opstaan, trainen, school, opnieuw trainen: elke dag ziet er bijna hetzelfde uit.'Beeld SISKA VANDECASTEELEE

Estée startte twee jaar geleden aan de topsportschool van Leuven bij de Yellow Flames. Dit project van Voetbal Vlaanderen wil meisjes met een topsportstatuut dezelfde professionele omkadering bieden als jongens.

“Voetbal is mijn leven. Ik ben er elke dag, vierentwintig op zeven, mee bezig. Sinds ik op de topsportschool zit, is de drang om te spelen alleen maar groter geworden. Ik wil zoveel mogelijk bij­leren, om op een dag bij de Red Flames te mogen spelen. Dat is de droom van elk meisje hier, en we werken elke dag keihard aan ons doel. Hannah Eurlings, een vriendin van mij hier op de topsportschool, werd onlangs geselecteerd voor de Red Flames. Ze is een jaar ouder dan ik. Op zo’n moment denk je: misschien ben ik dat over enkele jaren.

“Ik ben op mijn vijfde beginnen voetballen. Een vriendinnetje had me meegevraagd naar een proefles bij Akkers Middelburg, de voetbalclub in het dorp. Zij is na de proefles niet meer teruggegaan, ik ben nooit meer gestopt. Ik heb bij Adegem en Maldegem gespeeld, waar ik altijd het enige meisje was in een ploeg vol jongens. Hier kwam ik opeens in een ploeg vol meisjes terecht. Dat was even wennen. (lacht) Ook het leven aan de topsportschool vroeg een mentale switch. We hebben een strakke planning. Opstaan, trainen, school, opnieuw trainen: elke dag ziet er bijna hetzelfde uit. Het is routineus en hectisch tegelijkertijd.

“Het gebeurt vaak dat ik ’s avonds na een training op internaat kom en nog een uur of twee op mijn kamer ga studeren. School is voor mij even belangrijk als voetbal, ik werk voor allebei even hard. Mensen denken soms dat in een topsportschool alles om sport draait. Er gaat uiteraard veel aandacht naartoe, maar er wordt evenveel nadruk gelegd op de ‘gewone’ schoolvakken. Als topsporter moet je ook aan een toekomst buiten de sport denken, zeker als vrouw. Jongens kunnen op hun achttiende de middelbare school verlaten en zich volledig op hun voetbalcarrière concentreren. Bij de Red Flames combineren alle speelsters hun sport met hogere studies of met een job, omdat ze niet van voetbal alleen kunnen leven. Dat verschil is een gevoelig thema binnen het vrouwenvoetbal. Waarom mogen wij niet alles op alles zetten voor voetbal? Ons trainingsschema is hetzelfde als dat van mannenploegen. Ik hoop – net als veel speelsters – dat die ongelijkheid ooit verdwijnt.

'Op internaat kijken we ’s avonds vaak samen naar 'De slimste mens', of spelen we wat op de PlayStation. Daar geniet ik extra hard van.' Beeld SISKA VANDECASTEELEE
'Op internaat kijken we ’s avonds vaak samen naar 'De slimste mens', of spelen we wat op de PlayStation. Daar geniet ik extra hard van.'Beeld SISKA VANDECASTEELEE

“Sinds de U15 zit ik bij de nationale jeugdteams van de Red Flames, waarmee ik ook interlandwedstrijden doe. Intussen ben ik ook bezig aan mijn tweede seizoen bij het vrouwenteam van Oud-Heverlee Leuven, waarmee ik in de Super League speel. Ik ben heel blij dat ik al die kansen krijg, ook al ben ik nog zo jong. Onlangs heb ik in een competitiematch tegen Aalst de winning goal gemaakt. Dat voelde zo goed.

“Ik heb niet echt een ‘normale’ jeugd, nee. Soms is dat moeilijk. Als vriendinnen op vrijdagavond vragen of ik iets mee ga eten, moet ik vaak nee zeggen. Wanneer ik de volgende dag een match heb, wil ik fris zijn. Dan voel ik me wel eens schuldig, want ik wil niet dat mijn vriendinnen denken dat ik geen tijd voor hen wil maken. Het gebeurt ook wel eens dat ik niet mee op familiebezoek kan omdat ik anders mijn schoolwerk niet gedaan krijg. De momenten waarop ik zorgeloos kan niksen, zoals elke andere puber, zijn zeldzamer, maar ze zijn er wel. Op internaat kijken we ’s avonds vaak samen naar De slimste mens, of spelen we wat op de PlayStation. Daar geniet ik extra hard van. Gewoon lachen, samen zijn en niet aan voetbal denken. Of toch voor even.”

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234