AchtergrondIran
De sportwereld zwijgt lafhartig over het leed van de Iraniërs
In Iran zijn vanwege de protesten tegen het regime sporters ter dood veroordeeld, gevangengenomen of zomaar verdwenen. De internationale sportgemeenschap blijft stil.
In de vroege ochtend van 7 januari werd Mohammad Mehdi Karami opgehangen. Hij werd verantwoordelijk gehouden voor de dood van een lid van de Basij, de paramilitaire jongereneenheid die loyaal is aan het schrikbewind van de hoogste islamitische leider van Iran, ayatollah Ali Khamenei. Een schijnproces was aan zijn vonnis voorafgegaan.
Karami was een getalenteerd karateka. Hij behoorde tot de nationale selectie. Maar zelfs die status maakte geen verschil. Na zijn arrestatie mocht hij niet een eigen advocaat uitzoeken. Hij kreeg iemand toegewezen, blijkt uit een reconstructie van de BBC. Zijn familie benaderde nog een van de bekendste mensenrechtenadvocaten van het land, maar diens bemoeienis leidde tot niets. Brieven werden genegeerd, net als een oproep tot hoger beroep. Drie dagen voordat hij van het leven werd beroofd, ging Karami nog in hongerstaking om met zijn raadslieden in contact te komen. Vergeefs.
Na zijn veroordeling had hij zijn vader opgebeld, vertelde die de onafhankelijke krant Etemad, en huilend gezegd: “Vertel het niet aan mama.” Volgens de Iraanse oppositiegroep 1500 Tasvir werd de karateka in de gevangenis mishandeld. Ter nagedachtenis zijn bewegende beelden van hem en een foto van de door hem veroverde medailles en getuigschriften door 1500 Tasvir via Twitter verspreid. Die gelden nu als postuum eerbetoon.
Nog veel namen
Karami is niet de eerste en vermoedelijk niet de laatste sporter die als martelaar kan worden gezien. Op de website van het Centrum voor Mensenrechten in Iran, een in New York gevestigd collectief dat bestaat uit journalisten, onderzoekers en mensenrechtenadvocaten, zijn de foto’s van dertien Iraanse sporters te zien die allen in handen van het regime zijn gevallen, net als dat er nog legio andere namen worden genoemd. Naast Karami betreft het voetballers, bodybuilders, sportklimmers, een zwemmer, een volleyballer en een karateka. Vier van hen leven niet meer, drie zijn ter dood veroordeeld, eentje wordt vermist, de rest zit vast of is disciplinair gestraft, zo valt in de opsomming te lezen.
Dat de Iraanse autoriteiten alles aangrijpen, blijkt uit het relaas van Ali Daei, de voormalige voetbalprof en aanvoerder van het nationale team. Niet alleen werden zijn restaurant en juwelierszaak van overheidswege gesloten, ook werd het vliegtuig waarin zijn vrouw en dochter van Teheran naar Dubai zaten gesommeerd rechtsomkeer te maken om te voorkomen dat zij zouden ontvluchten. Daei had slechts geweigerd het WK te bezoeken, uit solidariteit met de demonstranten.
Voor voetballer Amir Nasr-Azadani dreigde hetzelfde lot als Karami, maar twee weken geleden werd zijn doodstraf omgezet naar 26 jaar gevangenis. De herziening leek het gevolg van de storm van kritiek van huidige en voormalige Iraanse voetbalsterren, die aanwakkerde nadat de 26-jarige middenvelder in eerste aanleg was veroordeeld. Ook Feyenoord-speler Alireza Jahanbakhsh deelde een foto van Nasr-Azadani op Instagram met de bijgevoegde hashtag #StopExecutionsInIran.
Tegen olympische spirit
Het repressieve optreden is niet alleen een schending van fundamentele mensenrechten. Ook is het in strijd met het olympische handvest, de vastgestelde regels en fundamentele principes waaraan landen zich moeten houden om aan de Spelen deel te kunnen nemen. Sterker, het druist in tegen zowel de letter als de geest van het handvest, waarin onder meer wordt gesproken over “het beginsel van gelijkheid van mannen en vrouwen” en waarin de verplichting is opgenomen “veilige sport te bevorderen en atleten te beschermen tegen alle vormen van intimidatie en misbruik”.
Sancties van het International Olympisch Comité (IOC) bleven tot nu uit. De olympische beweging weigert zich krachtig uit te spreken. Op vragen van de Frankfurter Allgemeine Zeitung antwoordde het IOC slechts dat het “uiterst bezorgd” is en dat “de situatie nauwlettend wordt gevolgd”. De wereldvoetbalbond FIFA reageerde niet eens op vragen over de arrestatie van Iraanse voetballers en de veroordeling van ex-jeugdinternational Nasr-Azadani. Ook de internationale karatebond hulde zich in stilzwijgen.
Al langer roepen mensenrechtenorganisaties en sommige (inter)nationale atletencommissies op tot olympische uitsluiting van Iran. Zonder succes, terwijl dit eerder wel gebeurde: Zuid-Afrika werd vanwege het apartheidsregime lang van de Spelen verbannen en Afghanistan was er in 2000 in Sydney niet bij vanwege de discriminatie van vrouwen.
Dat het IOC niet thuis geeft, verbaast voorzitter Inge Janssen van de Nederlandse atletencommissie niet. Al bekritiseert ze die houding wel. “Er wordt altijd door IOC-bestuurders gezegd dat sport en politiek strikt gescheiden moeten blijven, maar op hun speelveld gaat het juist om politiek. Bescherming van sporters zou dan prioriteit moeten hebben. Invloed uitoefenen door atletenvertegenwoordigingen is lastiger, omdat wij onder aan de ladder staan.”
Sandra Meeuwsen, sportfilosoof en directeur van het Erasmus Center Sport Integrity & Transition, valt Janssen bij. “Het IOC-adagium om sport en politiek te scheiden wordt van stal gehaald als iets moed vergt. Je ziet de bestuurders dan stuntelen, de houding is reactief en niet proactief. Maar we leven in een andere realiteit, geveinsde neutraliteit is niet langer wenselijk of verdedigbaar. Helaas is het leervermogen van het IOC traag.”