InterviewWout van Aert
‘Alles is aanwezig om erin te geloven’: Wout van Aert is klaar voor zijn WK
Stel je voor: Wout van Aert (27) die wereldkampioen wordt in Leuven, voor een half miljoen uitzinnige fans. Ziet u het feestje al? Zo mooi kan het zondag echt worden. De grote favoriet wil heel graag, gelooft erin, is er klaar voor.
Is een renner van jouw kaliber nog zenuwachtig te krijgen?
“De voorbije dagen niet, maar ik denk dat het zondagochtend anders gaat zijn. Dan zal ik het wel een beetje voelen, vermoed ik.”
Sporters zijn vaak meesters in relativeren, maar groter dan dit wordt het natuurlijk niet. Voelt het als once in a lifetime?
“Ja en neen. Toen ik op de Olympische Spelen was, werd net hetzelfde gezegd. Dat was ook een unieke kans. En toen ik in de Tour een bergrit, een tijdrit én een massaspurt probeerde te winnen, was dat ook geschiedenis schrijven. Dus als je me vraagt of dit de koers van mijn leven is, dan zeg ik: dat is journalistenpraat. Ik wil me die stress niet laten aanpraten. Dit is niet de enige kans in mijn leven om wereldkampioen te worden, maar tegelijk is het uniek: het is de enige keer in mijn leven dat ik de kans krijg om in België wereldkampioen te worden. Ik ga er honderd procent voor, maar probeer het nuchter te bekijken: als ik niet win, zal de wereld niet vergaan.”
Hoezeer komt de WK-gekte bij jou binnen?
“Ik kan er niet aan ontsnappen – en dat hoeft ook niet. Donderdag was onze grote verkenning: er was toen al veel sfeer. Er werd constant naar mij geroepen. Ik denk dat elke renner dat leuk vindt. Als Belgen moeten we opletten dat we ons zondag niet laten meeslepen in al dat enthousiasme. Het kan niet de bedoeling zijn dat we onszelf voorbijrijden omdat we het zo geweldig vinden.”
Er gaan heel veel fans zijn, misschien wel een half miljoen. Heb je een boodschap voor al die mensen?
“Ik wil iedereen nu al bedanken voor de steun en de sfeer. Misschien heb ik een uitdaging voor de supporters die speciaal voor mij komen: doe eens iets waardoor jullie opvallen zodat ik jullie kan zien staan.”
Weet je wie de laatste Belg was die in eigen land wereldkampioen kon worden?
“Oei, neen. Benoni Beheyt, zeg je? In 1963? Dat is lang geleden. Het is sowieso al te lang geleden dat België nog een wereldkampioen had. Dat weet ik wel: Philippe Gilbert in 2012. Wij zijn een wielerland, we hebben een bepaalde status te verdedigen, het zou goed zijn als er een opvolger komt.”
Favoriet zijn, brengt veel druk mee. Vind je dat vervelend?
“Ik geniet er ook van. Het is een droom om in deze positie te zitten, want het betekent vooral dat ik een echte kans heb om te winnen. Niet zoals de mensen soms denken, sommigen doen het lijken alsof het al binnen is. In een koers spelen zoveel factoren mee, alles moet meezitten, dus als je het in procenten zou uitdrukken, heb ik niet zo’n grote kans om wereldkampioen te worden. Maar alles is wel aanwezig om erin te geloven.”
Vorig weekend klonk je een beetje moedeloos, omdat je je vierde zilveren medaille op rij pakte op een groot kampioenschap. Heb je dat gevoel van je kunnen afschudden?
“Ik ben die tweede plaatsen nog altijd moe. Het is niet plezant, hé. Die tweede plaats in de Ronde van Vlaanderen van twee jaar geleden doet ook nog altijd een beetje pijn. Ik had die koers al graag op mijn palmares gehad. Maar als sportman moet je daar wel mee kunnen omgaan. Knop omdraaien en focussen op de volgende koers.”
Er is wat te doen geweest over de selectie van Remco Evenepoel. Zelfs Eddy Merckx had een mening: hij had hem niet meegenomen omdat hij altijd voor zichzelf rijdt. Jij bent daar blijkbaar gerust in?
“Ja. Ik heb honderd procent vertrouwen dat Remco zich helemaal zal smijten voor mij. Hij heeft al verschillende keren gezegd dat hij zich uit de naad wil rijden voor mij. Ik vind het fantastisch om te horen hoe gemotiveerd hij is.”
In het verleden is er wel vaker wrevel geweest binnen de nationale ploeg. Logisch, want tijdens het jaar rijden jullie tegen mekaar. Waarom is het nu anders?
“Dat is ook de verdienste van de bondscoach. Hij heeft een duidelijk plan opgesteld en heeft renners geselecteerd die daar in wilden meegaan.”
Welke rol zie jij voor Evenepoel?
“Remco is een wapen, hij is een renner van wie de andere landen bang zijn. Geef hem tien meter en je hebt een probleem. Als we hem vooruitsturen, moet de rest in de verdediging. Van mij mag en kan hij van ver aanvallen, maar ik vermoed dat hij eerder aanvallen van de concurrentie zal moeten counteren. De andere landen gaan ons in het defensief proberen te duwen. Ik zou Remco daarom geen joker noemen, maar wel een belangrijke troef. Als we hem vooruitsturen, is dat in functie van mij. Uiteindelijk is het de bedoeling om mij in een winnende positie te krijgen.”
Is er iemand met wie je liever niet naar de streep gaat?
“Het zou niet goed zijn om zo te denken. Ik durf tegen iedereen te sprinten.”
Tegen Mathieu van der Poel?
“Ook, maar het is niet dat ik dan al half gewonnen heb. Hij heeft me in het verleden al geklopt.”
Wie is dé grote rivaal voor zondag?
“Daar kan ik niet één naam op kleven. De sterkste blokken zijn Italië, Denemarken en Frankrijk. En daarnaast heb je Pidcock, Van der Poel, Mohoric en Ewan. Ik kan die niet allemaal counteren, neen. Een scenario zoals in Tokio, waar ik alleen overbleef, is het slechtste wat kan gebeuren. Maar als ik zie hoe de jongens de laatste weken allemaal koersen, dan mag ik met veel vertrouwen naar het WK trekken. De ploeg gaat heel veel aanvallen kunnen counteren. Ik reken erop dat we in de finale nog met twee, drie man gaan zijn.”
En zelf aanvallen?
“Ben ik dan slim? Als ik zelf koers maak, heb ik de kans dat ik mezelf isoleer. Soms is de aanval de beste verdediging, alleen moet je het dan wel heel verstandig aanpakken.”
Tot slot, wat doe jij nog tot de start op zondagochtend?
“Zaterdag ga ik nog een stukje fietsen met de ploegmaats en voor de rest niet veel. Misschien een serie kijken, of wat lezen. Ik ga ook naar de koers kijken. Zien of ik nog iets kan leren.” (BA)