InterviewTom Boonen
Boonen voor de Ronde: ‘QuickStep is een zwakke afspiegeling van wat het ooit is geweest’
Wout van Aert heeft een punt: niets moet in het leven. Al vormt de Ronde van Vlaanderen daar wel een uitzondering op, vindt Tom Boonen (42). Van zijn voormalige QuickStep-ploeg verwacht hij dan weer weinig zondag. ‘Ze laten zich intimideren.’
Laten we de Ronde van Vlaanderen even herleiden tot de essentie. Waar rijden Wout van Aert, Mathieu van der Poel en Tadej Pogacar zondag weg en wie van de drie wint het pleit?
“Vanaf de Koppenberg wordt het echt cruciaal. Maar met die drie zou het eerder in de race ook al kunnen. Als iemand zichzelf niet meer kan bedwingen, dan zullen de andere twee volgen. En dan beslist de vorm van de dag. Wat Van Aert deed in de E3 Saxo Classic vond ik een van zijn strafste toeren ooit. Het was de eerste keer dat hij won met zijn hoofd en niet met zijn benen. Dat kan hij in de Ronde zomaar herhalen. Ik denk dat Pogacar de beste man in koers wordt, maar daarom wint hij nog niet.”
Gent-Wevelgem verpakte Van Aert dan weer in cadeaupapier.
“In zijn plaats had ik het wellicht ook gedaan, om er achteraf veel spijt van te krijgen. Heel blij dus dat ik nooit in zo’n situatie ben beland.”
De Omloop in 2015?
“Dat was anders. Terpstra, Vandenbergh en ik, maar ook Stannard (tegenstander van Team Sky, red.). ‘En mannen?’, vroeg ik. ‘Wat gaan we doen?’ Allebei: ‘Ik wil winnen. Ja, ik ook.’ ‘Dat is goed,’ zei ik, ‘probeer maar weg te rijden. Wie voorop geraakt, kan winnen.’ Finaal won Stannard. Nee, ik heb veel ploegmaats hélpen maar nooit zomaar láten winnen.
“Niet dat ik het Van Aert toewens, maar voor hetzelfde geld is zijn koers zondag al na vijf minuten voorbij. Of krijgt die superluitenant pech en heb je er voor de rest van de tijd niets aan. Pas op, ik snap het allemaal wel. Maar ik ben nooit in duo naar de finish gereden. Nooit! In Parijs-Roubaix 2012 moest Niki Terpstra afhaken op de kasseien. Ik had dat toen zelf niet in de gaten. Maar dan nog: op zo’n moment wacht je toch niet? Mocht Van Aert echt gewild hebben, dan had hij Laporte op de Kemmelberg gelost.”
‘Vincere insieme. Samen winnen.’ Het werd al gepredikt bij het oude Mapei en later bij QuickStep. Een hol credo, toch? Uiteindelijk win je als coureur liefst van al zelf.
“Het hangt een beetje af van de fase in je carrière. In 2016, toen mijn palmares er al lag, zag ik Julian Alaphilippe in de Ronde van Californië zijn allereerste eindzege in een rittenkoers ooit pakken. Ik was 35, hij was 23. Dat mannetje lag te huilen in mijn armen. Daar was ik oprecht van aangedaan. Ik was ook blij toen Stijn Devolder de Ronde van Vlaanderen won. Allee, de eerste keer niet, de tweede keer wel. Maar de tijden lijken toch wat veranderd. In de jaren 60, 70 en 80 had een kopman het al helemáál niet in zijn hoofd gehaald om zoiets te doen. Die generatie was daar zeer radicaal in.”
Van Aert laat zich niet de les spellen. ‘Ik moet just niks!’, riep hij in de camera na de E3 Saxo Classic.
“Je moet een kat een kat noemen: hij wordt dik betaald om dat soort koersen te winnen. Dat is toch de bedoeling van alles? Je slooft je geen zes maanden uit om dan plots te zeggen: het is allemaal niet zo belangrijk. De vaststelling dat hij het zogezegd niet moet maar toch doet, betekent dat hij het wel graag heeft.
“Maar ook hier: ik begrijp Van Aert wel. Niets komt op bestelling. Je kunt alleen maar je uiterste best doen en ervoor zorgen dat je 100 procent klaar bent, zodat je alles onder controle hebt wat te controlen valt. In koers probeer je dan je eigen plan zoveel mogelijk in de plooi te laten vallen, maar je ondergaat het ook voor een stuk. In die zin moet niks, je kunt alleen maar heel hard willen.”
Zoals je het zelf ooit plastisch uitdrukte: ‘Ik moet juist niks, enkel…’
“…kakken en doodgaan!”
Vorige vrijdag ging Van Aert figuurlijk dood bergop.
“Ja, maar er stak toch ergens een plan achter. Twee keer gekoerst in drie dagen, en dan zes dagen supercompensatie. Wie zegt dat hij zondag opnieuw een gat zal moeten laten? Tuurlijk, ‘Pogi’ rijdt zo rap omhoog op de Kwaremont. Hij ging al vóór de kasseien. Straf. Dat had ik al heel lang niet meer gezien. De ronderenner in hem, uitblinkend in de cols, wil zo’n inspanning uiteraard zo lang mogelijk maken. Liever vijf minuten dan één, omdat hij weet dat hij in die laatste minuut weleens de kloof zou kunnen slaan. Machtig wapen. Echt knap, trouwens, dat hij zijn zinnen zet op die Vlaamse klassiekers.”
Als hij dat kan, dan Remco Evenepoel ook.
“Ik ben ook geneigd om dat te geloven. Al heb ik daar momenteel weinig referenties voor. Voorlopig blijft hij trouw aan zijn plan. Maar over een jaar of vijf, zes, wanneer hij hopelijk de Tour op zijn palmares heeft staan, moet hij het wel een serieuze kans geven. Zeker in een ploeg met zoveel ervaring en knowhow in dat soort werk. Ook al is ze op dit moment niet zo goed.”
Een understatement.
(grijnst) “Het is perdere insieme, samen verliezen.”
Wat is daar toch aan de hand?
“Ongelooflijk slecht. Oké, ze zijn niet gespaard van pech. Maar het komt steeds op hetzelfde neer: ze zitten gewoon niet waar ze moeten zitten. Dan kom je automatisch terecht in de hoek waar de klappen vallen. Ze laten zich intimideren en rijden ongeïnspireerd rond. Zeer on-QuickSteps. Het is een zwakke afspiegeling van wat het ooit is geweest. Dat vind ik zonde. Het kan natuurlijk niet elk jaar groot feest zijn en ze winnen nu op andere manieren, in andere koersen. Je zou dan kunnen zeggen: laat ze maar de switch maken naar het rondewerk. Maar dat zou afbreuk doen aan wie en wat ze zijn. Op die Vlaamse klassiekers zullen ze altijd voor een deel worden afgerekend. Dat is hun handelsmerk, hun DNA. Dat verloochen je niet.
“Dit Vlaamse voorjaar komt het niet meer goed, daar ben ik van overtuigd. Of Yves Lampaert zou nog eens moeten uitpakken in Parijs-Roubaix. Er is geen kopman, geen leider. Niemand die de rest naar het hoogste niveau tilt. Dat maakt alles hyperfragiel.
“Zelf heb ik het nooit zo pover meegemaakt. 2011 was ook niet super, maar toen won ik wel nog Gent-Wevelgem en werd ik vierde in de Ronde. In 2013 hielp een elleboogoperatie in januari annex 42 antibiotica-infusen mijn hele systeem om zeep. Ik was slecht, niet normaal. Toen viel ik nog eens in Vlaanderen en zat mijn voorjaar er definitief op. Maar ook dat jaar won Chavanel nog wel in De Panne en werd Terpstra derde in Parijs-Roubaix.”
Is dit het symbolische einde van een tijdperk? De grote machtswissel van Soudal-QuickStep naar Jumbo-Visma?
“Tijdelijk verschijnsel, denk ik. Er is genoeg spirit en denkvermogen aanwezig in de ploeg om dit om te buigen. Ze hebben ook nog een zekere Zdenek Bakala (eigenaar, JDK) aan boord, die zich ongetwijfeld in zijn eer gekrenkt zal voelen en zich zal afvragen: wat moet hier gebeuren? Ik heb geen zicht op wat ze concreet van plan zijn. De sponsors zullen daar ook hun zeg in hebben. Maar ik geloof nooit dat Patrick Lefevere zomaar afstand zal doen van zijn klassieke ambities en exclusief zal inzetten op het eindklassement in de Tour.
“Probleem is dat hij voorlopig geen budget heeft om grote profielen aan te trekken. Giganten à la Van Aert, Van der Poel of Pogacar kosten een bom geld en liggen trouwens voor langere tijd vast bij hun teams. Dan moet je al mikken op renners van 250.000 à 300.000 euro, van wie je denkt dat ze weleens goed kúnnen worden of met wie je geluk kunt hebben, zoals Kasper Asgreen. Idem voor de rittenkoersen. Lefevere is zoekende en renners weten dat. In plaats van ‘ik wil graag bij jou rijden, ook al verdien ik wat minder’ zeggen ze nu ‘betaal me het dubbele en ik kom’. Dat is lastig voor hem. Die zware kanonnen, die lang meegaan in de Tour en bepalend kunnen zijn in bergritten, zijn peperduur. Dat zijn kopman-prijzen.”
Geef Lefevere eens de ultieme transfertip.
“Arnaud De Lie. Megaknap wat zo’n ambitieus, goedlachs kereltje van 21 bewerkstelligt bij Lotto-Dstny. Ook al is hij nog jong en moet hij nog veel leren, hij zorgt voor een nieuwe drive bij de ploeg waarop we zo vaak hebben gezeten, ook ik. Ik zou zeggen: niet twijfelen.”