InterviewJohn van den Brom
‘Ik herken mezelf wel in Kompany’
Toleranter maar nog steeds scherp. Zo keert John van den Brom vanavond terug naar Anderlecht, de club waarmee hij in 2013 kampioen speelde. ‘Ik zit goed in mijn vel, Genk speelt leuk voetbal, wat wil je nog meer?’
“Jullie kunnen in mijn bureau gaan, ik moet vertrekken”, stelt technisch directeur Dimitri De Condé voor. Het is er prettig warm.
John van den Brom (54) vertelt er over zijn liefde voor André Hazes Junior. “Ik heb zijn papa persoonlijk gekend. We zaten wel eens samen in voetbalprogramma’s. Later ben ik naar een paar concerten van hem geweest. Junior zingt natuurlijk veel liedjes van zijn vader. Zijn manager (Djarno Hofland, SK) is een ex-voetballer met wie ik heb gespeeld bij Ajax.”
De Nederlandse trainer is op zijn best als hij complexloos kan babbelen. “Dat is precies wat De Condé aangaf op mijn presentatie”, zegt Van den Brom. “Ik vind het heel mooi dat ik in België word geapprecieerd om wie ik ben als mens. Als je dan ziet hoe men over mij praat in Nederland… Dit is hier een verademing. En Genk is heus wel een topclub, hoor. Ik heb ze dat hier verteld: ‘Jullie mogen best wat meer uit de schulp kruipen.’ Dat geldt ook voor de spelersgroep. Eerst maar eens zien of we die lekkere play-offs van jullie kunnen halen, maar ik heb de kleedkamer wel al meegegeven: ‘Besef hoe goed jullie zijn. Ik wil dat jullie met zelfvertrouwen voetballen.’”
Dat was eraan te zien na de vroege 0-1 van Antwerp afgelopen zondag. Wat een overrompeling.
John van den Brom: “Die wedstrijd begint en ik zie Ivan Leko tekeergaan. Ik dacht: what the fuck is dit hier? Niet alleen Leko, de héle bank. Ik heb mij omgedraaid naar onze bank en ik zei: ‘Hoor je dat? Wij gaan meedoen.’ Tijdens mijn laatste wedstrijd met Utrecht, die we verloren met 4-1 tegen Heracles, ben ik alleen maar in mijn stoeltje blijven zitten. Mijn technisch directeur vertelde me achteraf: ‘Je mag niet onderschatten welke energie jij op een groep zet als je langs de lijn staat.’ Ik heb die raad meegenomen.”
Destijds bij Anderlecht kon u echt ziek zijn na een nederlaag en bij een overwinning trok u een wijnfles open met de staf. Hebt u die extremen nog steeds?
“Ik kan gewoon niet tegen mijn verlies. Ik word nog steeds chagrijnig. Als we thuis een spelletje spelen en Marjan (zijn echtgenote, SK) wint, dan wil ik het ding het liefst door de ruit gooien. Ik moet dat beter controleren.”
Met vijf goede antwoorden bent u voor één dag de slimste mens ter wereld. Wat zegt u Royal Sporting Club Anderlecht?
(zonder aarzelen) “Jeugd. Grandeur. Kwaliteit van voetbal. Winnen. Historie.”
Hebt u de club nog van nabij gevolgd na uw ontslag in 2014?
“Toch wel. Het was een fijne tijd. Ik heb nog steeds contact met Herman Van Holsbeeck. Hij heeft mij gehaald en ontslagen, samen met de voorzitter en het hele circus errond. Ik ben trots dat ik daar trainer ben geweest. Anderlecht brengt je verder in het voetbal en in het leven.
“Toen bekend raakte dat ik naar Genk kwam, stuurde Van Holsbeeck mij een berichtje: ‘Proficiat. Kom op voor jezelf.’ Ik wist meteen wat hij bedoelde. Na mijn eerste jaar in Anderlecht besloot de club, met mijn instemming, om de kaart van de jeugd te trekken. Biglia was intussen vertrokken. En Van Holsbeeck zei me: ‘We zien hoe het loopt, en in januari slaan we toe om in de play-offs weer kampioen te spelen.’ We kwamen terug van winterstage in Abu Dhabi en op de luchthaven kwam Van Holsbeeck naar me toe en vroeg: ‘Wat zou je ervan vinden als ik je én Thorgan Hazard én Batshuayi én Defour geef?’ Er is uiteindelijk geen een van de drie gekomen.”
Dat is de bewuste winter waarin Van Holsbeeck zichzelf nul op tien gaf voor zijn mercato.
“Ik heb in de weken daarna niet genoeg aangedrongen bij Van Holsbeeck om toch nog ergens versterking te halen. Ik blijf zeggen dat dát een paar maanden later mijn kop heeft gekost.”
Omschrijf eens Youri Tielemans in één woord.
“Exceptioneel.”
Milan Jovanovic.
“Geweldig, als voetballer en nog meer als mens.”
Lucas Biglia.
“De beste met wie ik ooit heb gewerkt.”
Olivier Deschacht.
“Respect. Ik hoorde dat ‘Oli’ 39 is. Maar ik snap hem wel, hij is een liefhebber. Hij voetbalt alleen nog omdat hij het graag doet. Voor het geld moet hij het niet meer doen."
Bent u zes jaar later een andere trainer?
“Ja. Toen ik bij Anderlecht zat was ik impulsiever, ongeduldiger. Als we eens slecht speelden haalde ik gewoon twee, drie spelers eruit en zette andere jongens. Of ik gooide het systeem om. Nu geef ik meer rust en vertrouwen aan de groep, ook omdat je zelf rustiger bent geworden natuurlijk. Dat heb je met ouder worden, toch?”
Het is symbolisch dat u vrijdag terugkeert naar Anderlecht, waar met Vincent Kompany nu een trainer is die eigenlijk uw voetbal nastreeft.
“Kompany past bij de club. Ik herken mezelf wel in hem. Kompany is nog jong en je ziet dat hij graag wisselt en andere dingen probeert. Niet doen. Kompany lijkt me iemand die inderdaad goed weet wat hij uiteindelijk wil. Dan moet hij vertrouwen hebben dat het goed komt. Blijf bij je ding.”
Hoe stapt u vrijdag van de bus?
“Blij om opnieuw met een topclub op Anderlecht te komen.”
Kende u Racing Genk?
“Ja. Ik wist waar de club voor stond. Toen ben ik eens gaan kijken en dan merk je: hier passeren veel trainers. Dat is toch wel een vraag van mij geweest. Maar dan blijkt dat zij er ook mee verveeld zitten. En ja, ze spelen een systeem dat nooit echt mijn manier van voetballen is geweest, met die drie achterop.”
Voetbalt Genk tegen uw natuur?
“De spelers voelen zich prettig in dit systeem. Maar ik ben eigenwijs genoeg. Kijk, ik had ze gezien op Sint-Truiden en ik was niet onder de indruk gekomen. Ik had zoiets van: we winnen wel op deze manier, maar dat is niet de John van den Brom-manier. Ik heb dat toen ook gezegd. Ik zag het zitten, maar als we niet beter zouden spelen, dan zou ik het omgooien. Altijd in samenspraak met de spelers. Ik zou ze overtuigen dat het ook zó kan. Maar dat is nu niet aan de orde. De bedoeling moet zijn om Ito en Bongonda zo hoog mogelijk op het veld te krijgen en van daaruit kan ons spel beginnen.”
Hoezeer bent u deze week bezig geweest met de analyse van Anderlecht?
“Weinig. Ik zorg altijd dat ik de tegenstander minstens één keer zelf heb gezien. Anderlecht heb ik zien spelen op Beerschot, Antwerp had ik gezien tegen Leuven en in die Europese wedstrijd (tegen Ludogorets, SK). Daarnaast maken mijn T2 en de videoanalisten een compilatie voor mij. Ik kijk telkens naar de vier basisprincipes van een ploeg: wat doen ze in balbezit, bij balbezit van de tegenstander, in de offensieve omschakeling en in de defensieve omschakeling? Het gaat mij om wat míjn ploeg doet. In meetings praat ik heel weinig over de andere ploeg.
“Ik heb vorige week niet dagenlang zitten zaniken tegen Muñoz hoe hij Refaelov uit de match moest houden. Ik heb het al eens gezegd: ik wil geen PlayStation-coach zijn. Ik ga liever de communicatie aan met mijn spelers. Ik ben overtuigd dat een speler lekker in zijn vel moet zitten om topprestaties te kunnen leveren. Ik vind het veel belangrijker om een speler te overtuigen dat hij de wereld aankan dan hem vol te proppen met informatie die hij veelal tóch vergeet.”
Théo Bongonda lijkt zo iemand.
“Precies. Kan hij de Gouden Schoen winnen? Dit seizoen is hij top. Maar ook Ito en Onuachu zijn favorieten, vind ik. Die jongen van Brugge, De Ketelaere, moet de Belofte van het Jaar worden. Je doet hem er geen cadeau mee om hem nu al de Gouden Schoen te geven. Refaelov is ook goed. Maar zondag hebben we hem toch niet gezien, hé.”