AchtergrondVoetbal
Chinese Super League staat op instorten, topspelers vluchten weg
De Chinese Super League (CSL) gold tot vorig jaar als een van de lucratiefste voetbalcompetities ter wereld, maar verkeert inmiddels in een grote crisis. Regerend landskampioen Jiangsu FC verloor dit weekend de grote geldschieter. Ook andere grote clubs staan op omvallen.
Jiangsu FC veroverde nog geen vier maanden geleden de eerste landstitel in de clubgeschiedenis, maar toch vertrekken de investeerders van de Suning Group (tevens grootaandeelhouder bij de Italiaanse koploper Inter, waar Romelu Lukaku de goals scoort). Eerder werd bekend dat Tianjin Tigers bijna een jaar achterloopt met het uitbetalen van salarissen. Hebei FC is op zoek is naar nieuwe eigenaren en bekerhouder Shandong Luneng, dat ex-Rode Duivel Marouane Fellaini als een van de grote sterren heeft, werd uit de Aziatische Champions League gezet vanwege aanhoudende wanbetalingen.
De economische gevolgen van de coronapandemie treffen het Chinese voetbal hard. De voetbalbubbel lijkt geknapt. Opmerkelijk, want de revolutie van het Chinese geld in het topvoetbal leek tot vorig jaar niet te stuiten. Leider Xi Jinping wilde van China een wereldmacht in het voetbal maken en voor 2050 een eerste WK-titel gewonnen hebben. Zowel in als rond de sport moest China een hoofdrolspeler worden.
Xi gaf zelf het startschot: in 2015 kocht een Chinees consortium, waaronder een investeringsmaatschappij van de staat, een aandeel van 13 procent in de Engelse topclub Manchester City. Met grote investeringen in de sport konden puissant rijke landgenoten voortaan een wit voetje halen bij voetballiefhebber Xi.
Gouden bergen
In de eigen Chinese Super League volgde een run op buitenlands voetbaltalent. De clubs mochten vier buitenlandse spelers op het veld hebben, van wie één afkomstig uit een andere Aziatische competitie. Vanaf 2015 werd er liefst 24 keer minstens 15 miljoen euro betaald voor de komst van een buitenlandse speler. Voor Braziliaanse vedettes als Oscar (60 miljoen euro), Hulk (56 miljoen), Alex Teixeira (50 miljoen) en Paulinho (42 miljoen) hadden de grotere clubs fortuinen over.
De CSL werd een toevluchtsoord voor (gevallen) topvoetballers die nog één keer wilden cashen. De salarissen waren astronomisch. Spelmaker Oscar was vorig jaar met een jaarinkomen van ruim 23 miljoen euro grootverdiener. Maar ook oud-spelers uit de Belgische en Nederlandse competitie als Graziano Pellè (15 miljoen per seizoen), Marko Arnautovic (12 miljoen) en Moussa Dembélé (8 miljoen) behoorden tot de meest verdienende clubspelers ter wereld door de torenhoge lonen in China.
Krap vijf jaar na deze explosie van de voetbalsalarissen in China krabbelt de CSL nu flink terug. Om een ‘duurzamere’ competitie te creëren – en na het uitblijven van succes van het Chinese landenteam – kondigde de CSL in december een salarisplafond aan. Voortaan mogen buitenlandse spelers niet meer dan 3 miljoen euro verdienen in China. Als clubs deze salarisregels omzeilen, wat in het verleden nogal eens gebeurde, worden liefst 24 punten in mindering genomen.
De maatregel leidt tot een exodus van talent. De Braziliaan Alex Teixeira, sterspeler van kampioen Jiangsu, weigerde zijn contract te verlengen en is sinds 1 januari transfervrij. Ook aanvaller Ivan Santini (ex-Anderlecht) verliet Jiangsu en keerde terug naar zijn geboorteland Kroatië, waar hij een contract tekende bij eersteklasser NK Osijek. Hulk van Shanghai SIPG keerde terug naar Brazilië, bij Atlético Mineiro. Andere grootverdieners, zoals de Italiaan Pellè (Parma), zochten tijdens de januari-transferperiode hun heil weer in Europa.
Ook funest voor Engeland
Nu geldstromen verdampen door de coronapandemie zijn de voetbalclubs minder interessant als prestigieuze luxespeeltjes. Een maatregel uit december lijkt hierop voor te sorteren. De namen van bedrijven mogen namelijk niet meer verwerkt zijn in de clubnamen. Een ingrijpende regel, aangezien de drie grootste clubs tot voor kort vernoemd waren naar giganten in de elektronica (Jiangsu Suning), bouw (Guangzhou Evergrande) en havensector (Shanghai SIPG).
Ook het Europese topvoetbal zal het terugtrekken van het Chinese geld merken. De Engelse Premier League, ’s werelds rijkste en populairste clubcompetitie, zag zich in september 2020 genoodzaakt om een Chinese tv-deal ter waarde van 609 miljoen euro op te zeggen. Dit nadat streamingsdienst PPTV, eveneens onderdeel van kleinhandelgigant Suning, had nagelaten aan een betaling van 185 miljoen euro te voldoen.
PPTV vond de grote deal het niet meer waard, nu de Engelse stadions door de coronamaatregelen leeg waren en het speelschema in de war was. Of Wolverhampton Wanderers, Southampton en West Bromwich Albion, de drie Premier League-clubs die voor het merendeel in handen zijn van Chinese investeerders, nu ook op zoek moeten naar nieuwe eigenaren is nog onduidelijk.