ReportageWielrennen
Eerste Parijs-Roubaix voor vrouwen: ook zij mogen nu kapotgaan op de kasseien van de Hel
125 jaar geleden, in 1896, reden de mannen voor het eerst Parijs-Roubaix. Vandaag zijn de vrouwen eindelijk aan de beurt. Op kasseienverkenning met de rensters van SD Worx. ‘We kunnen nu bewijzen wat we waard zijn.’
Een kille bries uit de richting van Frans-Vlaanderen verjaagt de laatste stuiptrekkingen van de nazomer. Plassen aan de rand van de parkeerplaats bij het Novotel in Rouvignies, een dorpje in het Département du Nord, getuigen van regenbuien in de nacht.
Het zijn deze weersomstandigheden die volgens manager Danny Stam de vrouwen in zijn team van SD Worx een tikje nerveus maken. Straks beginnen ze aan een verkenning van het parcours van Parijs-Roubaix. De mannen rijden de koers al sinds 1896, zaterdag wacht de allereerste editie voor vrouwen. Dan zullen ze met hun collega’s van 21 andere ploegen 116 kilometer moeten afleggen, met daarin 17 kasseienstroken. Mons-en-Pévèle en Carrefour de l’Arbre zitten erbij, secteurs pavé die wielergoden baren en onttronen. Het roemruchte Bos van Wallers wordt overgeslagen.
Vering
Zo meteen rijden ze alvast het hele traject. Enige spanning na de kletsnatte nacht is verklaarbaar. Hoe glibberig zullen de keien zijn? Zal er duimendik modder liggen? Welk onheil schuilt er op de bodem van drabbige poeltjes regenwater? Chantal van den Broek-Blaak trekt haar fiets onder de luifel van de teambus vandaan. De techniek helpt. Op het balhoofd is vering gemonteerd. Een lichtjes buigende zadelpen dempt de grootste klappen. Banden zijn extra breed, 30 millimeter.
Blaak is de wereldkampioen van 2017, ze was dit jaar de beste in de Strade Bianche. Amy Pieters meldt zich, regerend Nederlands kampioen op de weg, maar ook specialist op het rimpelloze hout van de wielerbaan. Jolien D’Hoore is de sterke sprinter uit België – het wordt vandaag haar laatste wedstrijd. Nee, ze zien er niet tegenop. Het is alleen anders, na de buien. Ze reden hier al eerder, afgelopen zomer, en vorig jaar, toen de wedstrijd tot twee keer toe wegens corona werd geannuleerd. Tijdens die tochten was het vooral stof happen.
De rijzige gestalte van Lars Boom verschijnt. Hij treedt binnenkort officieel aan als ploegleider, maar rijdt deze ochtend alvast mee. Niet in de volgauto, hij stapt zelf op de fiets. De oud-renner is ervaringsdeskundige bij uitstek: in de Tour de France van 2014 won hij in het shirt van Astana de doorweekte vijfde etappe van Ieper naar Arenberg, geplaveid met veel van dezelfde kasseien. De laatste natte editie van Parijs-Roubaix dateert van 2002.
Boom wil finetunen. De meiden de lijnen laten zien die ze het best in bochten kunnen nemen; als het naar links buigt, niet rechts zitten, daar loopt het knobbelige wegdek af. Overtuiging bijbrengen waarmee ze vanuit de goten langs de keien weer naar de gebolde rug van de strook kunnen terugkeren, volgens hem de veiligste en beste lopende plek. “Het zijn kleine dingen. Dit zijn bepaald geen amateurs.” Hij krijgt een cameraatje op de rug om gesjord. Niet voor de doorwrochte analyse achteraf, maar op verzoek van de NOS.
Nog een opvallende aanwezige: Anna van der Breggen, tweevoudig wereldkampioen, olympisch kampioen en nu ploegleider in opleiding. Ze neemt als assistent plaats in de auto. Kriebelt het misschien, nu ze de anderen ziet opstappen? Kort en bondig: “Absoluut niet.” De kleine karavaan – zes renners met Boom, gevolgd door twee motoren, twee auto’s en een busje – zet zich in beweging.
Lang gekoesterde wens
Een eigen versie van de Hel van het Noorden is een lang gekoesterde wens in het vrouwenpeloton. Daar domineert de opvatting dat elke klassieker een vrouwelijke tegenhanger verdient. Er zijn er steeds meer: de Ronde van Vlaanderen, de Amstel Gold Race, de Waalse Pijl, Luik-Bastenaken-Luik, Strade Bianche.
In Parijs-Roubaix willen de rensters graag laten zien dat ook zij de ontberingen op de onbarmhartige stuiterstroken kunnen doorstaan. Dit is misschien wel de belangrijkste klassieker in het wielrennen, hier haal je de voorpagina’s en de tv mee. Koersorganisator ASO (Amaury Sport Organisation) zwichtte pas na lang aandringen van de sporters en de internationale wielerfederatie UCI. Dat de koers live zal worden uitgezonden, was een belangrijke factor in de ommezwaai.
Van den Broek-Blaak: “Dit is een van de monumenten in het wielrennen, zo’n bijzondere wedstrijd hoort er gewoon bij. We gaan dan misschien niet zo hard als de mannen over de kasseien, maar het idee is toch hetzelfde: wij gaan ook kapot.”
D’Hoore: “Het is een koers met zoveel prestige, zoveel historie. We kunnen nu bewijzen dat wij het waard zijn.” Pieters juicht de editie toe, maar plaatst een kanttekening. “Het zou jammer zijn als deze ontwikkeling ten koste gaat van speciale vrouwenkoersen, zoals de Ronde van Drenthe en de Trofeo Alfredo Binda. Dat zijn ook mooie wedstrijden. De agenda kan ook te vol raken, zo groot zijn de teams niet. Het liefst willen we alles rijden, maar het moet wel haalbaar blijven.”
Hornaing, Warlaing, Brillon, Orchies – de renners doorkruisen in een strak tempo de sleetse en vermoeide dorpen op het Noord-Franse platteland. Telkens dirigeren zwarte pijlen op felgele bordjes het groepje de doorgaande wegen af, woonwijkjes in, bedrijfspercelen op, boerenerven langs, en dan naar open veld. Tussen braakliggende akkers en percelen met maïs is het dokkeren geblazen op de verzakte brokken porfier en petit-granit. Onder de handen kaatst het stuur omhoog en opzij. De ketting klappert. Druk houden, weten ze. Een eerste plas aan het begin van Mons-en-Pévèle, even buiten Bersée, ontlokt een juichkreet in het pelotonnetje. ‘Joehoe!’
Met brommers op pad
Tijdens een korte stop na Wannehain, als 12 van de 17 secteurs zijn gepasseerd, grapt de Italiaanse Elena Cecchini dat ze beter zonder zadel verder kan fietsen. “Ik kan toch niet meer zitten.” De snelheid is het 21-jarige talent Lonneke Uneken net iets te hoog. Ze meldt zich niet meer topfit te voelen. Na Carrefour de l’Arbre neemt ze plaats in de auto. “Ik moet met het oog op zaterdag niet te gek gaan doen. Ik ben hier wel met een paar brommers op pad.”
Lars Boom wisselt voortdurend van plek. Hij rijdt aan kop. Hij fietst naast een renner, op haar inpratend, gebarend. Hij zit achter de groep. Hij hangt aan de volgauto voor overleg met Stam. Even laat hij de groep begaan en kiest voor een grindstrook, terwijl de vrouwen op de keien blijven. Later zou hij bekennen dat hij even op adem moest komen. “Vorige week ben ik ziek geweest. Ik had het effe zwaar.”
In koor is het team blij met zijn aanwezigheid. D’Hoore: “Het was alleen al mooi om erachter te hangen. Hoe snel hij rijdt, met die fraaie techniek. Hij gaf ons allerlei tips. Je moet je benen niet stilhouden in een bocht, anders kan je ketting eraf vallen. Ons is altijd geleerd dat je handen wat losjes op het stuur moet houden. Volgens Lars kun je ze ook best bij de remmen en de shifters plaatsen. Dat is veiliger.”
Van den Broek-Blaak: “Hij wees me erop dat ik soms te zwaar reed. Het is lastig reageren als je drie tanden te veel op hebt staan.” Een verkenning is nog geen wedstrijd, beseft ze. Ze weet dat ze niet krampachtig haar stuur moet vasthouden, maar als er een gevecht ontstaat om als eerste bij de stroken te komen, sluit ze niet uit dat het toch knijpen wordt. “Je wil niet van achteren komen te zitten.”
Pieters: “Lars heeft zoveel ervaring. Voor ons is het allemaal nieuw. Dan is het gewoon luxe als iemand meerijdt die je direct aanspreekt als het ergens beter had gekund.”
Op het beton van velodroom André Petrieux in Roubaix persen ze er nog een sprintje uit. Na een opfrisbeurt in de bus volgt de nabeschouwing. Allereerst: geen valpartijen, niet eens een lekke band. Leermeester Boom: “Het zag er goed uit. Het tempo bleef stevig, hoewel we veel wind tegen hadden. Het was mooi om te zien dat ze aanwijzingen snel oppikten.”
Eerste keer een shock
Pieters: “Het went, maar ook weer niet. De eerste keer hier was echt een shock. Het is zo anders dan op de kasseien in Vlaanderen. Je stuitert hier echt alle kanten op, behalve de goeie. Angst vergeet je snel zodra je zo hard mogelijk aan het rijden bent. Vandaag ging het goed. Ik heb er zin in.”
D’Hoore: “Het lag er vuil bij, vond ik, na al die regen. Maar ik geniet ervan, ik vind dit een nog mooiere koers dan de Ronde van Vlaanderen. Nee, dat zal niemand me kwalijk nemen, dat vinden veel Vlamingen ook. Het ligt hier vlakbij, hè. Dit is 70 kilometer van mijn huis.”
Van den Broek-Blaak: “Het was lastig, er lag veel blubber. Je kon niet zomaar in de kanten rijden. Het gaat me wel steeds beter af. Het is een wedstrijd die me zou moeten liggen. Tegelijkertijd zie ik er wat tegenop. Soms denk ik: ho ho, gaat dit wel goed? Je moet vertrouwen hebben, het is gewoon doen. Dat is het hele punt. Ik zal blij zijn als het zaterdag is. Rijden en gaan.”
Teammanager Danny Stam: “Ik denk dat ze er nu wel klaar voor moeten zijn.”