InterviewMark van Vugt
‘Als Rusland beter kon voetballen, was Poetin dan een oorlog begonnen?’
Voetbal en oorlog zijn nauw verwant, beschrijft hoogleraar evolutionaire psychologie Mark van Vugt in een nieuw boek over de evolutie van volkssport nummer één. ‘Hoe beter landen voetballen, hoe minder ze oorlog voeren.’
Soms, na een van zijn wedstrijden op amateurniveau, schaamde de hoogleraar zich kapot. Luidruchtig klagen bij de scheidsrechter, ruziemaken met tegenstanders, zo erg dat zijn vrouw hem op een dag meedeelde: “Mark, ik kom niet meer kijken.”
Wat is dat toch, vroeg Van Vugt zich af, zodra zijn emoties weer wat bekoeld waren. In het dagelijks leven een beschaafde gezinsman en hoogleraar evolutionaire psychologie, verbonden aan de VU in Amsterdam en de universiteit van Oxford. Maar zodra hij een veld betreedt waar twee groepen mannen proberen een bal in een net te schieten, verandert hij in een soort primitieve versie van zichzelf. Een oermens, zo je wilt.
Het vormde een van de aanleidingen om samen met schrijver Kees Opmeer het boek FC Sapiens te maken, dat voetbal bekijkt door een historische bril en probeert te duiden wat het spel ons kan leren over menselijk gedrag.
Schopten oermensen ook al tegen een bal?
“Waarschijnlijk niet. Maar bij voetbal komen wel eigenschappen van pas die jager-verzamelaars al hadden, zoals de jacht, en de gezamenlijke strijd. De oorsprong van het spel zelf is twee-, drieduizend jaar oud, volgens geschreven teksten. In China was er een versie van, in Rome. Twee teams die tegen elkaar strijden en een bal richting het terrein van de tegenstander moeten zien te krijgen. De huidige spelregels stammen uit het midden van de 19de eeuw, van de Cambridge Rules op de Engelse kostscholen. Zo zijn ook die elf spelers ontstaan: op de slaapzalen sliepen tien jongens en één opzichter. Zo begonnen de eerste voetbalwedstrijden: de ene slaapzaal tegen de andere. Het is duidelijk dat de oorsprong van het voetbal in het ontwikkelen van vaardigheden voor het leger ligt: samenwerken, discipline, fysieke vaardigheden.”
Je kunt zo’n redenering ook maken voor basketbal.
“Voetbal werd groot in de tijd van het British Empire. De sporten die er voor de Britten toe deden, verspreidden zich toen snel over de wereld. In vergelijking met veel andere sporten heeft voetbal extra aantrekkingskracht, doordat het toegankelijk is voor iedereen. Een kleine man zal het zwaar krijgen bij basketbal of volleybal, maar bij voetbal kan hij net zo belangrijk zijn als een lange vent. De een is creatief, de ander minder, maar beiden kunnen enorm waardevol zijn.”
In uw boek beschrijft u dat voetbal begon als een voorbereiding voor jongens op de gewapende strijd, maar dat de sport later ook een vervanging werd van oorlogsvoering.
“Klopt. Naarmate samenlevingen vreedzamer werden, zo’n beetje sinds de verlichting, is de trend: meer voetbal, minder oorlog. Mannen strijden in teams negentig minuten lang tegen elkaar onder strikte regels, waarbij de emoties hoog kunnen oplopen, maar waarbij iedereen elkaar na afloop de hand schudt en er geen doden vallen.”
Nu lijkt het net of voetbal tot verbroedering leidt. En al die uitwassen dan? Vreselijke spreekkoren, supportersgeweld.
“Het is inderdaad een delicate balans. Een groep allemaal hetzelfde T-shirt laten aantrekken en laten zeggen dat ze ‘tot één stam’ behoren, leidt doorgaans tot verbroedering binnen de groep, maar ook tot het afzetten tegen andere stammen. Bij een Brits experiment deed een jonge onderzoeker net of hij gevallen was en een blessure had. De zogenaamd geblesseerde droeg soms een shirt van Manchester United en soms een shirt van FC Liverpool, een rivaliserende club. Dit alles gebeurde op een campus waar de meeste studenten United-fan waren, en dat zag je terug in de reacties. Wanneer de ‘geblesseerde’ student een Liverpool-shirt droeg, werd hij beduidend minder geholpen.”
Iemand in nood niet helpen omdat hij een shirt van een andere club aan heeft: voetbal brengt duidelijk het beste in de mens naar boven...
“Toch valt de balans positief uit voor voetbal. Ik durf zelfs de stelling aan: hoe beter landen voetballen, hoe minder ze oorlog voeren. Voor ons boek namen we een steekproef van 25 landen op de FIFA-ranglijst, die landen rangschikt op voetbalprestaties. We zochten van al die landen de defensie-uitgaven op, het percentage van het bruto nationaal product dat wordt besteed aan militaire uitgaven, een maat voor de oorlogsbereidheid. Dan zie je een sterk verband: landen die meer geld uitgeven aan militaire doelen, zijn slechter in voetbal.”
Een oorzakelijk verband lijkt me vergezocht. Of denkt u echt dat Poetin minder oorlogszuchtig was geweest als Rusland het vorige WK in eigen land had gewonnen?
“Natuurlijk, je zou meer onderzoek moeten doen om te ontdekken hoe sterk het verband echt is. Maar dat van Poetin vind ik geen gekke gedachte. Sportprestaties zijn voor dit soort mannen enorm belangrijk om de kracht van hun land aan de wereld te laten zien. Eerst stond hij op de Olympische Spelen in Sotsji in zijn hemd, met de ontdekking van het grootschalige Russische dopingprogramma. Bij het WK voetbal in eigen land vloog Rusland er al in de kwartfinale uit tegen het kleine Kroatië. Wat gebeurt er dan in het hoofd van zo’n man als Poetin? Als je op het sportveld je macht niet kunt laten zien, dan maar buiten het sportveld. En dan vallen er geen goals, maar doden.’