AchtergrondWielrennen
Cavendish en co. over de Belgische sprintweelde: ‘Philipsen maakt in de laatste vijftig meter het verschil’
De Classic Brugge-De Panne geldt officieus als een WK voor sprinters. In die discipline excelleert ons land momenteel. Enkele buitenlandse topsprinters, samen goed voor 740 overwinningen, lichten hun Belgische collega’s door.
Mark Cavendish (Brit, 161 zeges)
“Het is moeilijk kiezen tussen Tim Merlier en Jasper Philipsen. Het zijn twee verschillende types. Het is goed dat ze nu in verschillende ploegen zitten. Puur op snelheid zeg ik Philipsen, maar dat is een fotofinish met Merlier. Wout van Aert hoort er ook bij, maar hem beschouw ik als een ander wezen. Hij is geen sprinter, maar wint toch massasprints. Het grootste talent van jullie sprinters is echter Arnaud De Lie. Al vorig jaar zei ik: ‘Was ik manager van een wielerploeg, dan bood ik hem een contract aan van 5 miljoen euro per jaar.’”
Peter Sagan (Slovaak, 121 zeges)
“Philipsen is de snelste. Merlier is ook rap en kiest vaak goed positie in de slotkilometer. Ik ben benieuwd hoe De Lie zal evolueren. Ik zet hem nog niet in het rijtje van beste Belgische sprinters, hij moet eerst meer sprints rijden vooraleer je hem kunt vergelijken met Merlier en Philipsen. Maar, sorry voor de Belgen, voor mij is Fabio Jakobsen op dit moment de rapste van allemaal.”
Arnaud Démare (Fransman, 91 zeges)
“Op dit moment steken Merlier en Philipsen erbovenuit. Qua pure snelheid is Merlier de snelste, Philipsen kan zich beter positioneren in de laatste rechte lijn. In een oplopende spurt van één kilometer aan 4 à 5 procent is Van Aert zonder twijfel de man met de meeste kracht. De kans is groot dat de volgorde binnenkort aangepast moet worden, want wat De Lie liet zien in de Omloop was extraordinaire. Hij is zeer compleet en kan klassiekers winnen. Als er in een lastige koers nog dertig renners overblijven, zal hij erbij zijn, in tegenstelling tot de pure sprinters.”
Alexander Kristoff (Noor, 87 zeges)
“Ik heb een boontje voor Philipsen, dus zet ik hem met stip. Ik ken hem redelijk goed, in 2019 en 2020 waren we ploegmaats bij UAE. Ik vind dat hij enorme stappen vooruit heeft gezet. Hij klimt meer dan behoorlijk, is een kei in positioneren en maakt weinig fouten. De Lie en Merlier zijn ook indrukwekkend. En dan heb je uiteraard nog Van Aert, maar die kan zoveel meer dan alleen sprinten. Ook De Lie heeft dat potentieel in zich. Hij is supersterk, overleeft zware finales en komt nadien nog tot een deftige sprint, zoals we hebben kunnen vaststellen in de Omloop. Een beetje zoals ik in mijn beste jaren.”
Elia Viviani (Italiaan, 87 zeges)
“Als ik een top vijf moet maken, dan staat Merlier op één, voor De Lie, Van Aert, Philipsen en Gerben Thijssen. Philipsen is meer allround, maar Merlier is de sterkste. Qua positionering voor de sprint staat er geen maat op Van Aert. Hij kan zichzelf in zijn eentje naar voren piloteren en er nadien nog een sprint van driehonderd meter uitpuren. De Lie is de toekomst voor België.”
Dylan Groenewegen (Nederlander, 65 zeges)
“Philipsen bezit de meeste pure snelheid. Qua positionering voor de spurt zijn hij en Merlier aan elkaar gewaagd. In een oplopende sprint van één kilometer aan 4 à 5 procent kom je uit bij De Lie en Van Aert, en dan geef ik De Lie nu al het voordeel. Reuzesterk en hij lijkt geen last van stress te hebben. Waar zijn toekomst ligt? Hij kan zowel in de sprints als in de klassiekers excelleren. Zo deed Tom Boonen dat ook. Ik zou hem die keuze nog niet laten maken.”
Caleb Ewan (Australiër, 59 zeges)
“Als we spreken van een pure massasprint staat Philipsen op één, Merlier op twee en De Lie op drie. Philipsen is intrinsiek de snelste en kan in de laatste vijftig meter het verschil maken. Ook qua positionering is hij de nummer één. Zelfs als hij helemaal alleen zit, vindt hij zijn weg nog vrij gemakkelijk naar voren.
“De Lie is de sterkste. In de Omloop zag je hoe hij na een zware koers nog een sprint van driehonderd meter reed. Indrukwekkend. Daar zie ik Merlier en Philipsen niet toe in staat. Als we spreken van een sprint op een stijgende aankomst van één kilometer kies ik ook De Lie. Duurt de klim langer dan een kilometer, dan lijkt Van Aert de beste. Hij valt in een pure massasprint net naast het podium, maar ik beschouw hem niet als een sprinter.”
Fabio Jakobsen (Nederlander, 40 zeges)
“Ik zal beginnen met de sterkste: Van Aert. Als de weg oploopt, is hij moeilijk te kloppen. De meest katachtige – daarmee bedoel ik versnellen, heen en weer springen en positioneren – is Philipsen. Die beweegt heel goed in de finale. De slimste is Merlier. Hij voelt prima aan wanneer hij nog even moet wachten en wanneer hij moet aanzetten.
“Ik wil ook Thijssen vernoemen. Hij is van mijn beloftecategorie. Ik vind hem een onderschatte sprinter. De Lie is dan weer de toekomst, zowel voor de klassiekers als de sprint.”
Mads Pedersen (Deen, 29 zeges)
“Als het op zuivere snelheid aankomt, is Philipsen de beste. Van Aert is dan weer een meester in positionering en sprints bergop. De meest onderschatte Belgische sprinter is misschien Jordi Meeus. Hij heeft de gestalte van een topsprinter, combineert power met een goede positionering en is razendsnel. Het is nooit a walk in the park als hij meedoet.
“Van De Lie herinner ik mij een sprint bergop in de Ster van Bessèges, waarin hij me klopte. (lacht) Om dat te realiseren moet je echt wel goede benen hebben. Hij is niet enkel een sterke sprinter, maar een sterke coureur in het algemeen. In de Omloop had hij pech, vocht terug en werd toch nog tweede in een lastige spurt. Dat belooft voor de toekomst.”
Classic Brugge-De Panne om 14.50 uur op Eén