NieuwsTennis
De opslag wordt niet zo heet geretourneerd als hij wordt opgediend
Het gebruik van data heeft in sport een hoge vlucht genomen. Niet altijd vertelt een belangrijk cijfer de hele waarheid. Neem de snelheidsmeter in tennis.
De toeschouwers bij de US Open reageerden steevast opgewonden na een knalharde service, vooral als de cijfers op de snelheidsmeter aan de rand van de baan groot in beeld werden gebracht. Opslagen van 130 à 140 mijl per uur waren de afgelopen twee weken in New York geen uitzondering. Ook de negentienjarige kampioen Carlos Alcaraz, die niet te boek staat als een servicewonder, sloeg de bal geregeld met meer dan 200 kilometer per uur in de richting van zijn tegenstander Casper Ruud.
De snelheid van de opslag is een van de meest opwindende getallen in tennis. Maar de cijfers zijn, hoe accuraat ze ook lijken, ook misleidend. De getallen suggereren dat de ontvangende speler een kogel op zich afgevuurd krijgt door de serveerder. In werkelijkheid verliest de bal in de korte tijd die hij onderweg is circa de helft van zijn snelheid. Van de 200 kilometer op de snelheidsmeter is op het moment van terugslaan naar schatting 100 kilometer over.
Dat heeft te maken met het punt waarop de snelheid van de bal wordt gemeten door de zogeheten speed gun van computerfabrikant IBM. Dat gebeurt niet halverwege als de bal het net passeert, of in de buurt van de achterlijn waar de retourneerder klaarstaat. De meting is helemaal aan het begin, als de bal net het racketblad verlaat en de snelheid het hoogst is. Onderweg naar de overkant wordt de bal afgeremd door de luchtweerstand. Vervolgens verliest hij snelheid bij de stuit tegen de grond. Daarna remt de lucht de bal nog meer af.
Een filmpje van The New York Times uit 2015 toont wat er overblijft van een opslag van 241 kilometer per uur (150 mijl). Bij het net gaat de bal 165, bij de stuit 136 en bij de achterlijn nog slechts 117.
Ver achter de baseline
In de praktijk staan spelers vaak meters achter de achterlijn als ze retourneren, waardoor de snelheid op het moment van terugslaan nog lager is. Dat gold zeker voor Alcaraz en Ruud in de finale van de US Open. Dat betekent logischerwijs dat de bal vaak langzamer dan 100 kilometer per uur ging.
De speedguns van IBM zouden ongetwijfeld ook die laatste snelheid kunnen laten zien. Maar die keuze wordt niet gemaakt. De reden laat zich raden: hoe hoger de snelheid van de opslag, hoe indrukwekkender de prestatie. De serveerder oogst lof vanwege zijn vuurkracht. De retourneerder kan rekenen op bewondering als hij zo’n kogel terugslaat, en op begrip als hij de bal langs ziet zoeven.
Een beetje misleiding ter verhoging van het spektakel: een kniesoor die daar schande van spreekt. Bovendien, zelfs de beste retourneerders ter wereld hebben moeite met een balletje van 100 kilometer per uur, mits dat goed is geplaatst. Tijd om te reageren is er nauwelijks: minder dan een seconde.