NieuwsMaatschappij
Nieuwste telling brengt nuance in beeld van dak- en thuislozen in België: ruim kwart zijn kinderen
Net als in de grootstad geldt ook in kleinere steden dat 27 procent van de dak- en thuislozen kinderen zijn. Dat blijkt uit de nieuwste telling van de Koning Boudewijnstichting.
In een garagebox, bij vrienden op de zetel of zelfs op een bankje in het park: lang niet elke Belg kan ’s nachts zijn hoofd neerleggen in zijn eigen bed. Hoeveel mensen moeten zo dagdagelijks zien te overleven? Die vraag probeert de Koning Boudewijnstichting nu al drie jaar te beantwoorden.
Dat doet de organisatie door samen met onderzoekers van LUCAS KU Leuven en UC Louvain CIRTES en tal van overheids- en middenveldsorganisaties letterlijk de boer op te gaan en te tellen. Focusten ze tijdens de eerste twee tellingen vooral op grootsteden, dan kwamen dit jaar hoofdzakelijk kleinere steden en het gebied daarrond aan bod. In totaal zijn er zo al 16.000 Belgen geteld zonder dak boven het hoofd of een eigen thuis.
Wat vooral opvalt is dat veel van de conclusies die de voorbije twee jaar getrokken werden in de grootstad ook daarbuiten van toepassing zijn. Er zijn naar verhouding wel minder mensen zonder thuis in kleinere steden (1 op de 1.000 inwoners) dan in de grootstad (6 op de 1.000 inwoners), maar voor de rest blijven veel conclusies gelden.
Zo kunnen we intussen veilig stellen dat in Vlaanderen en België ruim 27 procent van alle mensen zonder dak of thuis kinderen zijn. Tussen de 30 en 35 procent van de getelde personen blijken vrouwen te zijn. “Deze vrouwen en kinderen brengen de nacht vooral door in tijdelijke opvang”, zegt onderzoeker Koen Hermans (KU Leuven). “Ze slapen bijvoorbeeld bij vrienden of familie.” Dat maakt deze groep veel meer onzichtbaar.
Nuance
Het is daar dat de grote meerwaarde van dit soort onderzoek ligt: het brengt nuance in het beeld van dak- en thuislozen. Te vaak blijft het beeld kleven van de dakloze, alleenstaande man die op straat slaapt – die buitenslapers zijn nu eenmaal overwegend mannen. “Vanuit het standpunt van vrouwen bijvoorbeeld is het begrijpelijk dat ze de gevaarlijke straat vermijden”, zegt Hermans. “Maar dat kan ook nefaste gevolgen hebben. Bijvoorbeeld dat ze bij vrienden of familie slapen, maar dat daar sprake is van misbruik.”
Dat soort informatie is essentieel om goed beleid op te stellen: het toont dat het nuttig is om op zoek te gaan naar vrouwen en kinderen die van sofa naar opvanghuis hoppen. Volgens de onderzoekers zetten de tellingen lokale besturen in elk geval aan om eigen beleid op poten te zetten.
Al kan het nog beter, zo vindt Vlaams minister van Armoedebestrijding Benjamin Dalle (cd&v). Hij maakte 92.644 euro vrij om verdere tellingen te ondersteunen en te extrapoleren naar heel Vlaanderen.
“Toch is er meer nodig”, zegt Dalle, die aanstuurt op interfederale samenwerking en het thema op de agenda zet van de Interministeriële Conferentie. “We willen de tellingen dak- en thuislozen structureel te verankeren”, zegt Dalle. “Het is immers pas door op regelmatige basis, in verschillende regio’s, dergelijke tellingen uit te voeren dat we betere en meer betrouwbare Vlaamse cijfers verkrijgen.”