AnalyseHans Vandeweghe
De Super League was Europese voetbalbusiness as usual
De Super League is niet begraven, maar staat gewoon on hold en gaat nooit meer weg. De UEFA heeft dit ‘monster’ zelf gecreëerd en bovendien is het de economische logica voor de entertainmentindustrie voetbal.
‘I come from a small village’…. Zo stond het te lezen in een post van Kevin De Bruyne. Wat denkt de wereld nu? Dat Kevin De Bruyne ergens is geboren tussen de maïsvelden op een heuvel met enkele hutten en huizen en een kerk, waar de wegen alleen in het droog seizoen berijdbaar zijn? Dat Kevin De Bruyne met dank aan de UEFA en die mooie romantische voetbalwereld schoenen aan zijn blote voeten kreeg en zo dat kleine dorp is kunnen ontgroeien, omdat hij excelleerde in competing? En dat nieuwe kleine Kevins voortaan de kans om aan competitievoetbal te doen en zo op te stijgen in de vaart der voetbalvolkeren zou worden ontnomen door die inhalige verraders en smeerlappen van de Super League?
Kevin De Bruyne is van Baarle-Drongen, tot zijn heiligverklaring bekend van een andere voetballer, Wim De Coninck. Baarle-Drongen is een deelgemeente van Gent, de op twee na grootste stad van België. Ja, er staat te veel maïs, maar de wegen zijn er oké en Baarle is een van de rijkste randgemeentes.
Deze week is veel onzin verteld rond de zondagavond opgerichte en woensdag alweer afgeserveerde Super League. Het meest aberrante aan de hele heisa is nog dat de UEFA nu ineens als een democratische, ethische, herverdelende en menslievende instelling wordt gepercipieerd.
Neem de term ‘amerikanisering’. De Super League was in niks Amerikaans. Het was ten eerste geen gesloten competitie, iets wat op termijn onafwendbaar is om in een sportindustrie tot een gezonde bedrijfsvoering te komen, maar dat is een andere column waard.
De Super League deed ook niet aan herverdeling van talent of inkomsten. Er was geen sprake van een salarisplafond, zelfs niet van een luxetaks op te hoge payrolls, of van beperkte spelerskernen. Wel integendeel, er kon nog steeds worden gepromoveerd en gedaald. Zelfs de betaalde transfer bleef gewoon bestaan.
Kortom, de Super League was Europese voetbalbusiness as usual. Het enige Amerikaanse aan de Super League waren de Amerikaanse eigenaars bij de helft van de afvallige ploegen, maar die Amerikanen zitten juist in Europa omdat die Amerikaanse dirigistische regels, zoals kleinere teams met minder inkomsten die geld krijgen uit de centrale pot, hier niet gelden. De Super League leek heel erg op het nieuwe concept van de Champions League en op alles wat de UEFA de laatste dertig jaar, sinds de transformatie van Europabeker I, heeft bekokstoofd.
Naïeve onzin
Van het romantische, randje naïeve soort onzin was dat voetballertjes van overal te lande door de Super League hun droom afgenomen zagen worden. Dat het Europees voetbalconcept van stijgen en dalen – het stond er echt – de kleinste clubs in de kleinste dorpen verbond met Real Madrid. Een andere krankzinnige verwijzing was die naar de roots van het Engels voetbal, ook al zo’n geromantiseerd beeld dat niet op de realiteit berust. Wie de waarheidsgetrouwe serie The English Game op Netflix heeft gezien, weet inmiddels dat de industrialisering van het voetbal eigenlijk een democratisering is die met een prijs kwam. De doos van Pandora ging open toen werd toegestaan dat fabrieken arbeiders ronselden om te voetballen en niet om te werken.
De Super League komt er voorlopig niet, maar het idee gaat nooit meer weg. Meer zelfs, het is een oud idee dat exact 23 jaar geleden voor het eerst op tafel werd gegooid door Media Partners, een consortium van mediamagnaten als Berlusconi en Kirch, met geld uit het Midden-Oosten. Toen bestond de Super League – zelfde naam – uit drie groepen van twaalf teams. De UEFA schoot in een kramp en verdrievoudigde ineens het prijzengeld voor de Champions League. Dat was meteen hét bewijs voor die teams dat ze tot dan met een kluitje in het riet waren gestuurd. Als pasmunt voor de grote teams werd vanaf 1999 de market pool ingevoerd. De helft van het CL-geld, dat tot 1998 volledig werd verdeeld op basis van resultaten, zou voortaan vooraf worden gereserveerd – winnen of verliezen, dat maakte geen verschil – op basis van de waarde van het Champions League tv-contract in het land van de deelnemende club. Met andere woorden: groot werd groter en rijk werd rijker. Vanaf 2018 zijn deelnemers aan de Champions League op voorhand verzekerd van 70 procent van het Champions League-geld, de helft daarvan bepaald door een ranking op basis van de resultaten van de laatste tien jaar.
De UEFA dacht de clubs aan zich te hebben gebonden met het nieuwe concept van de Europese competities die het moeilijker maakte voor teams uit kleine landen om Champions League te spelen. Toch bleef het idee sudderen dat de UEFA te veel inkomsten voor zichzelf hield en te weinig aan de clubs uitkeerde, én bovendien de Champions League te goedkoop verkocht.
Dat laatste kan kloppen. Het American football van de NFL haalde in 2019 13,3 miljard euro omzet voor 32 teams maar in een markt van hooguit 400 miljoen Amerikanen en andere wereldburgers. De omzetten van de Champions League en Europa League zijn een goed bewaard geheim, maar die competities keerden in 2018-19 in totaal 2,5 miljard euro uit aan de clubs. Dat kan beter en dat is waar de Super League met de inbreng van de investeringsbank JP Morgan naartoe wilde.