VoorbeschouwingEngeland - Duitsland
In Engeland heerst nog steeds veel Duitsland-leed
Vandaag staat in de achtste finale van het EK Engeland-Duitsland op het programma. In het verleden trok Engeland in die voetbalklassieker geregeld aan het kortste eind.
Herr we go again. Die Mannschaft was nog niet op de tweede plek van de groep des doods geëindigd of de eerste woordspelingen verschenen in de Engelse pers. De rivaliteit met Duitsland spreekt tot de verbeelding. Wat Engeland is voor de Schotten, is Duitsland voor de Engelsen: de aartsrivaal waar stiekem tegenop wordt gekeken.
Doordat het toernooi wegens de coronacrisis een jaar moest worden uitgesteld, is het precies een kwarteeuw geleden dat het Duitse voetbalteam Engeland in rouw dompelde. Met spelers als Tony Adams, Paul Gascoigne en Alan Shearer dacht het thuisspelende Engeland voor het eerst het Europees kampioenschap te kunnen winnen. De droom vervloog toen Andreas Köpke de strafschop van Gareth Southgate stopte, in de penaltyserie. Het voetbal kwam toch niet thuis.
Later dat jaar schoof Southgate voor een lollig reclamefilmpje voor Pizza Hut aan bij Chris Waddle en Stuart Pearce, de twee Engelsen die zes jaar eerder hun strafschoppen hadden gemist tijdens de halve finale van het WK, uiteraard ook tegen Duitsland. Zijn naam zou altijd verbonden blijven met die penalty. Nu 25 jaar later is er verlossing mogelijk door Duitsland op dezelfde plek te verslaan, met een jonge ploeg voor wie de Duitse rivaliteit geen speciale betekenis heeft.
Wembley
Een zege tegen Duitsland opent de weg naar de halve finale en finale, die beiden op Wembley zullen worden gespeeld. Maar als geen andere ploeg is Duitsland in staat de Engelsen pijn te doen. Op het wereldkampioenschap van 1970 in Mexico kwamen de Engelsen in de kwartfinale met 2-0 voor, om vervolgens met 2-3 te verliezen. Onlosmakelijk verbonden aan deze wedstrijd is de naam Peter Bonetti, de Engelse doelman die enkele fouten maakte en nooit meer in het nationale team zou spelen.
Hoezeer de Duitsers de Engelsen kunnen pijnigen, was zichtbaar bij de halve finale van 1990. Elke Engelse voetballiefhebber, jong en oud, ziet de tranen op het gezicht van Gascoigne nadat hij zijn tweede gele kaart had gekregen en de finale zou missen. Het was ook met name Gascoigne die totaal ontdaan was nadat Southgate zes jaar later die pingel miste. Hoe typerend dat de laatste wedstrijd op het oude Wembley, in het najaar van 2000, een 0-1-nederlaag tegen Duitsland was.
Het jongste Engelse ‘Duitslandleed’ dateert van elf jaar geleden, tijdens een WK-wedstrijd in Bloemfontein. Nadat de Duitsers een 2-0-voorsprong hadden genomen, vochten de Engelsen dapper terug. Kort na de 2-1 stuiterde een schot van Frank Lampard, via de lat, duidelijk over de doellijn, maar de Uruguayaanse scheidsrechter Jorge Larrionda keurde het glaszuivere doelpunt af. Na deze mentale slag wonnen de Duitsers de achtste finale uiteindelijk met 4-1.
Voor de Duitsers was deze gang van zaken historische rechtvaardigheid omdat ze er nog steeds van overtuigd zijn dat de 3-2 van Geoff Hurst in de verlenging van de WK-finale van 1966 op Wembley een Phantomtor was. Even later scoorde Engeland de 4-2 waarmee het voor het eerst, en het laatst, een eindronde won. De enige andere onderlinge ontmoeting waar de Engelse met plezier aan terug denken was het wonder van München in 2001. Mede dankzij een hattrick van Michael Owen versloegen de Engelsen de Duitsers met 1-5.
Fascinatie met wereldoorlogen en voetbal
Bij de onderlinge score staat het 15-13 voor Duitsland, maar wanneer het er tijdens eindrondes op aankomt plegen de Duitsers te winnen. In een interview met The Daily Telegraph wees Dietmar Hamann erop dat de rivaliteit meer voor de Engelsen betekent dan voor de Duitsers. Die Mannschaft, zo zei hij, ziet landen als rivalen die op dat moment even sterk zijn. De ene keer kan dat Frankrijk zijn, de andere keer Spanje of Argentinië. Heel soms Engeland.
Voor de Engelsen ligt dat anders. Op het eiland heerst nog altijd een fascinatie met de wereldoorlogen en voetbal lijkt soms een voortzetting te zijn met sportieve middelen, getuige het ‘Two world cups and one world cup’ dat de fans graag zingen. Voorafgaand aan de wedstrijd van 1996 kwamen op de redacties van de tabloids krankzinnige plannen ter sprake, variërend van het parkeren van een tank bij de Duitse ambassade in Londen en het vanuit een Spitfire droppen van pamfletten boven Berlijn.
Omdat ze meer talent in de ploeg hebben en thuisvoordeel genieten gaan de Engelsen bij deze editie vol goede hoop de wedstrijd in. Tegelijkertijd is het stille besef aanwezig dat de Duitsers van oudsher geweldige toernooispelers zijn, wat blijkt uit de vier WK’s en drie EK’s die ze reeds gewonnen hebben. In The Guardian schreef Jonathan Freedland ter relativering van het patriottische enthousiasme dat het “een daad van bedrieglijke zelfvleierij voor de Engelsen is om zichzelf als een rivaal van Duitsland te zien”.