AnalyseParijs-Roubaix
Eeuwige kemphanen Van Aert en Van der Poel zijn altijd favoriet, zelfs tegen wil en dank
Er wordt altijd iets van ze verwacht: Mathieu van der Poel en Wout van Aert. Ook zondag in Parijs-Roubaix. Terwijl Van Aert na een coronabesmetting maar net de start haalde. Toch werd onze landgenoot tweede, Van der Poel eindigde als negende.
Heel kort verkeren ze, eenmaal van de fiets, weer in elkaars nabijheid, zoals ze in de wedstrijd urenlang in elkaars ooghoeken koersten. Deze keer gaat het ongemerkt voorbij.
Op het middenterrein van wielerbaan André Pétrieux lurkt Mathieu van der Poel (27) zondagmiddag zittend op het gras gretig aan een blikje frisdrank, het tenue tot op de navel opengeritst. Achter hem passeert Wout van Aert (27), lopend op weg naar de tentjes waar de top drie van Parijs-Roubaix toonbaar wordt gemaakt voor de huldiging op het podium.
De Belg is in de kasseienklassieker tweede geworden, de Nederlander eindigt als negende. Vorig jaar oktober, in die historisch kletsnatte editie, waren de rollen min of meer omgekeerd: Van Aert zevende, Van der Poel derde. Ter aanvulling: in hun 46 gezamenlijke deelnames als prof op de weg finishte Van der Poel 29 keer voor Van Aert en was onze landgenoot 17 keer de betere.
Geregeld ligt bijna spiegelbeeldig vergelijkingsmateriaal in hun al jaren beklijvende rivaliteit voor het opscheppen. Dat linkt ze deze dag nog maar weer eens aan elkaar. Van der Poel keerde halverwege vorige maand terug in het peloton na een periode van gedwongen rust wegens een rugblessure. Er mocht in Milan-Sanremo niet te veel van hem worden verwacht. Hij zou wel zien hoe het ging. Hij sprintte naar een derde plek. Later volgden winst in Dwars door Vlaanderen en de Ronde van Vlaanderen.
Na corona
Van Aert maakte deze zondag in Compiègne zijn opwachting na een noodzakelijke pauze als gevolg van een coronabesmetting. Hij heeft geen idee hoe hij ervoor staat. Misschien, had zijn ploeg Jumbo-Visma verklaard, dat hij een ondersteunende rol zou kunnen spelen. Hij komt als eerste renner na winnaar Dylan van Baarle over de finish. Vergeet het temperen van verwachtingen. Van Aert en Van der Poel kennen elkaar lang genoeg om te weten hoe de ander in elkaar zit. Ze rijden niet om deel te nemen, ze rijden om te winnen.
Echt ontbranden doet de confrontatie in het stof van het Noord-Franse landschap niet. Als de een versnelt op een kasseienstrook, is de onmiddellijke vraag: waar zit de ander? Komt-ie nog? Telkens is de aansluiting een feit. Tot verschroeiende demarrages om elkaar te testen komt het niet. Parijs-Roubaix is geen koers waar explosiviteit een doorslaggevende factor is.
Van Aert kampt met de meeste tegenslag. In het beruchte Bos van Wallers zoekt hij te veel de randen van kaarsrechte Drève des Boules d’Hérin op, waar de kasseien er nog een graadje ongenadiger bij liggen. Hij rijdt een wiel aan gort en moet verder op de fiets van ploeggenoot Timo Roosen. Het verklaart de moeizaam ogende passage.
Op 39 kilometer van de velodroom slaat een lekke band hem terug, geheel op eigen kracht knokt hij zich weer in de wedstrijd. Geen twijfel: hij heeft de vorm te pakken. Van der Poel toont af en toe glimpen van daadkracht, met de overtuigende snelheid waarmee hij op kasseienstroken gaatjes op aanvallers dicht.
Met nog 22 kilometer te gaan, wordt duidelijk hoe de kaarten liggen. Van Aert stuift achter de Zwitserse hardrijder Stefan Küng aan, Van der Poel moet passen en bevindt zich ineens in het gezelschap van de uitgepierde vroege vluchter Laurent Pichon en de renners Ben Turner en Adrien Petit, die teamgenoten voorin hebben: Van Baarle en Tom Devriendt. Hij maakt er nog het beste van, maar de kop van de wedstrijd blijft uit zicht.
Tevredenheid overheerst
Achteraf overheerst bij allebei tevredenheid. Van Aert: “Ik was verrast dat ik me zo goed voelde. Hier ben ik trots op. Al snel voelde het weer vertrouwd. Ik kon nadenken: hoe kan ik winnen? Hoe blijf ik uit de problemen? Welke tactiek past hier het best? Het was een goed besluit hier toch te rijden.”
Van der Poel, weer opgekrabbeld: “Het was heel zwaar. Ik had geen overschot meer, ik kon niet mee. Maar ik rij toch in de top tien. Slecht was het ook weer niet. Het is mooi dat ik hier sta. Ik heb een mooi voorjaar gereden. Daar moet ik blij mee zijn.”
Zoals zo vaak bij duels valt er toch iets van wrevel op te tekenen. Manager Christoph Roodhooft van Alpecin-Fenix, de ploeg van Van der Poel, verklaart na de wedstrijd dat hij zich heeft geërgerd aan de voorspelling van Jumbo-Visma dat Van Aert vooral in dienst van de ploeg zou gaan rijden. “Dat is uitkramen van onzin. Ik snap zoiets niet. Die komt naar hier om een resultaat te rijden. Dat is toch doodnormaal? Waarom zou je verstoppertje spelen?”
Van Aert reageert kort en bondig. “Dat kan me niets schelen.” Er is geen ontkomen aan: hij en Van der Poel zijn in dit soort klassiekers nu eenmaal altijd favoriet, zelfs tegen wil en dank.