ColumnHans Vandeweghe
Er zijn drie besognes die de carrière van een atleet overhoop kunnen halen: alleen gaan wonen, samenwonen, kinderen krijgen
Hans Vandeweghe is sportjournalist bij De Morgen.
Rik Van Looy bezwoer mij ooit dat wielrennen geen ploegsport is. Dat was niet de schuld van de sport die zich daartoe niet zou laten lenen, wel van de sporters die het niet in zich hebben om in ploeg op te treden. Wielrenners waren volgens Van Looy spitsen in het voetbal: oog in oog met de doelman trappen ze altijd op doel.
Van Looy is al meer dan een halve eeuw gestopt en hij zal ook wel hebben gezien dat het ploegspel vooral in grote rondes tot in de perfectie is afgesproken. Hoewel – denk maar aan Sunweb in de Giro – het heel af en toe fout gaat of er nog wel eens een voor eigen rekening rijdt. Wees als kopman tevreden, aldus Van Looy, dat ze in je ploeg niet tegen jou rijden.
Daar moest ik aan denken toen ik in de eerste ronde van het Belgisch kampioenschap veldrijden na een bocht of drie Laurens Sweeck op kop zag rijden, met in zijn dankbaar spoor Wout van Aert en Toon Aerts. Sweeck viel op het eerste gezicht niets te verwijten. De ploegconsignes waren duidelijk: we hebben drie kopmannen en als die elk om beurten vooraan prikken, moeten Van Aert en Aerts – die niemand in steun hebben – telkens dat gat dichten.
Dus reed Sweeck als een gek op kop, heel goed wetende dat zijn ploegmaats Eli Iserbyt en Michael Vanthourenhout niet mee waren. Sweeck zei in de nababbel: “Ik had geen zicht op wat er gebeurde in het begin”. Daarmee komt hij in zijn ploeg niet weg, geloof mij vrij. Wielrenners weten dat wel. Die hebben voelsprieten. Die hebben ogen op hun gat. Die zien wie mee is en wie niet. Crossen is bochten draaien en bij elke bocht zie je een stuk van het veld. Eli en Michael waren niet mee en toch reed Sweeck vooraan de hele kopgroep aan flarden. Driekwart ronde verder werd hij het gedroomde lanceerplatform en weg was de raket Wout van Aert.
Ja, het was weer eens bingo bij de jongetjes van Pauwels Sauzen-Bingoal. De eerste ploegleider die werd geïnterviewd, vond nog wel dat Laurens Sweeck de ploegtactiek goed had begrepen. Ten minste, dát deel van het plan was goed gelukt, zei hij sarcastisch. Het tweede deel, dat de andere twee kopmannen op een halve minuut zouden moeten jagen, was een beetje anders uitgedraaid dan voorzien.
Later zouden ploegbaas Jurgen Mettepenningen en sportdirecteur Gianni Meersman zich al wat kritischer uitlaten. Toen in de laatste rondes bleek dat Van Aert helemaal niet meer uitliep, maar zelfs seconde per seconde prijs moest geven en Michael Vanthourenhout in normale omstandigheden en zonder pech zijn evenknie had kunnen zijn, kon Meersman zijn ergernis nog maar moeilijk verbergen.
En al die tijd bleef die Sweeck maar met opengesperde bek rondrijden. Hij bleef sleuren op kop, heel goed wetende dat iemand van zijn ploeg uit de achterste gelederen een halve minuut in zijn eentje had goedgemaakt. Iemand die niet zoals hij sinds 22 november het podium niet meer had gezien. Iemand die nota bene de laatste weken had bewezen dat hij van alle Sausjes de grote drie – van wie Van der Poel en Pidcock niet aanwezig waren om evidente redenen – kon benaderen. Wat men er achteraf ook van zegt, de ene Sauzen-man heeft de andere in de vernieling gereden en dat is niet voor het eerst in die ploeg.
Wout van Aert reed zowat een uur aan de leiding en won met geen twintig seconden voorsprong. Dat leverde een mooie driekleur op, maar erg comfortabel leek het allemaal niet. Van Aert heeft de rest alvast niet aan flarden gereden en je kreeg ook niet de indruk dat hij freewheelde. Een koploper in de cross heeft graag een minuutje of wat reserve, kwestie van een occasionele schuiver of een lekke band te kunnen opvangen. Waren Iserbyt-Vanthourenhout-Sweeck wel in trio bij hem gebleven samen met Toon Aerts, dan hadden ze hem het vuur aan de schenen kunnen leggen.
Van Aert zelf had een uitleg klaar. Hij had zes nachten amper geslapen. Bij zijn flashinterview kon hij zijn tranen nauwelijks bedwingen toen hij zijn vrouw Sarah bedankte omdat ze negen maanden voor het kind had gezorgd. Tja, zo gaat dat nu eenmaal in de natuur. Het is niet dat de vrouw er voor kiest dat die baarmoeder bij haar zit, maar bon, een bedanking is uiteraard op zijn plaats. De dracht tot daar aan toe, veel vrouwen vinden die leuk liet ik mij destijds wijsmaken. Ik heb die van mij eerder bedankt voor de bevalling.
De overwegingen van Van Aert bewijzen wel wat ik van in het begin heb gezegd. Er zijn drie privébesognes die de carrière van een atleet overhoop kunnen halen: alleen gaan wonen, samenwonen, kinderen krijgen. Nu zit hij nog op zijn wolk, maar hij zal snel weer op aarde staan.