InterviewJan Ceulemans
‘Je voelt het als iets voorbij is, en dan stop je. Dan draai je de knop om’
Het kan maar helpen: misschien moeten de Rode Duivels straks, voor ze naar het Europees kampioenschap vertrekken, toch nog eens kijken naar de weergaloze rushes van Jan Ceulemans (64, toen 23) op het EK van 1980, toen België de finale tegen West-Duitsland haalde. Zelf zal hij het niet doen: te druk met fietsen en het verleden het verleden te laten. ‘Er zit weinig heimwee in me. Ik heb altijd helder beseft dat de dingen voorbijgaan.’
Ceulemans zit in Het EK van de Duivels’, de docureeks van Ben Crabbé over eb en vloed bij de nationale ploeg die maandag op Canvas start – in de tweede aflevering zal het over het EK van 1980 gaan. ‘Sterke Jan’ luidt nog steeds zijn bijnaam. Terecht, zo bevestigt ons een virus.
Jan Ceulemans: “Mijn vrouw en ik hebben beiden corona gehad. Ik was wat verbaasd, want we hebben ons altijd goed aan de maatregelen gehouden, en ik heb geen idéé waar we het vandaan hadden. Maar goed: echt ziek zijn we niet geweest. We hadden de symptomen van een valling waarvoor je normaal niet naar de dokter loopt. Enfin, we zijn toen thuis netjes in quarantaine gegaan.”
Romantisch!
Ceulemans (Caje-droog): “De ene dag al wat meer dan de andere.
“Die eerste lockdown was voor ons makkelijk te verteren. Fietsen, wandelen en aperitieven in ons tuintje, de zon op onze kop: veel reden tot klagen hadden we niet. Nu begint het wel wat te wegen. Een mens is gehecht aan zijn vrijheid, hè.”
Juni belooft alvast verstrooiing: dan begint het EK voetbal. Kijk je ernaar uit?
Ceulemans: “Zeker. En de spelers ook – daar ben ik van overtuigd. Er wordt weleens gezegd dat interlandvoetbal minder interessant geworden is voor de topvoetballers: hun geld en hun palmares halen ze uit de grote competities en de Champions League. Maar ik geloof niets van dat verhaaltje. Dat zulke spelers – ook de Rode Duivels – al eens met lichte tegenzin een kwalificatiewedstrijd tegen een klein land spelen, ja, dat zal wel. Maar zo’n toernooi blijft het summum. Als speler wil je daar bij zijn.
“Zelf ben ik niet van plan om neurotisch élke wedstrijd te bekijken. Dat is het voordeel van uit het wereldje te zijn: ik kies de matchen waarvan ik denk dat ze mooi kunnen worden. En die van de Rode Duivels, natuurlijk.”
Het jaar uitstel zou in het nadeel spelen van de Duivels: de ploeg wordt er niet jonger op. Maar kan het niet ook een voordeel zijn? Neem Romelu Lukaku: hij is kampioen geworden met Inter en zit lekker in z’n vel, terwijl hij vorig jaar in de verloren finale van de Europa League net een owngoal had gemaakt.
Ceulemans: “Mogelijk. Ik denk alleszins dat het jaar uitstel geen doorslaggevende factor zal zijn. Wel de omstandigheden. Zoals dat altijd gaat, hè: vormpeil, blessures, meeval. En het is uitkijken naar hoe Eden Hazard het zal doen. Van de andere twee untouchables – Kevin De Bruyne en Romelu Lukaku – weten we dat ze klaar zijn, maar Hazard blijft het grote vraagteken.
“Ik denk ook dat we Axel Witsel gaan missen. Goed, hij zit nu toch bij de selectie, maar na die zware blessure lijkt de kans me klein dat hij klaar is voor een bepalende rol. Er wordt vaak schamper gedaan over hem, maar ik vind hem ondergewaardeerd: een fitte Witsel is een zeer efficiënte draaischijf.”
Ga je achteraan voor Thomas Vermaelen of Jason Denayer?
Ceulemans: “Voor Vermaelen. Ik heb hem altijd de beste verdediger van deze generatie gevonden – de rustigste, de intelligentste, de efficiëntste.”
Er wordt een trofee verlangd van deze lichting. Terecht, natuurlijk, maar zorgt die zucht naar succes er niet voor dat we te weinig genieten van het voetbal dat we geserveerd krijgen? Ook zonder bekroning op het EK en WK zijn dit toch bijzondere jaren, met uitzonderlijk mooi en dominant voetbal?
Ceulemans: “O ja: de Rode Duivels zijn een plezier om naar te kijken, en dat is in het verleden wel anders geweest. Die favorietenrol is logisch: je kunt je niet wegstoppen als je zoveel goud hebt rondlopen. Maar het voelt onwennig, want het is de eerste keer in de geschiedenis. Ik was zelf een onderdeel van die andere magische periode, van de ploeg die op het EK van 1980 en het WK van 1986 schitterde, maar toen was het uitgangspunt volkomen anders. We waren klein, niemand verwachtte veel. Die underdogpositie sprak ook uit het voetbal dat we brachten: heel georganiseerd en met veel discipline, werkkracht en loopvermogen. Dat valt niet te vergelijken met nu: dit is een generatie van hoger, groter, beter. En dan is het logische gevolg dat niemand nog content is met een halve finale.”
Ik zou weleens een vlieg of een ander onschadelijk insect willen zijn in de kleedkamer, in het uur voor een wedstrijd. Zou Roberto Martínez dan nog veel tactische richtlijnen meegeven? Of beperkt hij zich tot de klassieke peptalk?
Ceulemans: “Ik kan me niet voorstellen dat hij die gasten urenlang onderhoudt over tactische handigheidjes. Sowieso hebben spelers dat niet graag, en inderdaad: je praat niet tegen voetballers die je nog moet uitleggen wat een looplijn is. Zeker in de kwalificatiewedstrijden tegen kleinere landen moet je die gasten gewoon laten voetballen, denk ik.”
Ben je blij met Martínez als bondscoach?
Ceulemans: “Tuurlijk: het omgekeerde zou verbazen, niet? Ik hoor ook dat hij correct en aimabel is, en hard werkt. Ik vind wel dat Marc Wilmots óók deel is van het succes. Hij wordt vaak verguisd, maar hij heeft de fundamenten gelegd. Wilmots werd afgerekend op het drama tegen Wales op het vorige EK, maar kijk eens naar de defensie waarmee we toen moesten spelen? Jordan Lukaku, Jason Denayer, Toby Alderweireld en Thomas Meunier: er stond noodgedwongen een verdediging die geen verdediging was. Maar dat werd niet meegenomen in de analyses: het probleem was Wilmots, en Wilmots alleen. Dat vind ik nog altijd onrechtvaardig.”
In het najaar volgt alweer de Nations League.
Ceulemans (rolt met de ogen): “Wie krijgt uitgelegd waar dat toernooi over gaat, behalve over geld? Ik vind het de droevigste exponent van het moderne voetbal. En welke speler doe je daar een plezier mee? Ze worden al zo overbelast.
“Ik zou die Nations League gebruiken om andere spelers een kans te geven. Jonge gasten, en de mannen die altijd bij de selectie zijn, maar zelden aan de aftrap komen – iemand als Hans Vanaken, bijvoorbeeld. Dan heb je als bondscoach nog iets aan dat toernooi.”
EEN BOMMEKE
Volg je de play-offs?
Ceulemans: “Vanop afstand. En dan vooral Club Brugge.”
Club heerste soeverein in de reguliere competitie, maar de motor stokte even in de play-offs. Het regende meteen allesomvattende analyses over de pijnpunten in Brugge. Dat manisch-depressieve in de commentaren blijft me telkens weer verbazen. Drie goeie wedstrijden en er wordt een nieuwe Champions League-winnaar voorspeld, drie slechte en niets deugt nog.
Ceulemans: “Och ja, dat gebabbel altijd… Het is een stukje van het circus, hè. Het nuchtere bilan: Club is al twee jaar op rij dominant, en het gaat die titel heus niet in extremis verspelen. Elke club botst tijdens het seizoen op een dip. In de play-offs is Club ook de ploeg die iets te verliezen heeft, terwijl de rest behoorlijk complexloos kan voetballen – want het Europees ticket is toch binnen.”
Moet Club de selectie misschien wat grondiger opfrissen? Het koos de afgelopen jaren voor continuïteit, met een centrale as die er al een hele tijd staat. Nieuw bloed brengt allicht ook nieuwe honger.
Ceulemans: “Tja, je kunt dat argument ook omdraaien: misschien zorgt die stabiliteit wel voor het succes? Van zo’n Simon Mignolet weet je dat hij niet plots naar het buitenland zal vertrekken. Nee, die heeft zich hier gesetteld, verdient goed en is tevreden, en hij pakt elk seizoen tien punten voor Club. Prima, toch? En op het middenveld zorgen Ruud Vormer en Hans Vanaken voor evenwicht.
“Je mag het ook niet voorstellen alsof Club níét investeert in versterkingen. De komst van Noa Lang is toch een bommeke geweest, hè. Een talent, want hij kwam van Ajax, maar voor het overige waren er alleen vraagtekens: hij stond per slot van rekening niet in de ploeg in Amsterdam, en zou hij wel aarden in het Belgische voetbal? Waarop die gast meteen alle twijfels wegveegt. Dat is mooi, toch? Het bewijst dat ze weten waar ze mee bezig zijn in Brugge. Ze hebben er een groot en goed scoutingsapparaat. (Peinzend) Die bedenking maak ik me vaak: scouts zijn de anonieme werkmieren van het voetbal, je ziet ze nooit. Maar hoe góéd moet het voelen als je ergens een speler ziet, daar een pleidooi voor houdt, en zo’n transfer vervolgens helemaal ziet lukken?”
Voel je, als Club-man, leedvermaak bij de verkruimeling van het instituut Anderlecht?
Ceulemans: “Nee, absoluut niet. Ik snap dat die antigevoelens leven onder supporters, maar zelf heb ik nooit iets tégen een club gehad.
“Het zegt wel iets over het niveau van de Belgische competitie dat Anderlecht na zo’n dramatisch seizoen nog de play-offs haalt. En dan zie je weer dat manisch-depressieve, zoals jij het noemde: plots is alles formidabel en fantastisch, en praat niemand nog over het maandenlange gebroddel. Nu goed, de ploeg is ook effectief aan het groeien, er is nu zelfvertrouwen en wat meer realisme. Dat heeft natuurlijk te maken met het wegvallen van de druk. En ook wel met de evolutie van de coach: in het begin weigerde Vincent Kompany naar evenwicht te zoeken. Ik begrijp het, hoor: grote sjotter geweest, helemaal doordrenkt van de filosofie van Manchester City, vol geloof dat die principes in Anderlecht ook door te drukken vallen. Maar je kunt niet een heel seizoen lang met mannekes van 18 of 19 jaar spelen. Langzaamaan heeft Kompany die switch toch gemaakt. En Anderlecht in play-off 1 is uiteindelijk toch interessanter dan Anderlecht níét in play-off 1.”
Net als bij Standard blijft de financiële toestand wel penibel. En er liggen kapers voor de kust: AA Gent en vooral Antwerp FC willen de nieuwe topclubs worden.
Ceulemans: “Het is best indrukwekkend hoe Antwerp in één keer alles heeft gedaan: investeren in een stadion én een ploeg. Meestal gaat het ene ten koste van het andere. Nu, de opvolging van sportief directeur Luciano D’Onofrio wordt wel een eerste grote test. Het netwerk van die man, zijn kennis: niet eenvoudig om die snel even te vervangen.
“Sowieso is het interessant dat de rangorde in het Belgisch voetbal niet in stenen tafelen gebeiteld blijkt. Clubs die de boel daarboven wat komen opschudden: doe maar!”
HOOFD ONTPLOFT
‘Wedstrijden zonder publiek: ik heb er nog niet naar willen kijken’, zei je vorig jaar bij het begin van de pandemie in Humo. Ikzelf raak er ook maar niet aan gewoon.
Ceulemans: “Ik vraag me af welke impact zo’n leeg stadion heeft op de spelers. Je wordt als voetballer niet meer bezongen, maar ook niet meer uitgefloten. Ik vermoed dat ze het missen, die volle stadions, maar ik denk dat er ook spelers zijn die het stiekem wel comfortabel vinden, geen spionkop die in je nek hijgt.
“Zelf kijk ik ernaar uit om weer in een stadion te zitten. Zonder supporters is een groot stuk van de charme weggeknipt.”
Ging je voor de pandemie nog kijken naar matchen van KVC Westerlo?
Ceulemans: “Ja, geregeld. En ik probeer om één keer per seizoen een wedstrijd van Club in het stadion te zien.
“Het stadion van Westerlo ligt hier om de hoek. Ik ga er te voet heen, met wat vrienden. En uiteraard hopen we dan dat Westerlo wint, maar het belangrijkste is toch: de avond. Een pintje drinken, tetteren, in die vrolijke sfeer van het voetbal zitten. Een echte supporter ben ik nooit geweest. Die uitbundigheid, dat zingen en springen, het zit niet in mij. Ik geloof niet dat ik ooit al ben rechtgesprongen bij een goal. Het is mijn karakter: ik ben een fundamenteel kalme mens, hè. Maar Lierse, Club en Westerlo – niet toevallig de drie waar ik zoveel moois heb meegemaakt – blijven wel mijn clubs.
“Het blijft wat onder de radar, maar veel supporters hebben hun bekomst van het onpersoonlijke moderne voetbal, van de emotieloze geldmachine. Waarom haken ze dan niet af, kun je je afvragen, waarom blijven ze naar het stadion komen? Dat heeft te maken met clubliefde. Die maakt een mens rekkelijk, geloof ik: mensen voelen zich niet meer thuis in het voetbal, maar zijn wel nog verhangen aan hun club en willen die niet in de steek laten. En ook: in een voetbaltribune gaat het over gezelligheid, over vriendschap, over ambiance. Hoe het voetbal ook evolueert, dát zal altijd de kern van supporteren blijven. Die krijg je niet kapot.”
Heeft Westerlo je trouwens nog niet gebeld? Vorige week raakte bekend dat Bob Peeters er niet langer trainer is.
Ceulemans (lacht): “Die tijd is voorbij.”
Ik vraag me af of het nog wel fijn is, trainer zijn. Zo vaak zie je verstandige, aimabele, vlot relativerende mensen na een paar maanden in de dug-out verkrampte, sikkeneurige calimero’s worden.
Ceulemans: “Het is de druk, hè. Het onaangename gevoel van voortdurend onder een vergrootglas te liggen. Je mag het trainerschap niet onderschatten. Hard werken is het niet – je loopt je niet elke dag in het zweet. Maar er komt zoveel bij kijken, en je wordt op alles afgerekend. Een bal binnenkant of buitenkant paal kan het verschil maken in hoe je werk gewaardeerd wordt. Terwijl die ene bal helemaal niets zegt over dat werk.
“Kijk naar John van den Brom bij Genk: op een bepaald moment lag de hakbijl klaar. Verliezen tegen Charleroi, en het was zover. Maar hij won, en even later vond Genk het juiste ritme, won het de Beker van België, en nu floreert het in play-off 1. Zo relatief en irrationeel is het. Nu goed: ik geloof dat moderne trainers dat wéten, en er pragmatisch mee omgaan.
“Het vak is flink geëvolueerd. Ik kom nog uit de tijd van een coach, een assistent, een keeperstrainer en een kinesist. Nu bestaat de sportieve staf uit een hele ploeg. En op zich vind ik het een goede zaak dat er minder nattevingerwerk is – dat de aanpak wetenschappelijker is, en gebaseerd op data. Maar soms vind ik het toch wat overdreven. ‘Hij heeft 6.521 meter gelopen’, lees ik dan in de gazet over een speler. (Blaast) Dan ontploft mijn hoofd een beetje. Enfin, dit is dus de passage waarbij de lezer zal zeggen: ‘Oei, het is zover: Ceulemans wordt oud.’ (grijnst)”
Je hebt een mooie trainerscarrière gehad.
Ceulemans: “Ja. Er zaten maar twee moeilijke periodes in: die korte passage bij Club Brugge, en het laatste seizoen bij Westerlo. Voor het overige is het prachtig geweest. Het begon bij Eendracht Aalst. Dat was vier jaar feest! We promoveerden uit tweede klasse, werden meteen de revelatie in eerste, speelden het seizoen daarop Europees. Daarna begonnen ze in de bestuurskamer wel iets té veel te dromen. Toen ze het zonder ironie over de Champions League hadden, wist ik: oeioei.
“Daarna kwam elf jaar Westerlo, verdeeld over twee passages weliswaar. Dat was ook zo plezierig. Ik moest er een goeie middenmoter van maken, een ploeg die stabiel was en af en toe eens een grote tegen de oren klopte. Dan was iedereen content. En dat lukte, behalve in het laatste seizoen.”
In 2012 was dat, toen Westerlo degradeerde.
Ceulemans: “Ik kon blijven, maar dat wilde ik niet. Het voelde gewoon niet juist. Die degradatie was niet mijn schuld, zeker niet – we hadden vooral pech met een blessuregolf die voor een bescheiden club als Westerlo onoverkomelijk is. Maar ik droeg wel de eindverantwoordelijkheid, en dus vond ik het alleszins niet gepast om nog te blijven.
“Mijn gevoel is altijd mijn kompas geweest. Ik ben nog trainer geworden bij Deinze, maar er begon iets te zeuren: het grote plezier was weg. Er zijn vast trainers die dan verder doen, links en rechts nog wat gaan verdienen, maar zonder nog de passie te voelen. Ik vind dat niet de juiste mentaliteit. Je voelt het als iets voorbij is, en dan stop je. Dan draai je de knop om. Ik was 58, en ik wist: ik ben geen voetbaltrainer meer.”
Waarop je vrolijk begon te fietsen.
Ceulemans: “Klopt: ik heb me omgeschoold tot wielertoerist. Een echte, dus mét bijtanken op terrasjes onderweg (lacht). Ik hou van dat onderweg zijn. Ik heb een fietsgroepje in Lier en eentje in Westerlo, en ik rij ook vaak alleen. Op de fiets springen en een toerke van 100 kilometer gaan rijden: voor mij is dat de ultieme vrijheid.
“Mensen vragen me weleens of dat leven niet gaat vervelen. Of ik de opwinding van de dug-out niet mis. Maar als ik de bal dan terugkaats, en vraag hoe hun leven eruitziet, is het antwoord meestal: ‘Ik sta om acht uur op, ik ga om negen uur werken, ik kom om vijf uur thuis, en twee keer per week ga ik ’s avonds squashen.’ Is mijn leven dan zoveel eentoniger?”
PENSEN
Welk spreekwoord is het meest van toepassing op het leven dat je tot nu geleid hebt?
Ceulemans: “Oei… (Denkt na) Een zegswijze: je moet spelen met de kaarten die je toebedeeld krijgt. Ik heb nooit gekke dromen gekoesterd. Nee, ik geniet gewoon van wat op mijn pad komt. En dat bleek heel veel goeds te zijn: ik heb een mooie carrière gehad als speler, maar ook als trainer – van m’n 16de tot m’n 58ste heb ik me geamuseerd in het voetbal.
“Je moet de dingen niet wanhopig willen veranderen, en de tijd vooral de tijd laten. Ik heb twee volwassen dochters. Dertigers. Dan besef je dat je oud wordt, hè. Maar ik ben gezond, dus wat zou daar in hemelsnaam érg aan zijn?”
Lijk je nog op de twintiger die indertijd van Lierse naar Club Brugge ging?
Ceulemans: “Ik heb wat meer verstand nu, en wat minder kraakbeen in m’n knieën (lacht). En ik ben niet meer de dodelijk verlegen jongen die ik toen was. Want ik wist wel dat ik iets kon, maar er waren toch ook veel vraagtekens. Ik begreep toen nog niet veel van het leven. Ik ging ook niet graag naar school, en toen ik op m’n 16de bij Lierse de kans kreeg om in het eerste elftal te spelen, greep ik die met beide handen. Toen dacht ik wel: dit moet ik eventjes goed doen, dit mag ik me niet gewoon laten overkomen. Want ik was gestopt met school, en had een half jaar in een schoenenfabriek gewerkt. Aan de band, schoenen met lijm inwrijven.
“Dat moment bij Lierse heeft mijn leven in een goeie plooi gelegd. Ik stelde me altijd concrete doelen – in de eerste ploeg van Lierse raken, naar een topploeg gaan, voor de nationale ploeg spelen – en telkens ik zo’n doel kon afvinken, was ik heel trots. Dus voilà: je moet spelen met de kaarten die je toebedeeld krijgt, maar het kan geen kwaad om ook een beetje te blijven opletten tijdens het spel.”
Ben je vatbaar voor nostalgie?
Ceulemans: “Ik heb vrienden overgehouden uit mijn periode in het voetbal. Ook bij de nationale ploeg, ja: mannen als Walter Meeuws en Wilfried Van Moer zie ik nog geregeld. En dan praten we over wat we vroeger allemaal uitgestoken hebben (lacht). Het gaat dus vaak over het verleden, maar toch zit er weinig heimwee in me. Ik heb altijd helder beseft dat de dingen voorbijgaan. Dat je niet moet blijven hangen aan wat goed was. Nu wordt er weer gepraat over dat EK van 1980, in 2026 zal het weer even over Mexico gaan. Die dingen blijven leven, tot we allemaal dood zijn – en dan praat niemand er nog over. En ik vind dat prima zo.”
Veel ex-voetballers blijven nochtans eeuwig terugverlangen naar die opwindende periode op het gras.
Ceulemans: “Het heeft met je karakter te maken. Ben je verhangen aan die wereld, wil je nog altijd meedoen, dan moet je vooral in het voetbal blijven. Maar ben je het grote vuur een beetje kwijt, dan moet je het loslaten. En dat heb ik dus gedaan. Voor mij zat daar niets moeilijks aan.
“Ik deel mijn leven niet op in een periode van opwinding en een periode van rust. In mijn eentje gaan fietsen maakt mij even gelukkig als voetballen in een vol stadion. Dat zijn mijn Kempische roots die spreken. Ik ben heel erg KVC Westerlo, hè.”
Ken je het vrolijke liedje dat de supporters daar zingen in de tribune, als die tenminste niet leeggekeerd wordt door een pandemie? ‘Wij zijn van de Kempen / Wij zijn van Westerlo…’
Ceulemans (vult enthousiast aan): “‘Wij eten geire pensen / Wij komen met de v’lo’ (lacht) Geweldig, hè. En ja, ik begrijp wat je bedoelt: dat ben ik.”
Het EK van de Duivels, maandagavond, Canvas, 21.20 uur
© Humo