InterviewKim Meylemans
‘Aan de start staan zal al een hele opluchting zijn’: skeletoni Kim Meylemans
Na de tranen en de quarantaine is het tijd dat de wereld kennismaakt met haar skeletonskills. Komende nacht start Kim Meylemans (25) haar competitie in Peking, ook al is ze fysiek niet honderd procent: ‘Het verschil tussen een medaille of een tiende plek ligt puur tussen de oren.’
Peking 2022 moest voor Kim Meylemans een climax worden. Voorlopig is het vooral een calvarietocht. Eerst moest ze een quarantaine uitzitten en dan, toen het licht eindelijk op groen ging, liep ze tijdens een training een scheurtje in de hamstrings op. Meylemans zal proberen om toch nog aan honderd procent aan de start te staan, maar het kan haast niet anders dan dat ze haar explosieve start, een van haar troeven, niet maximaal kan uitspelen.
Je kreeg de voorbije dagen veel steun van mensen. Hielp dat?
“Dat heeft me ontroerd. Van overal kreeg ik leuke berichten. Het was overweldigend. Ik zal mijn best doen om die liefde te beantwoorden met een mooi resultaat. Aan de start staan zal al een hele opluchting zijn.”
De ellende begon met je covidbesmetting begin januari. Had je veel symptomen?
“Ik was drie dagen echt wel ziek. Daarna ging het snel beter. De koorts was niet ideaal voor mijn lichaam. Tijdens de infectie deed ik alleen lichte trainingen om de spiermassa te onderhouden. Daarna herbegon ik in de krachtzaal en aan mijn explosiviteit te werken.”
Voor de infectie was je aan je beste seizoen ooit bezig, met een allereerste podiumplek op de Wereldbeker in Innsbruck. Ook toen huilde je, maar van geluk.
“Ja, omdat het niet evident is om als klein Belgenland in een wintersport een medaille te halen in een Wereldbeker. De mensen staan er niet bij stil dat we ook in de wintersport echt goeie atleten hebben zoals Loena Hendrickx, Bart Swings of Armand Marchant. Die podiumplek betekende voor mij een grote opluchting en bevestiging: ‘We zijn goed bezig.’”
Je bijnaam is ‘little Belgian’, is dat symbolisch?
“Ik heb die niet gekozen. Het is gewoon mijn bijnaam in het circuit. Ik ben ook heel klein, maar 1m64. In mijn periode in Duitsland (Meylemans is als kind opgegroeid in Bayern, BF) is dat begonnen, ze zagen me daar ook niet als een Duitse, maar als die kleine Belgische.”
Namen ze je als Belgische atlete dan niet serieus?
“Ik had daar niet echt last van. Het respect van andere landen voor mij is enorm groot omdat we bewezen hebben dat we ertussen kunnen staan, ook omdat ik veel op mijn eentje heb moeten doen. De Nederlandse Kimberley Bos is ook supersterk bezig. Dat vinden andere landen tof om te zien.”
Hoe verklaar je je progressie tegenover de vorige Spelen, toen je als 14de ontevreden was?
“Pyeongchang was een wake-upcall. Als ik ooit echt in de buurt van een podium wilde komen, moest ik veel extra dingen doen. We hebben dan een groot plan uitgewerkt voor vier jaar en elk jaar stappen gezet. Fysiek kon ik niet beter zijn dan begin dit seizoen. Als alleen de Russinnen en de Italiaanse Valentina Margaglio sneller starten, dan doe ik veel juist. En in het materiaal hebben we geïnvesteerd. We hebben nog niet hetzelfde materiaal als de absolute toplanden, maar we kunnen beter concurreren en ik hef het verschil met mijn goede start op. Mentaal was Pyeongchang ook een goede les. Tussendoor verloor ik een jaar mijn topsportcontract, maar ik vocht terug.”
Je vergeleek skeleton met formule 1, wie sleet er dan in een Mercedes?
“Moeilijk te zeggen. De slee is in mijn hoofd minder belangrijk dan de runners, de ijzers eronder en de preparatie ervan. Daar maken toplanden nog een verschil. Maar een slee is ook heel persoonlijk, ik moet daar echt feeling mee hebben. Als je op papier de beste slee hebt, ben je daarmee nog niet de snelste. De stijl van sleeën is heel belangrijk. Maar een Kimberley Bos staat met Kristan Bromley als coach wel sterk (Bromley bouwde als ruimtevaartingenieur eerder ook de sleeën voor de Britse ploeg, BF). De Chinezen, Russen en Duitsers hebben ook topmateriaal, maar we hebben het gat verkleind.”
Je gaf je slee al koosnamen, zoals Tintin.
(lacht) “Dat was een oude slee, die heeft maar een seizoen meegedraaid. Nu heeft de slee niet echt een naam, ik noem hem gewoon ‘Baby’.”
Dan behandel je die slee als een zorgzame mama?
“Inderdaad. Het blijft wel een ding. (lacht) We gaan de slee niet knuffelen, maar gaan er heel respectvol mee om. Het is ook wat bijgeloof.”
Je zei mentaal sterker te zijn. In welke zin, want na deze aanloop zal het nodig zijn?
“Ik werk mijn derde seizoen met Jef Brouwers, dat was superbelangrijk. Sowieso is hij een superheld in de Belgische sportpsychologie. Het helpt me om met hem te babbelen. Hij betrekt ook mijn team, coach en fysiektrainer erbij. Zelfs mijn mama kan bij hem met vragen terecht. Hij leert mij te focussen op wat belangrijk is, hoe ik op mijn sterktes kan terugvallen en hoe ik in competities het resultaat uit mijn hoofd kan zetten. Van mijn sport genieten kan helpen om goed te presteren.”
De druk op atleten was ook een groot thema op de Zomerspelen van Tokio. Hoe keek je bijvoorbeeld naar een Nina Derwael die op dertig seconden goud moest halen?
“Nina werkt ook met Jef. Voor mij was het boeiend om vanop afstand te zien bij hoeveel atleten het ‘beest’ van die Olympische Spelen hun oren overstijgt. Bij Nafi Thiam was die druk misschien nog groter dan bij Nina. Nafi had al eens goud en moest weer goud halen, of het was bij wijze van spreken een schandaal. Ik zie het zo: iedereen die op de Spelen staat, is wereldklasse. Het verschil tussen een medaille, vierde of tiende plek ligt puur tussen de oren. En met Covid-19 erbij is de mentale beproeving nog groter.”
Tijdens je quarantaine kwam je Braziliaanse vriendin en skeletoni Nicole Silveira je achter glas opzoeken. Hoe belangrijk is zij voor jou?
“Dit seizoen bleek het toch een meerwaarde dat ik iemand heb langs de baan of in de kleedkamer die ik graag zie, om het ook allemaal wat te relativeren. Het is bijzonder dat we samen naar de Spelen konden gaan, zeker nu er door corona geen familie mag komen. Bij haar heb ik een rustpunt.”
Ze is tegelijk wel een concurrente voor jou.
“Dat is speciaal, maar we hebben geleerd dat aan de kant te zetten. In het begin van het seizoen was dat niet evident, omdat we met twee verschillende coaches werken. Als de ander het moeilijk heeft op de baan, wil je wel helpen, maar haar coach ziet het misschien anders. We scheiden die twee werelden. De baan is de baan en thuis is thuis. En het is niet zo dat we op de baan tégen mekaar racen, of toch niet als twee boksers tegenover elkaar. Bij ons telt de tijd op het einde van de race.”
Bij een olympische testrun vorig jaar was je eens als eerste geëindigd. Hoe schat je jouw medaillekansen in?
“In vrouwenskeleton is alles mogelijk. Ik zie een twaalftal dames die kunnen meedoen voor de medailles, dat is absurd veel. In het WB-seizoen telden we een negental medaillewinnaressen. Maar het heeft geen nut om over die kansen te speculeren, dat zorgt alleen voor stress. De medaille gaat er niet komen door eraan te denken.”
De baan ligt je wel?
“Absoluut. Het is een lange baan met technisch veel moeilijke stukken. Er kan veel misgaan. Dat zorgt voor spanning. Op de Spelen zijn er ook vier runs.”
Je groeide op in Duitsland en leeft nu in België. Wat in jou is meer Duits en meer Belgisch?
“Ik denk niet dat ik zoveel Duitse mentaliteit heb. Ik ben nogal sociaal. De Duitse skeletonatleten zijn meer op zichzelf en mengen zich niet met de anderen. Ik heb wel de Duitse drang naar perfectionisme, maar dat is eigenlijk ook Belgisch. Want Belgen vinden dat ze nooit genoeg doen. Ik heb in Duitsland wel veel over skeleton geleerd. De Duitse bondscoach zei me eens dat hij het jammer vond dat ik niet meer voor Duitsland sleede. Ik zei hem dat ik dan niet dezelfde atlete zou zijn. Want om in België het niveau te halen, moest ik veel zelf doen, mijn eigen team zoeken en mezelf motiveren. Dat zorgde ervoor dat ik zo gedreven ben. In Duitsland had dat niet gekund of gemoeten. Daar zou ik het systeem moeten volgen.”
Je bent wel fan van de Duitse voetbalploeg Bayern München.
“Ja, omdat ik ben opgegroeid in de buurt van München. Dat is mijn de club van mijn hart. Ook nu nog ga ik eerder voor Bayern supporteren dan voor Anderlecht. Maar als een Belgisch team Europees meedoet, zal ik altijd voor de Belgische ploeg kiezen.”
Zelf voetbalde je ook op een deftig niveau. Is er een Red Flame aan jou verloren gegaan?
“Zonder wintersport had ik eerder in Duitsland verder gevoetbald. Ik was een offensieve middenvelder, een beetje op de positie van Kevin De Bruyne. Ik verdeelde graag ballen en scoorde ook. Bij de jongens was ik nog diepe spits. Maar ik weet niet of ik dan nu bij de Red Flames zou zitten. Ik ben wel fan. Ik ben al drie keer gaan kijken in Leuven. Voetbal is zeker mijn eerste liefde en zal dat na mijn skeletoncarrière weer worden.” (BF)