ReportageWK Wielrennen
Hoe Slovenië uit het niets een grote wielernatie werd
Uit het niets werd Slovenië een grote wielernatie dankzij de successen van Tadej Pogacar en Primoz Roglic. De rol van de Krvavec, een steile klim met slecht asfalt, is cruciaal volgens de moeder van Pogacar. Goed weer of slecht weer, de jonge Tadej ging een paar keer per week omhoog.
De top van de klim die de bakermat vormt van het Sloveense wielrennen, is vanuit de verre omgeving te zien. Want naast het wintersportoord Krvavec - spreek uit: Kuwawets - staat een 100 meter lange tv-antenne uit het communistische tijdperk op de berg. Op de bijna 12 kilometer lange en vooral steile asfaltweg richting antenne begonnen de wielercarrières van Tadej Pogacar en Primoz Roglic, met de Belg Wout van Aert de beste renners van de wereld.
Die Krvavec is echt zwaar, merken de jonge wielrenners in hun blauw-witte Pogi-Team-tenue. Het zijn vijftien Sloveense jongens en een enkel meisje tussen de 14 en 19 jaar en de naamgever van hun jeugdploeg, Tadej ‘Pogi’ Pogacar, is waarom ze op wielrennen zijn gegaan. Toen ze op hun goudgekleurde fietsen aan de training van vandaag begonnen in het vlakke land rondom het geboortehuis van hun idool, waren ze nog bij elkaar. Maar na een paar kilometer steil omhoog fietsen - de door de bomen zichtbare huisjes in de vallei worden snel kleiner - blijkt hoe groot het verschil in aanleg is.
Ziga, de kleine Matej en hun trainer Jan trappen ferm en in een rechte lijn de steilste stukken weg. De rest hijgt en puft en slingert naar boven. Zes kilometer onder de top komt alles weer bij elkaar. Iedereen moet van de fiets en in de schuine berm gaan staan. Want de dertig woest kijkende koeien die een boer naar een lager gelegen grasveld dirigeert, zijn niet van plan de hoop van het Sloveense wielrennen vrije doortocht te verlenen.
De grote voorbeelden van de klimmende kinderen op de Krvavec strijden zondag tussen Antwerpen en Leuven om de regenboogtrui. Slovenië heeft heel weinig profwielrenners, maar die winnen wel heel veel (zie kader). Is dat toeval of het resultaat van een doordacht Sloveens meerjarenplan? Het is beide: een plan waarop een onwaarschijnlijk toeval is gestapeld. En Miha Koncilija is daar de personificatie van.
Geen grammetje vet
Hij fietst moeiteloos achter de jonge renners van Pogi-Team de Krvavec omhoog. De kleine man, 40 jaar, topfit, geen grammetje vet, is de hoofdtrainer van de jeugd van Sloveniës belangrijkste wielervereniging, Rog Ljubljana. Rog, een inmiddels verdwenen fietsmerk en de eerste sponsor van de 72 jaar oude club, is de poort van het Sloveense wielrennen. Vrijwel alle latere profs hebben hier hun eerste begeleide fietskilometers gemaakt.
Koncilija ontdekte de grootste van hen: Tadej Pogacar. “Om leden voor de club te vinden, ging ik scholen af met een paar racefietsen”, vertelt hij terwijl voor hem zijn pupillen met verbeten koppies een intervaltraining doen. “Rond 2007 zette ik de oudere broer van Tadej, Tilen, op zo’n fiets en liet hem wat testjes doen. Hij had talent en zijn ouders, mijn buren, vonden het goed dat hij lid werd van Rog. We kregen de 9-jarige Tadej erbij. Ik werd zijn eerste trainer en heb hem vier jaar lang, twee keer per week naar de training gereden. Als ik terugdenk aan dat kleine, leuke mannetje bij mij in de auto dat later de Tour zou winnen, krijg ik kippevel.”
Met zijn schoolbezoeken probeert Koncilija jaarlijks per geboortejaar vijf jongens of meisjes tussen de 9 en 15 jaar lid te maken van zijn club. Tot drie jaar geleden lukte dat zelden, nu heeft Rog door de successen van de Sloveense profs een wachtlijst. Onder professionele begeleiding zetten de fietsende kinderen elk jaar een stapje tot hun 23ste. De meesten vallen voordien af, omdat ze kiezen voor studie of een eigen bedrijf. Wie profambities heeft, stroomt door naar de hoogst geklasseerde Sloveense ploeg, Adria Mobil.
De staat betaalt 85 procent van Koncilija’s loon - ‘een lerarensalaris’ - zoals het ministerie van Sport in tal van sporten coaches die zijn afgestudeerd aan de sportuniversiteit in de hoofdstad Ljubljana, financieel ondersteunt. Doorgaans hebben wielertrainers naast die theoretische opleiding ook gekoerst. “Ik was een redelijk goede amateur”, zegt Koncilija terwijl hij rondleidt in het nieuwe clubhuis van Rog.
Pronkstuk tussen de tientallen argeloos weggezette enorme bekers - “in Italië krijg je ter stimulering al een joekel van een trofee voor een tussensprint” - is de allereerste fiets van de Tourwinnaar van 2020 en 2021: een Kermitgroene Billato. “Tadej was tot zijn 17de een stuk kleiner dan zijn leeftijdgenoten en deze fiets was dan ook te groot voor hem”, vertelt Pogacars oud-trainer.
Ook met het zadel in de allerlaagste stand kon de kleine jongen geen druk op de pedalen zetten. “Hij stond daarom meestal op de trappers.” Zo werd hij laatste in zijn eerste wedstrijd. “Tadej was wel bovengemiddeld goed, maar we dachten bij lange na niet dat we te maken hadden een supertalent.”
Waarin de kleine renner op zijn te grote fiets volgens Koncilija uitblonk was een verbluffend doorzettingsvermogen. “Ik heb na Tadej genoeg pupillen gehad die objectief beter waren dan hij, maar zijn enorme wilskracht misten. Zonder dat had de wereld nooit van Pogacar gehoord.”
Om de vechtlust van haar zoon te ervaren, moet je de Krvavec op, adviseert de moeder van Tadej, Marietta Pogacar. Zij en vader Mirko ontvangen in hun deels zelfgebouwde huis in het dorp Klanec (Sloveens voor helling) bij het stadje Komenda. Het huis ademt allesbehalve rijkdom. De broodbakmachine verspreidt een aangename geur. Middenin de rommelige woonkamer staat een ouderwets hometrainer, eromheen is elk vrij plekje in en op kasten bezet door een trofee. “We hebben zware tijden gekend en altijd hard moeten werken”, zegt Marietta ongevraagd.
Haar zoon moest een kleine 10 kilometer fietsen naar de voet van de klim die onverwacht zo belangrijk zou worden voor het mondiale wielrennen. “Tadej ging van zijn 9de tot zijn 15de elke week een aantal keer de Krvavec op. Goed of slecht weer.”
Wielersysteem
De klim is er een van de buitencategorie met een gemiddeld stijgingspercentage van ruim 8 procent met uitschieters naar 20 procent. Het steeds minder wordende asfalt van de overwegend door bomen geflankeerde weg is van de grove soort die racefietsbandjes lijkt op te eten. Het idee dat hij zo jong en zo vaak deze lastige klim deed, maakt de veelbesproken aanval van Pogacar in de achtste etappe van de Tour dit jaar bijna logisch. In beestenweer racete de Sloveen toen zo hard twee bergen op dat de nog twee weken durende Tour meteen in zijn voordeel was beslist.
Op fietsapp Strava blijkt dat niemand de Krvavec sneller ooit is opgefietst dan Pogacar. De enige die bij hem in de buurt komt is Primoz Roglic die liefst 3 minuten op zijn acht jaar jongere antagonist moet toegeven.
Vorig jaar mei deed Pogacar een wedstrijdje met Urska Zigart, een 24-jarige profrenster die hij leerde kennen op de club. Hij vroeg haar deze maand ten huwelijk. Boven heeft Pogacar een klein kwartiertje op Zigart gewacht: hij deed er ruim 33 minuten over en zij ruim drie kwartier. Hij is de beste van 2.858 mannen, zij de op één na beste van 282 vrouwen. Verbetering van Pogacars Krvavec-record wordt lastig. Zijn gemiddelde snelheid was 20,6 kilometer per uur, maar de liefhebber zal vooral onder de indruk zijn van het gemiddelde vermogen per kilo lichaamsgewicht dat de tweevoudig Tourwinnaar ruim een half uur uit zijn lichaam peurde: 5,9 watt.
“Zo’n enorm groot talent”, zegt de gelauwerde Sloveense wielerjournalist Miha Hocevar, “dat kan nooit alleen het resultaat van een plan of een opleiding zijn. Maar Pogacar heeft wel het geluk gehad dat er iets van een wielersysteem bestaat in Slovenië waardoor hij heel jong begon en kon doorstromen.”
De kaarten bij WK op Mohoric
Met drie renners in de toptien was Slovenië voor aanvang van de WK wielrennen in België het grootste wielerland op aarde. Behalve Slovenië had geen enkel land meer dan een renner bij de beste tien. Sloveense renners wonnen dit jaar grote prijzen zoals de Ronde van Frankrijk, de olympische tijdrit, de Ronde van Spanje, Luik-Bastenaken-Luik, Tirreno-Adriatico, de Ronde van het Baskenland plus negen etappes in grote ronden en talloze podiumplaatsen.
Slovenië mag bij de wegwedstrijd acht renners in de landenwedstrijd opstellen, maar dat lukt niet. Er fietsen niet genoeg Slovenen op het hoogste niveau. Waar Italië, België en Frankrijk ruim zestig zogenoemde WorldTour-renners heeft en Nederland 43, komt Slovenië niet verder dan zeven. Zij starten allemaal zondag, inclusief Tadej Pogacar (23 jaar), Primoz Roglic (31) en Matej Mohoric (26).
David Per is de achtste Sloveen. Hij is van Adria Mobil de Sloveense profploeg die twee niveaus onder de WorldTour acteert. Volgens Adria Mobil-ploegbaas Bogdan Fink zet Slovenië zondag zijn kaarten op Mohoric. ‘Pogacar en Roglic gaan voor hem rijden. Het parcours ligt Matej en hij is goed in eendagskoersen.’
En dan hebben we er nog zo een, lacht Hocevar. “Een Pogacar komt misschien eens in de honderd jaar voorbij, maar dat geldt net zo goed voor een Roglic. Dat de ene Sloveen op de een na laatste dag van de Tour de France van 2020 op La Planche des Belles Filles de overwinning wegkaapt voor de andere Sloveen is een bizarre ervaring voor iemand die het Sloveense wielrennen al zo lang volgt, zoals ik.”
“Primoz belde me op deze telefoon”, zegt Miro Miskulin. De teammanager van wielervereniging Rog houdt een iPhone 5 omhoog. Het was 2012 en Roglic legde Miskulin uit dat hij schansspringer was en dat hij in 2007 op een van de hoogste skischansen ter wereld - ‘Planica?’ vroeg Miskulin, ‘ja, die’ antwoordde Roglic - zwaar ten val was gekomen. Bij een test tijdens zijn revalidatie bleek uit de cijfers een onwaarschijnlijk aanleg voor duursport.
Te oud voor opleidingsclub
In 2011 raakte Roglic aan de praat met een wielrenner van zijn lengte en vroeg of hij een dagje zijn racefiets mocht lenen. Zijn doel die dag: de Krvavec. Of hij bij zijn beklimming de 12-jarige Pogacar is tegenkomen, vertelt het verhaal niet, maar eenmaal beneden had Roglic zijn besluit genomen: ik word wielrenner. “En zo kwam hij bij ons, bij Rog”, zegt Miskulin. “Primoz verkocht zijn motor voor 3.000 euro en kocht van dat geld alles wat hij nodig had om renner te worden.”
Een jaar later moest Rog het talent alweer laten gaan, want Roglic was te oud voor de opleidingsclub. “We adviseerden hem naar Adria-Mobil te gaan’” herinnert Miskulin zich, “want in Slovenië is dat het allerhoogste niveau.” Oud-renner Bogdan Fink ontfermde zich over de laatbloeier en was al net zo perplex over de metertjes die Roglic in een test deed uitslaan. “Maar Primoz was ook een keiharde werker. En bescheiden. Geweldige jongen.”
Adria-Mobil heeft zijn kantoren en fietswerkplaats gevestigd onder de tribunes van de enige wielerbaan van Slovenië, het Velodrome in Novo Mesto, een uurtje rijden van Ljubljana. Adria, producent van caravans en campers, is vanaf het begin in 1972 de ploegsponsor. Tot de successen van Roglic vanaf 2019 het Sloveense wielrennen in een stroomversnelling bracht, was de betonnen openluchtbaan rijp voor de sloop. Nu ligt de nagelnieuwe houten wielerbaan in een naar dennenbomen ruikende permanente blaashal en leren kinderen uit heel Slovenië in de winter hoe ze met een racefiets en lastige verkeerssituaties moeten omgaan.
Net als bij Miha Koncilija van Rog is ook bij Fink, nu teambaas van Adria-Mobil, het aantal aanmeldingen van kinderen die willen fietsen geëxplodeerd de afgelopen twee jaar. Statistisch gezien is de toekomst van het Sloveense wielrennen daarmee verzekerd, zegt de argeloze waarnemer. Maar daar is Fink het totaal niet mee eens. “Die aanwas is geweldig, maar het wordt heel, heel moeilijk om die instroom om te zetten in wielersucces op hoger niveau.” Fink heeft een onverwachte reden voor zijn pessimisme: het succes van Pogacar, Roglic en Mohoric.
Zware sport
“Het niveau van het Sloveense wielrennen is nu eigenlijk té hoog”, legt Fink uit. Hij vraagt hoeveel inwoners Nederland heeft - 17 miljoen - en hoe vaak een Nederlander de Tour heeft gewonnen - twee keer. “Wij hebben twee overwinningen in de Tour en ook nog drie in de Vuelta en straks wordt Mohoric misschien wereldkampioen. En dat voor een land met twee miljoen inwoners. Dat houden we niet vol!” En wat zo vervelend is: Mohoric, Roglic en vooral Pogacar laten het er zo makkelijk uitzien, wielrennen. De kinderen die nu gaan fietsen, voorspelt Fink, zullen er echter snel achter komen dat het een zware sport is en dat ze nooit ook maar in de buurt zullen komen van het niveau van ‘Pogi’. “En dan stoppen ze.”
Knechten werden kopmannen
Slovenië maakte tot zijn onafhankelijkheid in 1991 altijd ergens deel van uit: de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie of de Joegoslavische federatie bijvoorbeeld. Eeuwenlange afhankelijkheid bepaalde volgens wielerjournalist Miha Hocevar dat Sloveense wielrenners standaard knechten waren van kopmannen van ploegen uit buurland Italië. Zelf een leidersrol opeisen was uitgesloten. Ook Andrej Hauptman deed dat niet, ondanks zijn bronzen medaille bij de WK op de weg van 2001.
Op 1 juni 2014 keerde het tij. Die laatste dag van de Ronde van Italië eindigde in Triest om te vieren dat de stad 60 jaar ervoor in plaats van Sloveens, Italiaans werd. Uitgerekend een Sloveen won: Luka Mezgez, tevens de eerste Sloveense etappewinst in een grote ronde. Het minderwaardigheidscomplex jegens Italië was volgens Hovecar prompt weg.
Vanaf dat jaar won een Sloveen elk jaar een rit in een grote ronde. En in 2019, toen Primoz Roglic tamelijk letterlijk uit de lucht kwam vallen, bleken Slovenen ook kopmannen te kunnen zijn. De ex-schansspringer werd dat jaar derde in de Giro en won de Vuelta. Sportminnend Slovenië sloot het wielrennen en zijn ongedachte leider in de armen.
Dat is niet alleen het probleem met wielrennen, legt Mariette Pogacar uit, het is een nationaal probleem. “De hele jonge generatie denkt dat alles makkelijk is”, zegt de lerares van een middelbare school, “ik kan het weten, want ik heb ze dagelijks in mijn klas.” Haar leerlingen hebben geen idee welke opofferingen haar zoon zich voor zijn succes heeft getroost, zegt ze. Wat ze volgens haar wel allemaal weten is dat de wielrenner bij UAE de komende zes jaar jaarlijks zes miljoen euro gaat verdienen. Haar man heeft daar ook last van. In dienst van Pogi-Team bedelt hij zich in het hele land een ongeluk om sponsorgeld voor de jeugdploeg. Zodat ze mee kunnen doen aan wedstrijden, bijvoorbeeld. Maar Mirko Pogacar krijgt steeds vaker van bedrijven te horen: “Die zoon van jou verdient miljoenen, vraag hem als sponsor.”
Gebrek aan geld is naast de twijfelachtige mentaliteit van de jonge generatie de tweede oorzaak van somberheid bij iedereen die bij het Sloveense wielrennen betrokken is. Een klein land als Slovenië is voor sponsors niet interessant. Door groeiend geldgebrek verdwijnen wielerclubs en kunnen alleen Rog en Adria-Mobil zich net staande houden. De jonge aanwas concentreert zich dan ook daar.
“En nu maar hopen dat er een tweede Tadej tussen zit”, zegt trainer Koncilija met niet al te veel overtuiging. Hij kijkt naar zijn pupillen van Pogi-Team. Ze proberen niet uit te glijden als ze met hun fiets aan de hand in de berm staan. Als de koeien hun grasveld hebben gevonden is de weg vrij naar de top van de Krvavec, richting antenne. Met enige moeite klikken de jonge renners in hun pedalen en vervolgen hun weg. Maar echt hard omhoog gaat Pogi-Team vandaag niet meer.